't Kortswylige steekertie
(1654)–Anoniem Kortswylige steekertie, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
Stem: Florida ey soo het Weesen Magh,
Ga naar margenoot+Wegh soete malle vryjeryGa naar margenoot+
V doen dat is maar sotterny
En al u lieve lonken
Dat is bedrogh Ian schyn
De wellust min haar pijn
Die mackt u schilijck droncken.
Ga naar margenoot+Ey Ciladon heeft niet myn Soon
Van booven uyt der Gooden Troon
Geschooten met zijn schigten?
Soo dat naa oogh en schyn,
Getreft is Rooselyn,Ga naar margenoot+
Die u Minsla verlighte.
| |
[pagina 163]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
‘k Wil hemte water en te broot,
‘k Blyf hem getrou tot in de doot.
Monsr.
Behoeften wy een haert en tyk,
Wy syn lang eens in ‘t Hemel-ryk.
- - - - - - - -
Ga naar margenoot+Al heeft myn Kupido geraakt,
En of myn hart van liefde blaakt,
De brandt sal ick verkoele
By myn, so dat de MinGa naar margenoot+
Versmooren moet, die in
Myn leeden schijnt te woelen.
| |
[pagina 164]
| |
Ga naar margenoot+Agh die het Minne recht in siet
Voorwaer het is en ‘t is oock niet
Wie kan hier recht van spreeken?
Of blijck van doen terstont
Waar min op is gegrondt
Dat vast blijft onbesweecken.
Ga naar margenoot+Wel vrindt dit is in kort geseyt
Liefden is min, eer, vastigheyt
Waar door het moet geschieden
Eer dat een man of Vrou
Kan treede tot de trou
Of ondertrou komt bieden.
Ga naar margenoot+Men weet wel wat u liefde is
Hier van heb ick versekernis
Dat liefde zijn maar woorde
De woorde zyn maar windt,
V geyle lust ons mindt
Waar best dat ghy ’t smoorde.
| |
[pagina 165]
| |
- - - - - - - - | |
Van die Iuffr. en Monsr.
Iuffr.
Neen langst selfs is te noble kruyt,
Ie stoept er my nog so niet uyt.
Monsr.
Al sitje hier je bense niet
Voor dat er niemant over schiet.
- - - - - - - -
Ga naar margenoot+Mijn Min dat is Ey Rooselyn,
Niet dan bedrogh en enckel schijn
Soo wil ick Minne staaken,
En leeven heel gerust
Myn ziel die verlust
Om soo aant eyndt te raacken.
C.I. Bruyningh. Bindt altyt vast. |