| |
| |
| |
| |
Margo Scharten- Antink
(Zutfen, 7 september 1867 - Florence, 26 november 1957)
Margo Antink werd op 7 September 1869 in Zutphen geboren. Haar vader, Gerard Antink, was eerst ontvanger en later controleur van de belastingen. Hij was een kunstzinnig man; hij had een mooie stem; en Margo had grote bewondering voor hem. De Antinks waren van gelderse afkomst.
Haar moeder Everdine Woltyn Jansen kwam uit het Overijsselse. Ze was gefortuneerd, heel jong wees geworden en werd opgevoed bij een tante, die het niet breed had en een groot gezin moest groot brengen. Margo's moeder was streng calvinistisch, niet ontwikkeld maar wel pienter. Ze had een moeilijk karakter, dat door een sterk gevoel voor humor eenigszins werd ingetoomd. Margo woonde als kleuter in Heereveen; daarna in Doetichem, waar ze op de lagere school kwam en tenslotte in Bergen op Zoom.
Ze had geen lyrische natuur en kende geen zelfvertedering. Toen in 1926 Mevrouw van Zeggelen allerlei schrijfsters om jeugdherinneringen vroeg, om die in een bundel ‘Onze Mei’ te verzamelen, was Margo, naar ik vermoed, de enige, die antwoordde: ‘ik was een heel gewoon kind dat zich nooit bewust gelukkig, noch ongelukkig voelde; een kind dat bestond en gezond was; dat op school ijverig leerde en knikkerde in den tuin. Ik vond mezelf volstrekt niet interessant; best mogelijk dat ik weleens niet begrepen ben, maar dan heb ik het niet gemerkt.’
Maar haar man, ‘haar altijd verwonderde ridder’ zo als Dirk Coster hem heeft gequalificeerd, dacht er anders over. Die had wèl iets over de jeugd van zijn aanbeden vrouw te vertellen, ofschoon hij haar toen niet heeft gekend. Hij spreekt over ‘een lekkere rooie vlecht’; over ‘gezellige, gouddoorsproete rooie wangen’; ‘het bloeiende kind, met het eenvoudig, oprecht karakter, de koddige invallen en den gevoeligen aard, die zich nooit uitte.’ Hij vertelt, hoe ze als meisje van twaalf jaar ‘schreide in haar bed, alleen om de klank van Fransche verzen, die ze niet begreep.’
Toen ze dertien jaar was, schreef ze op haar kamertje, in het geheim, haar eersten roman ‘George Couvron.’ Haar pseudonym was Victorine d'Oxème. (Ze had blijkbaar van kind af een voorliefde voor franse klanken). Ze bracht hem naar de plaatselijke courant en hij verscheen in een reeks feuilletons. Haar moeder zat die elken avond ernstig te
| |
| |
lezen, terwijl Margo in dezelfde kamer haar huiswerk maakte. Niemand vermoedde iets, totdat op een middag, aan de koffiemaaltijd, een boek voor de jongejuffrouw werd binnengebracht, dat het inschrift droeg: ‘met den vriendelijken dank van de redactie van de Bergen op Zoomse courant.’ Er volgde een scène, ‘die mijn pen weigert te beschrijven,’ zoals Carel Scharten het uitdrukt. Haar moeder ging naar de school om te vragen, of Margo 'tje in de toekomst niet een dubbele portie huiswerk kon krijgen. Maar de vader was in zijn hart trots op zijn voorlijke kind en sneed er over op tegen zijn vrienden.
Er was in Bergen-op-Zoom in dien tijd juist een gymnasium opgericht, maar dat was niet bereid om meisjes toe te laten. Daarom werd Margo naar de Kweekschool gestuurd en daar haalde ze de acte lager onderwijs. Toen haar vader naar Leiden werd overgeplaatst, kreeg ze daar de gelegenheid om frans te studeren en verwierf vlot het diploma middelbaar A. Ze bracht een zomer in Morges door, bij een Vaudoise familie om routine te krijgen in het frans spreken, een onbekommerde tijd met vele bergtochten; maar daar kwam een eind aan, toen haar vader met een zware ziekte te kampen kreeg. Margo was toen 21 jaar; ze paste hem maanden lang op; haar moeder kon het lijden niet aanzien. Ze is haar leven lang een toegewijde, onvermoeibare ziekenverpleegster gebleven.
Na den dood van haar vader werd ze tot lerares benoemd aan de meisjesschool in Zwolle, op voorwaarde, dat ze zou doorstuderen voor middelbaar B. Maar het lesgeven eiste veel van haar kracht; ze kwam er niet toe geregeld te studeren. En ze was zo geliefd, dat niemand er aanmerking op maakte, dat het vereiste diploma uitbleef....Ze woonde nu samen met haar moeder. In den zomer volgde ze een cursus in Parijs van de Alliance française; ze kwam terug, vervuld van Flaubert, Zola, de Goncourt, Baudelaire, Verlaine, Verhaeren. De literatuur nam haar leven definitief in beslag.
In 1899 bracht ze met haar moeder een vacantie in de Ardennen door en daar ontstond haar novelle ‘Catherine’. Het merkwaardige van Margo's werk is, dat men van de hoofdpersonen eigenlijk nooit een prototype in haar omgeving kan aanwijzen, noch voor Catherine, noch voor Sprotje, noch voor Koen van Wessum in ‘de vrije Amerikaan’. Deze eerste novelle, onder den naam M. Antink gepubliceerd, was zo fors geschreven, zo sterk en nuchter geobserveerd, dat van Deyssel in zijn, zeer prijzende, kritiek aldoor spreekt over ‘de schrijver’ en ‘hij’.
| |
| |
Ook in ‘Het commieske’ in den bundel ‘Van scheiding en dood’ treft ons een stoerheid en een belangstelling voor concrete problemen (hier het proces, waardoor beetwortelen in de fabriek tot suiker worden verwerkt) die we eerder bij een man dan bij een jonge vrouw zouden verwachten.
In 1901, toen Margo dus ruim 31 jaar was, ontmoette ze, ten huize van den rector van het Zwolse gymnasium Dr. N.J. Beversen, den 22-jarigen Carel Scharten, die als extraneus de lessen in de 6e klasse volgde. Deze ontmoeting, die na een jaar door een buitengewoon gelukkig huwelijk werd gevolgd, is voor onze literatuur van uitnemend belang geweest.
Het begin van hun samenwerking was journalistiek. Charles Boissevain benoemde hen samen tot correspondent van het Handelsblad in Parijs. Margo nam ontslag als lerares; ze trouwden 21 mei 1902 in Valkenburg, waar haar moeder zich voorlopig had gevestigd en ze trokken samen naar Parijs. Vooral Carel genoot van het nieuwe; hij had nog weinig gereisd en werd overrompeld door de mooie stad en haar historie. Ze gingen op in hun jong geluk en kwamen weinig in contact met franse kunstenaars of intellectuelen. Ze hadden enkele Hollandse vrienden, o.a. den lateren professor van Loghem, die toen als jong dokter aan het instituut Pasteur werkte. Hoezeer ze die eerste jaren hebben genoten, blijkt wel uit het feit, dat ze hun hele leven geen afstand hebben kunnen doen van enkele sobere meubels uit dat stralende begin, o.a. hun schrijftafels, waaraan ze tot het eind hun literaire werk hebben geschapen.
Hun correspondentschap voor het Handelsblad viel hun weldra zwaar. Ze moesten tentoonstellingen, concerten en toneel bespreken; ze moesten over politiek schrijven, kamerzittingen, ‘faits divers.’ In het begin boeide het werk hen, maar het eiste grote inspanning en ze waren allebei nogal eens ziek. Bovendien hadden ze geen van beide de flair en de hartstocht voor nieuws van den echten journalist; wat wel hieruit bleek, dat ze in hun eerste jaar toen het volle zomer was, in jeugdige onbezonnenheid, een reisje naar Barbizon gingen maken, zelfs zonder adres achter te laten. Toen ze in Parijs terug kwamen, wachtte hun een stapel telegrammen. Zola was tijdens hun vacantie gestorven; ze hadden er geen letter over geschreven. Dit is maar één voorbeeld uit vele. Tenslotte moest het wel spaak lopen: ze kregen hun ontslag.
Ondertussen was Margo bezig met het schrijven van ‘Sprotje,’ dat meesterwerk van deernisvolle mensenliefde, met haar oude voorliefde
| |
| |
voor wat verworpen en weerloos is, maar nu doorstuwd van grotere warmte, alsof het eigen geluk haar hart zachter had gemaakt.
Dit boekje is innig hollands van sfeer. Had Margo zonder het te weten in Parijs heimweh naar het eigen land? Beaamde haar hart onbewust de tekenende woorden van ‘Het vrouwtje van Sidney’ (uit den bundel ‘Van Scheiding en Dood’): ‘Nooit, nooit, nooit moest je voorgoed uit je land gaan, je hoort bij den grond, je hoort bij de lucht, bij de huizen, de boomen, de bosschen, bij alles wat je jeugd heeft omringd.’
In elk geval: in 1905 keerden ze naar Nederland terug en ze richtten zich eenvoudig in, in een aardig huisje in Apeldoorn, waar in 1906 hun eenig dochtertje Theo werd geboren. Ze hadden er een groten tuin met vruchten en bloemen, maar er waren financieele moeilijkheden en Scharten kreeg zoveel last van zijn oude kwaal asthma, dat de dokter een verblijf in het Zuiden voorschreef. Ze trokken naar Lugano en uit de herinnering aan wat ze om zich heen hadden gezien, toen ze in de rue d'Assas 126 in Parijs woonden, ontstond het eerste boek, dat ze samen schreven ‘Een huis vol mensen’, dat dadelijk een enorm succes had.
Toen begon hun leven van reizen en trekken in Italië, dat het des te onbegrijpelijker maakt, dat ze in die jaren zoveel tot stand hebben gebracht: telkens verhuizen en een milieu scheppen; telkens je instellen op een andere omgeving. Het was vooral Margo, vol energie, die de levenswijze in Italië en de Italianen als volk grondig wilde leren kennen en niet op één plaats wilde blijven hangen. Hollandse vrienden steunden hen met fijngevoelige tact financieel, want zelfs van een bestseller kan een Nederlands auteur er nog niet komen. Ze zwierven van Suna aan het Lago Maggiore naar Florence, Santa Margherita Ligure, Tremosine boven het Lago di Garda, Siena, Napels en Capri. In 1912 vestigden ze zich eindelijk in Compiobli, het eerste station op de lijn Florence-Rome. Ze hadden de tweede verdieping gehuurd van een villa, waar de eigenaar beneden woonde. Op het erf huisden drie boerengezinnen, wier verhouding tot den eigenaar enigszins met ons ‘pachter’ overeenkomt. Met deze gezinnen hadden ze een geregeld en intiem contact. De landelijke scènes in ‘Het geluk hangt als een druiventros’ weerspiegelen het leven zoals ze dat daar leidden.
Na twee jaar begon de eerste wereldoorlog. Het echtpaar kon het niet verdragen, dat zij in zo'n idyllische omgeving verbleven, terwijl de
| |
| |
wereld in brand stond. In den winter 1914-1915 woonden ze bij een vrienden in Florence, vol spanning, of Italië zich bij de geallieerden zou voegen, wat ze hartstochtelijk wensten, al begrepen ze, dat ze dan van het vaderland afgesloten zouden zijn en geen middelen van bestaan zouden hebben. Daarom keerden ze in Maart '15 naar Nederland terug. Ze trokken eerst in een gemeubelde boerderij in Blaricum; daarna vestigden ze zich in Laren in een eigen huisje, met altijd maar weer de moed om zich in te richten en een ‘thuis’ te maken. Maar het klimaat bleek slecht voor Scharten; hij viel van de ene longontsteking in de andere. Margo paste hem dag en nacht op, zonder hulp. Het enige lichtpunt van deze in alle opzichten moeilijke oorlogsjaren was de nieuwe vriendschap met de Roland Holsten. Henriëtte en Margo, beide vrouwen van formaat, beide eerlijk en diep. Het moet, bij alle verschil, een herkennen van gelijk niveau zijn geweest.
In dezen donkeren tijd vluchtten Carel en Margo in gelukkiger herinneringen en ze schreven het boek vol zon en warmte: ‘Het geluk hangt als een druiventros.’
Toen de winter van '18 naderde, zag het er met Carel's gezondheid bedenkelijk uit. Goede vrienden, Roland Holst, Huizinga e.a. boden hun een verblijf in Zuid Engeland aan. De eerste mogelijkheid tot reizen deed zich voor in Januari '19. Op slag trad bij Carel het herstel in. In die maanden werkte Margo aan ‘In den vrijen Amerikaan.’ Hoe ze aan den opzet van dit boek is gekomen, kan zelfs de dochter niet verklaren. Voor geen van de personen, die er in voorkomen, is een model in haar omgeving te vinden. Het is raadselachtig, waarom ze zich zozeer in dat burgerlijke, benepen, haagse gedoe heeft verdiept, met als hoofdfiguur de kleine groentenhandelaar in de Trompstraat, de vrijbuiter, die tenslotte naar Amerika terugkeert, waar hij indertijd vrouw en dochter heeft achtergelaten. ‘De eenvoudige goedheid, dat was de kern der dingen en de oplossing van alles,’ overpeinst hij in een moment van inkeer. Dit zou men de quintessens van hun romans kunnen noemen: goedheid en eenvoud, die onoverwinnelijk blijken te zijn.
Zodra de wereld weer open stond, begon het leven van reizen opnieuw: van najaar '19 tot voorjaar '22 in Clarens aan het meer van Genève; maar daar hebben ze zich nooit thuis gevoeld en er is geen enkele neerslag van in hun werk te vinden. De gezondheid van Scharten had zich hersteld en ze begonnen de triologie ‘Francesco Campana’, waarin vooral hij veel autobiographica heeft verwerkt. Ze verlangden naar
| |
| |
Italië terug: eerst gingen ze naar het Lago Maggiore, de italiaanse Rivièra, dichtbij Genua, Varazze (zie de blinde muziekmeester in Francesco Campana) Aranzano, waar de moeder van Margo, die van hun verblijf in Laren af, altijd met hen meegereisd was, stierf; en vanaf het najaar 1924 in Florence, waar het dochtertje, een zeer begaafd intelligent meisje, dat toen juist achttien jaar was geworden, het franse instituut bezocht. Een jaar later huurden ze het huis in de via Bertelli, waar ze tot hun dood hebben gewoond. Nu kregen ze ook contact met intellectueele kringen. Toen ze een tentoonstelling van den schilder Giovanni Fattori bezochten, kwam het eerste plan voor ‘de Nar van de Maremmen’ bij hen op. Margo, die de ondernemendste was van de twee, besloot de omgeving, die hij geschilderd had, de kuststreek tussen Grosseto en Rome, te gaan verkennen. Toen ze de landschappen met eigen ogen zagen, groeide langzamerhand in hun fantasie de figuur van Renato Focandi, die met Fattori alleen gemeen heeft, dat hij ook schildert. In zijn wijsheid was hij een heel ander mens. Het waren voorspoedige jaren, vol werklust. Margo had het grootste aandeel in ‘Het wonder der liefde’. In ‘de Groote Zorzi’, waar een lange voorstudie aan het schrijven was voorafgegaan, was het Margo, die het visioen van het Venetië van ± 1500 opriep en Carel, die de beschrijving gaf van Giorgione's schilderijen en die de noten verzorgde.
In 1939 werd Margo 70 jaar. Er was een plan, dat dit in Holland feestelijk gevierd zou worden en dat ze een reisje naar Zeeland zouden maken, het geboorteland van Carel, waar Margo nog nooit was geweest. Maar het uitbreken van den 2en oorlog stuurde alles in de war. Wel kreeg ze veel bewijzen van dankbaarheid en bewondering. De regering erkende haar verdienste door haar tot ridder in de orde van Oranje Nassau te benoemen. Dit alles deed haar goed.
In de eindeloze oorlogsjaren schreef Margo een dagboek, waarvan slechts enkele fragmenten in Elsevier's Weekblad zijn verschenen. Misschien is het geheel wat lang, maar er zou toch zeker méér van gepubliceerd moeten worden. Het is zeer anti Duits, hier en daar wat subjectief, maar tekenend voor haar felle persoonlijkheid.
Eindelijk kwam de bevrijding onder heftige spanning. De Duitsers lieten alle bruggen springen, behalve de Ponte Vecchio. Langs de twee Lung'Arni gingen de oude paleizen de lucht in. Het baatte den bezetter echter niet. De Arno lag bijna droog; de geallieerden hadden in korten tijd noodbruggen geslagen en werden door de bevolking met open
| |
| |
armen ontvangen. Maar naar den kant van Fiesole, waar de Schartens woonden, hielden de Duitsers nog het langst stand. Het dak van hun huis vloog er af in duizend stukken. Margo leefde met alles mee in grote bewogenheid.
In '47 trouwde het enige dochtertje, een vreugde en een bitter gemis tegelijk. Enkele maanden later werd Scharten ziek. Hij was de jongste en leek de sterkste, nu zijn asthma hem niet meer plaagde. Drie jaar lang, van najaar '47 tot najaar '50, heeft Margo hem alleen verpleegd. Ze wilde geen hulp, ofschoon het de laatste maanden heel zwaar werd. De dokter en intieme vrienden bewonderden haar energie.
Toen stond ze alleen. Ze was alles tegelijk kwijt: haar man, haar ridder, haar compagnon bij den arbeid; den dagelijksen gezel, met wien ze haar eigen taal kon spreken.....Ze had nooit van schipperen geweten en kon ook nu geen mensen om zich heen velen, voor wie ze geen volmaakte sympathie had. En een buitenlandse kolonie is uit den aard der zaak een samenraapsel. Ze was zeer bevriend met de jongste dochter van den schilder Nieuwenkamp en ze had enkele trouwe Italiaanse vrienden. Maar bij de laatsten bleef de taal een handicap voor haar. Scharten, die er nooit les in had genomen, sprak feilloos Italiaans; maar al had zij de grammatica bestudeerd, het bleef een vreemde taal voor haar, waarin ze zich niet volkomen kon uiten.
Sinds den laatsten oorlog kwam Margo nog vier keer naar Holland: in '47 en '49 met haar man; in '52 met haar dochter en in '55 alleen. Na den dood van Carel heeft ze er wel over gedacht, zich in haar geboorteland te vestigen, maar in een rusthuis zou ze niet hebben kunnen aarden en ze had in Florence een parel van een dienstbode, een eenvoudige vrouw uit een primitief bergdorp in de buurt van de streek, waar ze Lazzaretti hadden doen herleven (Nar van de Maremmen I); iemand, die slechts leefde om haar te verzorgen. En dan: het graf van Carel, dat ze niet alleen wilde laten....
Op den ochtend van haar 87en verjaardag, 7 September '56, trof haar een attaque, waarvan ze niet meer zou herstellen. Na den dood van Carel was ze zich op het einde gaan voorbereiden. Ze had er herhaaldelijk over gesproken en in de lange maanden van haar invaliditeit, gedeeltelijk verlamd en zeer geremd in het spreken, bleef ze er mee bezig. Ze bezat de anima naturaliter christiana en groeide steeds meer naar God toe. Ze eindigde, zo als ze had geleefd: eerlijk, zonder franje. Een sterke, warme, gave persoonlijkheid.
Annie Salomons
| |
| |
| |
Bibliographie
1899 | Catherine. Erven F. Bohn. Haarlem. |
1901 | Van scheiding en dood. idem. |
1905 | Sprotje. G. Schreuders. Amsterdam |
1909 | Sprotje heeft een dienst. Wereldbiblioteek. Amsterdam. |
1910 | Sprotjes verder leven. idem. |
1919 | De eerste uitgave van de drie delen tezamen als één roman ‘Sprotje’ |
Het is later door de W.B. herdrukt. Het is ook bij Elsevier's uitgekomen als premie (verkort). En er bestaat een herdruk van deel I in Transvaal.
1912 | Vier vertellingen uit ‘Van scheiding en dood’. |
1927 | 2e- vermeerderde druk getiteld ‘Vijf vertellingen’. |
1917 | Typen en Curiositeiten uit Italië. bundel van 8 novellen, waarvan 3 van M.S.A. |
1918 | Angelina's Huwelijk. Wereldbibliotheek. |
1921 | In den vrijen Amerikaan. idem. |
1922 | Het bekertje van Valentijn. zes novellen, waarvan 2 van M.S.A. |
1923 | Liefde-geluk. Catherine en Angelina's huwelijk. opgeg. als de 2e druk. gebundeld. Na haar dood Angelina's huwelijk herdrukt. |
1951 | Na den dood van Scharten heeft Margo geen werk meer uitgegeven, alleen heeft ze de ‘definitive tekst’ voor de 4e druk van ‘Catherine’ vast gesteld. Voor de werken, die het echtpaar gezamenlijk heeft geschreven, zie het jaarboek 1950-'51 pag. 184. (Dirk Coster over Carel Scharten). |
|
|