Marcus Boas
(19 Juni 1879, Amsterdam, 6 Mei 1942)
Marcus Boas werd de 19 Juni 1879 te Amsterdam geboren. Reeds na enkele jaren overleed zijn vader, waarna hij alleen door zijn moeder werd opgevoed; door haar hertrouwen later kreeg hij een tweeden vader die steeds zeer goed voor hem is geweest.
In 1891 werd hij leerling van het Stedelijk Gymnasium in zijn geboortestad, waar het onderwijs van den leraar in het Latijn, dr IJ. H. Rogge, reeds aanstonds zulk een liefde voor de oude talen in hem wekte, dat het van meet af aan reeds vaststond dat dit het vak zijner studie zou worden. Na het gymnasium vlot doorlopen te hebben - verscheidene keren werd hij cum laude bevorderd - werd de jonge Boas student aan de Universiteit te Amsterdam; zijn leermeesters voor het Grieks en het Latijn waren daar Naber, later Kuiper, en Karsten. Met de beantwoording van een prijsvraag over Simonides verwierf hij in 1903 de gouden medaille; in 1905 volgde zijn promotie, cum laude, op een proefschrift de Epigrammatis Simonideis.
Aan het eind van hetzelfde jaar verloofde Boas zich en begin 1906 werd hem vanwege het Philologisch Studiefonds te Utrecht een stipendium toegewezen voor een studiereis naar Rome. Als voorbereiding studeerde hij gedurende het zomersemester te Bonn, waar Solmsen, Brinkmann en Loeschke hem leiding gaven; hij werd er ook lid van de Bonner Kreis, met de leden waarvan hij tot in later jaren betrekkingen onderhield. In het najaar van 1906 in kennis gekomen met prof. Vollmer, vond hij bij deze veel-belangstelling voor zijn studiën. Met een ‘machen Sie den Cato’ wekte Vollmer hem op tot wat later zijn levenstaak zou worden: het bezorgen van een moderne editie der Disticha Catonis; het werk was bijna voltooid toen hij stierf.
In Mei 1907 teruggekeerd van Rome was Boas gedurende korte tijd leraar aan het gymnasium te Alkmaar; teruggekeerd naar Amsterdam trouwde hij in 1910; uit zijn huwelijk werden vier kinderen geboren. In de hierna volgende jaren was hij gedurende enige tijd werkzaam aan het gymnasium te Amsterdam, maar op den duur besloot hij zich te bepalen tot de opleiding voor het Staatsexamen, een vorm van onderwijs die hem bijzonder lag en waarbij hij steeds veel succes had. Zijn oudleerlingen, waarvan er verschillende mannen van wetenschap werden, getuigden later gaarne van hetgeen zij voor hun geestelijke vorming aan