Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1870
(1870)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen gedaan in de vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1869-1870. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. De Fransche Leidsche Courant.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willekeurig des dichters woorden, ter eere dier beide hooggeleerde slachtoffers in de herinnering terugroepen: Uw roem zal ieders weetlust wekken,
Ten voorbeelde en ten prikkel strekken
Aan hun, die treden in uw spoorGa naar voetnoot1.
En toch, al heeft de naam van Mr. Johan Luzac aan de Fransche Leidsche Courant hare groote vermaardheid geschonken, zoo is, vreemd genoeg, tot dusverre hier te lande niemand uitgelokt geworden om, met behulp der nog in de familie Luzac aanwezige papieren betrekkelijk die courant, iets meer van de geschiedenis van dat nieuwsblad aan den dag te brengen dan tot hiertoe bekend was. Vandaar dan ook, dat de nasporingen van den Heer Hatin, in den zomer van het jaar 1864, naar de lotgevallen van dit zoo bij uitstek vermaarde nieuwspapier, geenszins datgene opleverden wat men redelijkerwijze had mogen verwachten, en de duidelijke blijken dragen hoe weinig en hoe gebrekkig zij waren ingelicht, die toch nog meenden iets te weten. Jammer maar, dat de dood van Mr. Jan Luzac, den Secretaris van het Collegie van Curatoren der Leidsche Hoogeschool, de naaste aanleiding worden moest tot verbetering en vermeerdering dier kennis! De papieren en brieven toch van Mr. Johan Luzac betreffende zijne medewerking aan de courant, overgegaan op zijnen derden zoon, Mr. Corneille Jean Luzac, den lateren voorzitter der Arrondissements-Rechtbank te Leiden, waren bij diens overlijden in het jaar 1861 gebleven onder berusting van diens eenigen zoon, den zoo even vermelden Mr. Jan Luzac. Slechts éénmaal, tijdens de groote | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worsteling van het Amerikaansche volk, ontleende deze aan dit archief eene mededeelingGa naar voetnoot1, waarvoor, vreemd genoeg, deze papieren meer geschikt waren, dan voor bouwstoffen tot het schrijven der geschiedenis van de courant. Wel is waar, bleken zij tot toelichting en opheldering onmisbaar te zijn, maar de briefwisseling, bovenal met de Amerikaansche Staatslieden, voor zooverre hier aanwezig, liep meer over philologische en staatkundige vraagpunten in het algemeen, dan over zaken die de courant betroffen. Gelukkig intusschen, dat dezelfde hand die ons deze papieren tot nader onderzoek deed toekomen, in de gelegenheid was uit den boedel van wijlen Mr. L.C. Luzac, den eenigen zoon van Mr. Etienne Luzac, broeder van den Hoogleeraar, en uitgever der courant, oorspronkelijke stukken, afschriften en aanteekeningen betrekkelijk de courant aan te wijzen, waaruit veel wat bekend was nader en beter, en veel wat nog niet bekend was nu eerst in 't licht kon worden gesteld. Toch is de waarschuwing tegen teleurstelling niet overbodig, want menig stuk schijnt verloren of vernietigd te zijn. Het laatste woord over de geschiedenis der Fransche Leidsche Courant wordt dus ook hier nog niet gesproken.
Het oudste, mij thans bekende, spoor der Fransche Leidsche Courant heeft tot de verzameling van wijlen den Heer I. MeulmanGa naar voetnoot2 behoord, en was, blijkens den stempel der Amsterdamsche ‘Stads-Bibliotheek’ van daar afkomstig. Die Traduction libre des Gazettes Flamandes & autres. du Mardi 5 Octobre 1677. A Leide, chéz J. van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelder à la Tortuë le 5 Octobre 1677. 4 bl. kl. 4o, in twee kolommen gedrukt, met signature Lll, heeft geheel hetzelfde aanzien als de 52 eerste nummers van het jaar 1678, die tot de verzameling behooren van mijnen vader, en waarvan door mij indertijd uitvoerig verslag is gedaanGa naar voetnoot1. Het opmerkelijkste evenwel is, dat de signature Lll van dit op zich zelf staand nummer zoo goed als zeker aanwijst, dat het eerste nummer van het blad op Dinsdag 23 Maart 1677 verschenen isGa naar voetnoot2. Blijkens de verzameling van het volgende jaar gebruikte men immers voor die signature 23 letters van het alphabet (de J, U en W werden niet gebezigd); dan begon men weer op nieuw Aa-Zz, en verder Aaa-Zzz. Zoo wijst dan de signature Lll het 57ste nummer aan. Nu is maar de vraag: kwam het blad in 1677, evenals in 1678, reeds tweemaal 's weeks uit? Het terugvinden van nog één nummer van dit jaar kan alleen deze vraag met zekerheid doen beantwoorden; want, ofschoon een 57ste nummer eene onmogelijkheid is bij eene uitgave éénmaal 's weeks, zoo kon de signature, in een vorig jaar aangevangen, zijn blijven doorloopen, in welk geval het eerste nummer op Dinsdag 8 September 1676 zou verschenen zijn. Mij komt het evenwel 't meest waarschijnlijk voor, dat de uitgave aanstonds tweemaal 's weeks geschiedde, ofschoon ook nog mogelijk ware, dat in den aanvang slechts één nummer per week werd bezorgd, en dat later een tweede nummer is uitgegeven. Voegen wij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er nog bij dat in 1678 de signature Lll reeds op het nummer van Mardi 19 Juillet voorkomt, en het nummer van Mardi 4 Octobre gemerkt is Kkkk. Slaan we thans nog eens een blik op de verzameling van mijnen vader. Wat vereenigd had moeten worden ziet men dikwijls gescheiden, wat gescheiden moest zijn, werd dikwijls vereenigd. Dit laatste is blijkbaar hier geschied, en zoowel de Heer Hatin als ik zijn daardoor verschalkt geworden. Want de omstandigheid, dat op het nummer der Traduction libre cet. du Jeudi 8 Juin. 1679, signature Zz, het nummer van La Gazette d'Amsterdam, du Mardi 13 Juin 1679, signature Aaa, volgt, is nog volstrekt geen bewijs, dat men, gelijk door mij is beweerdGa naar voetnoot1, hier met eene en dezelfde courant te doen heeft. Beide couranten toch kwamen op dezelfde dagen, tweemaal 's weeks, uit, en hadden dus dezelfde signature. Bovendien, al is de cartouche of fleuron sedert Mardi 5 Juillet 1678 op de Traduction libre cet. voorkomende, met uitzondering van de verwisseling der initialen D.L.F. (de la Font) voor C.I.S. (Corneille Jansz. Swoll), geheel in vorm gelijk aan die van La Gazette d'Amsterdam, waarvan den Heer Hatin als laatste nummer dat van 4 Mars 1677 bekend wasGa naar voetnoot2, zoo is integendeel de vorm van den cartouche op La Gazette d'Amsterdam, du Mardi 13 Juin 1679, niettegenstaande de ook daarin voorkomende initialen C.I.S. een geheel andere. En wanneer dan de Heer Hatin van die Gazette d'Amsterdam zegt: ‘C'est, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en un mot, en tout la Gazette d'Amsterdam que nous connaissons déjà (1 Mars 1663-4 Mars 1677), sauf que les initiales de la Font ont remplacé celles de l'éditeur’, dan moet ik bepaald verklaren dat dit onjuist is: ook hier vindt men de initialen C.I.S. maar in een ander cartouche. Op grond van een en ander zie ik in de voor mij liggende verzameling eene ter kwader ure gesloten verbintenis, die door scheiding dient te worden ontbonden. De onjuistheid zoo even vermeld heeft den Heer Hatin tot de veronderstelling gebracht, dat de eene of andere gebeurtenis oorzaak werd, dat de la Font Leiden verliet en naar Amsterdam terugkeerde, waar hij reeds vroeger gearbeid had. Maar dit vermoeden voortgesproten uit eene onjuistheid moest noodwendig even onjuist zijn. En zoo is het ook. Want Jean Alexander de la Font te Amsterdam en te Leiden zijn niet één en dezelfde persoon, maar zeer stellig twee verschillende personen. De eerste, die op zijn portret in de linkerhand La Gazette ordinaire d'Amsterdam du Lundi 5 Décembre 1667 omhoog houdt, is vermoedelijk dezelfde omtrent wien, in de Kerkelijke aanteekeningen der gereformeerde huwelijken bij den Burgerlijken Stand te Amsterdam aanwezigGa naar voetnoot1, in dato 16 Juni 1668 staat aangeteekend, dat hij, geboortig van VivareesGa naar voetnoot2 en schrijver, weduwnaar van Janne Boebé en wonende in de Nieuwstraat, hertrouwde met Magdalena Rivière, van Zutphen, oud 30 jaren, met ouders consent. Dezelfde persoon schijnt alweêr bedoeld, waar uit het begrafenisregister der Nieuwe Kerk te Amsterdam, mede berustende bij den Burgerlijken Stand aldaar, blijkt, dat op den 11den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Februari 1673 in gemelde Kerk begraven is Jan Alexander de la Font, in leven wonende in de NieuwstraatGa naar voetnoot1. Vermoedelijk was dit overlijden de oorzaak van de overeenkomst tusschen Otto Barentsz. Smient, den uitgever der Gazette ordinaire d'Amsterdam, en Cornelis Jansz. Swoll, op 15 Maart 1673 voor den Notaris Salomon van der Sluijs te Amsterdam geslotenGa naar voetnoot2, waarbij Smient zijne courant aan Swoll overdeed, en zich verbond geen dergelijk blad te drukken, tenzij de courant van Swoll in Frankrijk verboden werd, in welk geval Smient zijn blad wederom 's Maandags zou mogen uitgeven. Hoe met een en ander het bestaan eener Gazette d'Amsterdam du Lundi 19 Août 1675, door Otto Barentsz. Smient bezorgd, is te rijmen, zal misschien later nog wel eens blijken, maar zeker is, dat de persoon van J.A. de la Font, voor wien de Mémoires qui devaient servir à la composition de la Gazette d'Amsterdam du Jeudi 15 Août 1675 gedrukt werdenGa naar voetnoot3, een ander zijn moet dan zoo even besproken is. Misschien is deze dezelfde die bij de Traduction libre cet. du Mardi 12 Juillet 1678 optreedt met denzelfden cartouche of fleuron als die der Gazette d'Amsterdam (tot 4 Mars 1677), met uitzondering van de verwisseling der initialen D.L.F. voor C.I.S. (zie boven), en die als wonende op het Steenschuur te Leiden tusschen den 10den en 17den November 1685 in de Pancras of Hooglandsche Kerk binnen die stad heet begraven te zijnGa naar voetnoot4. Wat hiervan ook zij, de beide mededeelingen uit de brieven van Bayle, door den Heer Hatin, p. 144, medege- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deeld, en die hem onverstaanbaar voorkwamen, zijn door deze aanwijzingen voldoende opgehelderd. Op pag. 147 van Les Gazettes de Hollande heeft de Heer Hatin met nadruk de meening bestreden, dat Jean Alexander de la Font drukker van de courant zou zijn geweest. Die meening steunde op mijne opgave ontleend aan het zoogenaamde Rapport van van RoijenGa naar voetnoot1, dat letterlijk aldus aanvangt: ‘Jean Alexander de la Fondt, woonagtigh binnen Leijden, is geweest de eerste, welke hebbende een kleene drukkerije heeft beginnen uijttegeven eenige Nieuwstijdingen, ofte Couranten inde fransche taelen, welke daar bij eenige dogh geringe winsten hebbende gedaen, en overleden zijnde, is op sijnen Vader daar in gevolgt Anthony de la Fondt’. Zoowel de beknoptheid van dit bericht als de vage aanwijzing in andere stukken is zeker wel een bewijs, dat van Roijen en zijne vermoedelijke bron, Maria Aletta de la Font, dochter van Anthony de la Font, weinig wisten van den oorsprong der courant. Maar waren ze nu op het stuk dier ‘kleene drukkerije’ ook half ingelicht? Ik acht dit onwaarschijnlijk op grond dat althans Anthony de la Font de courant op eigen drukkerij deed bewerken, en die drukkerij wel door zijnen vader kon gesticht zijn. Een kopij-extract uit het Register van de Meesters, Knechts, ende Leerjongens der Boekneering, enz. te Leijden, in der tijd door den Heer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mr. J.T. Bodel Nijenhuis aan Jhr. W.I.C. Rammelman Elsevier verstrekt, toch luidt aldus: ‘Alsoo bij 't overlijden van Hendrik Drumont meester Drukker, ter drukkerye van Anthony de la Font franse Courantier, de voorsz. Drukkerije is ontbloot geworden van meesterdrukker; soo hebben wij ondergeschr. Deken en Hooftluyden van de Boekneering de voorn. Anthony de la Font voorgehouden (bij aldien met het drukken wilde voortvaren) verpligt te sijn hem selven (of een meesterknegt) als vrijmeester te moeten laten inschrijven: waar tegens hij Anthony de la Font protesteerde seggende, dat hem dagte daar in niet meer gehouden te sijn als den Advokaat Arnouts t' AmsterdamGa naar voetnoot1, Casteleyn tot Haarlem, en selfs Huysduynen tot LeydenGa naar voetnoot2, alle drie drukkers van de Courante, en die geen van alle leden sijn van voorsz. Gilde: Waarop Deken en Hooftluyden pligtshalven haar selven nader daarvan hebben geinformeert door 't wisselen van verscheyde brieve, met Dekenen en Hooftluyden van de boekneering van de voorn. steden: en onderstaan dat de Courantiers derselver steden niet als leden van 't voorsz. Gilde waren geimmatriculeert: derhalven hebben wij Deken en Hooftluyden ondersz. hem Anth. de la Font (volgens 't exempel van de bovengemelde Steden) erkend, mede vrij te sijn van 't voorsz. Gild t' onderhouden, soo lange hij Anth. de la Font hem niet en bemoeit met het drukken van boeken, of yets anders, als alleenig de bovenvermelde Courant. Des hebben wij ondersz. Deken en Hooftluyden (ten versoeke van de voorn. Anth. de la Font) goedgevonden hier van notulen te houden, opdat dito Anth. de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
la Font in toekomende door geen and're Hooftluyden (deses onkundig sijnde) en werde gemolesteert. Actum in Leyden den 26e November 1698. Onderteekent:
Jacob Hackius. J.V. Hoogeveen. Johs. van der Linden’.
Dit inderdaad hoogst opmerkelijke stuk schijnt alzoo het reeds vroegerGa naar voetnoot1 door mij geuit vermoeden te bevestigen, dat in den kindertijd der journalistiek de hoedanigheden van schrijver, drukker en uitgever, hoe vreemd zulks ook moge klinken in onze dagen, soms in één persoon vereenigd waren. Want Anthony de la Font althans was duidelijk schrijver en drukker. Maar hoe stond het in dit opzicht met zijnen vader? Het adres op de Traduction libre cet. ‘A Leide, chéz J. van Gelder à la Tortuë’ laat de vraag onbeslist of die van Gelder een drukker of een uitgever was, maar een adres van een paar jaren later ‘A Leide, de l'imprimerie de la veuve van Gelder’, korten tijd daarna met de bijvoeging ‘pour de la Font’, bewijst dat de vader, zelfs nog een jaar vóór zijn overlijden, geen eigen drukkerij had, maar zijne nieuwstijdingen bij van Gelder liet drukken. Zoo wordt intusschen het stichten van de drukkerij door den vader iets zeer twijfelachtigs, tenzij dat juist het verkorte adres in 1684 (zie beneden) op eene eigen drukkerij wijst. Het laatste tot dusverre bekende nummer der Traduction libre cet. is dat van Jeudi 8 Juin 1679, behoorende tot de verzameling van mijnen vader. Den 1sten October 1680, dus zestien maanden later, was de naam reeds veranderd in dien van Nouvelles extraordinaires de divers en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
droitsGa naar voetnoot1, den titel die door de Courant gevoerd is tot 4 Mei 1798. Vreemd voorwaar is het dat dit nummer van 1 October 1680, de signature Kkkk draagt evenals zijn gelijke van 1678; want het Plakkaat der Staten van Holland van 19 September 1679 had, ten gevolge van de Resolutie van drie dagen vroeger, alle Fransche Couranten in Holland verboden, terwijl bij Resolutie van 3 Augustus 1680 bepaald was, dat overeenkomstig de Resolutie van 16 September 1679, het drukken der Fransche Couranten in Holland zou blijven verboden, en dat Burgemeesteren der onderscheidene steden, zoo ook der stad Leiden, zouden worden aangeschreven om de Resolutie en het Plakkaat te doen uitvoerenGa naar voetnoot2. Hoe men zich te Leiden in deze zaak wist te voegen blijkt m.i. uit de naamswisseling en uit de omstandigheid, dat noch drukker, noch plaats van uitgifte door het blad aangegeven wordt vóór het nummer van 16 December 1681, waarop het ‘A Leide, de l'imprimerie de la veuve van Gelder’ voorkomt, terwijl het ‘pour de la Font’ daaraan eerst wordt toegevoegd met het nummer van 10 Februari 1682. In 1684 vindt men alleen de aanwijzing: ‘Pour J.A.D.L.F.’ en in 1687 in 't geheel geen adresGa naar voetnoot3. Jean Alex- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ander de la Font was dan ook in November 1685 overleden, en een nieuw Plakkaat der Staten van Holland van 21 Februari 1686Ga naar voetnoot1 had het drukken van alle Fransche Couranten of Gazettes verboden, 't zij dat ze onder den naam van Couranten, Gazette, Gazette-Raisonnée, Nouvelles-Choisies, Lardons of onder een' anderen naam zouden uitgegeven worden. Dat intusschen Claude JordanGa naar voetnoot2 omstreeks dezen tijd, maar altijd vóór 1688, toen hij zich te Amsterdam vestigde, gedurende verscheidene jaren uitgever van het blad is geweest, bewijst zijne eigen opgave in het Nouveau Journal Universel van 20 Maart 1690Ga naar voetnoot3. Gelijktijdig werd het maandwerk Histoire abrégée de l'Europe door hem bezorgdGa naar voetnoot4. Meer in verband tot den oorsprong en ouderdom van andere Fransche Couranten hier te lande uitgegevenGa naar voetnoot5, dan met betrekking tot de lotgevallen der Fransche Leidsche Courant in dit tijdperk, wijs ik op de Resolutie der Staten van Holland van 10 Juli 1683, bl. 197, vergeleken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met die der Staten-Generaal van 8 Juli. Want, terwijl hier niet duidelijk blijkt of de klagt door den Heer van Citters, ordinaris Ambassadeur van dezen Staat aan het Hof van Z.K.M. van Groot-Britannië ‘van dat een Franschen Courantier in sijn Gazette’, die volgens den Graaf van sunderlandt in Holland gedrukt moest zijn, maar waarin noch naam van schrijver noch van drukker voorkwam, ‘hadde laten influeren een Periode, die syne Majesteyt ende des selfs Koninghrijck hooghlijck raeckte ende chocqueerde’ de Amsterdamsche of Leidsche Fransche Courant betrof, zoo bewijst toch de aanschrijving tot nader onderzoek aan de regeeringen van Amsterdam en Leiden, waartoe besloten werd, dat van geen courant elders uitgegeven sprake kon zijn. Dat in de Resolutie dierzelfde Staten van 7 April 1685, bl. 183, vergeleken met die der Staten-Generaal van 26 Maart, de Fransche Leidsche Courant wordt bedoeld, is, naar 't mij voorkomt, zoo goed als zeker, want eene Hollandsche Leidsche Courant bestond eerst een jaar laterGa naar voetnoot1. In die Resolutie nu wordt gezegd ‘dat syne Churfurstelijcke Doorluchtigheydt Paltz sich hadde beklaeght, dat in seecker Gazette ofte Bladt tot Leyden gedruckt onder date den eersten van de selve maendt (Maart), was ghesteldt, dat syne Churfurstelijcke Doorluchtigheydt syne Landen, met beleeninghe van groote Geldt-sommen van de Kroon van Vranckrijck opgenomen, hadde beswaert, ende dat het selve soude strecken tot een source ofte oorspronck voor praetensien van syne Koninghlijcke Majesteyt van Vranckrijck, te weten, ten opsichte van syne Churfurstelijcke Doorluchtigheydts Suster, getrouwt met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Heer Hertoch van Orleans, als ten aensien van de voorschreve geleende Geldt-sommen aen syne Majesteyt selfs.’ Ook nu werd de Regeering van Leiden met een nader onderzoek belast, doch evenmin als in 1683 blijkt wat er verder van de zaak is geworden. Ook bij de Resolutie derzelfde Staten van 14 Februari 1686, bl. 74, vergeleken met die der Staten-Generaal van 11 Februari, bl. 53, waarbij Burgemeesteren van Haarlem, Leiden en Amsterdam aangeschreven werden om de courantiers te verbieden, zaken betreffende den Graaf van Benthem of de Fransche vluchtelingen mede te deelen, wordt kennelijk op de Fransche Leidsche Courant gedoeld, want de Hollandsche Leidsche Courant van van Gaesbeeck had nog niet het licht gezien. Het Rapport van van Roijen gaat, na de vermelding, dat Anthony de la Font zijnen vader bij het werk der courant opvolgde, aldus voort: ‘Welke’ - Anthony de la Font namelijk - ‘vernemende dat te Rotterdam zeker persoon, mede hebbende beginnen uijttegeven een fransche Courant, op sijn verzoek hadde bekomen vande Magistraet van Rotterdam het voorregt om met seclusie van alle anderen daar toe te wezen geadmitteert, heeft de voorsch: Anthoni de la Fondt sigh geaddresseert aan die vanden Geregte der Stadt Leijden, ende op sijn verzoek aldaar mede verkregen een octroy tot het drukken van een fransche Courant, mits alvorens aen handen vande Burgermren ende regeerders der stadt Eedt doende dat geen Couranten of eenige Nouvelles hoe die genoemt zouden werden zal drukken zonder sijn naem daer onder te stellen zijnde 't gem: appointement vanden 23 Decemb: 1689. Ende is onder en tussen koomen te gebeuren, dat de voors: Rotterdamsche fransche Courantier door sijn Crediteuren overvallen, de stadt Rotterdam heeft moeten verlaten waer door ten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minsten aldaer de fransche Courant is interrupt gelopen, tot dat eenige tijdt daar na dezelve persoon het uijtgeven van een fransche Courant in den Haegh heeft ondernomen, met geen meer succes egter, want aldaer niet alleen binnen korten aengesproken werdende van sijne nieuwe Haegsche maer ook gezogt werdende van sijne voorige Rotterdamsche Crediteuren heeft voorde twedemael moeten breeken, zonder dat ooit weder getenteert heeft die functie te hervatten. Welk tijdgewrigt (om daer uijt een gevolgh te trekken, als konde geen twee fransche Couranten mits de vereijschte onkosten in Hollandt bestaen) al te favorabel zijnde, is door de voors. de la Fondt wel waergenomen zo dat hij zigh heeft geaddresseert aen Hun Ed: Gr: Mog: ende vandezelve in den Jaere 1691 voorden tijdt van 15 Jaeren heeft verkregen een Octroij, omme de duijtsche Couranten inde Fransche tael binnen den lande van hun Ed: Gr: Mog: te mogen translateren, drukken, doen drukken ende verkopen met verbodt aen alle anderen’. Deze voorstelling van zaken is niet in overeenkomst met de feiten van elders bekend. Want het octrooi aan Anthony de la Font op 13 September 1691Ga naar voetnoot1 verleend had een' geheel anderen oorsprong. Een Plakkaat toch der Staten van Holland van 18 Januari 1691 had bepaald, dat in 't vervolg geene enkele Fransche Courant meer in Holland gedrukt of verkocht mocht worden, terwijl een Plakkaat der Staten-Generaal van 27 Januari 1691 deze bepaling over alle provinciën des lands had uitgestrektGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit verbod had evenwel niet de uitwerking die men er van verwachten mocht. Verschillende Fransche Couranten onder nieuwe opschriften werden gedrukt, en daar het verbod niet de Hollandsche Couranten betrof, ontstonden nog meer misbruiken. Het beste middel daartegen scheen verlof te verleenen om de Duitsche Couranten of wel extracten daaruit in 't Fransch te doen translateren en drukken. Hoe vreemd dit geneesmiddel ook schijne, het wordt duidelijk aangegeven in de verschillende octrooien die 1 Augustus 1691 aan Jean Tronchin Dubreuil te Amsterdam, en 24 Augustus daaraanvolgende aan Maria Patoillat, weduwe van Gabriel de Saint Glain, te Rotterdam, en aan den Franschen vluchteling Paul Acéré (Atere?) Heer van des Forges, te 's Gravenhage, werden uitgereiktGa naar voetnoot1, en komt zelfs nog in 1736 voor. Het verleenen nu van deze octrooien was de eigenlijke reden die Anthony de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
la Font tot zijne aanvraag bewoog, want ook hij - 't wordt uitdrukkelijk gezegd - had bij 't verbod der Staten zijn arbeid gestaaktGa naar voetnoot1. Met dat al is er van de geschiedenis van de courant en van den persoon die haar schreef, in de eerstvolgende jaren schier niets bekend. Het eenige dat bekend is bepaalt zich tot het huwelijk van Anthony de la Font, evenals zijn vader in Languedoc geboren, op 6 October 1690 te Leiden met eene Engelsche jufvrouw, Elsje Fery of FerryGa naar voetnoot2, en tot de hernieuwing van het octrooi op den 15den Juli 1706Ga naar voetnoot3. Of nu daarom de toestand van het blad zoo onberispelijk was, als het totaal gemis van eenige geschiedkundige aanteekeningen uit deze jaren kan doen vermoeden, laat ik liefst in 't midden; maar zeker trekt het gelijktijdig gemis van een exemplaar dier jaargangen zeer de aandacht. Van al wat er van het blad na 't jaar 1687, op de Bibliothèque Sainte-Geneviève te Parijs aanwezig, tot op het jaar 1712 is verschenen, is nergens iets te vinden; eerst met dien jaargang vangt het best bekende exemplaar, van wijlen Mr. L.C. Luzac te Leiden aan, en nog is die verzameling zeer onvolledig, vooral vóór het jaar 1720. Want behalve dat aan den jaargang 1712 enkele nummers ontbreken, is die van 1713 alleen door No. 1 vertegenwoordigd, en ontbreken die van 1714-1717 geheel; verder zijn slechts weinige nummers van 1718, en alleen No. 29-31 van 1719 aanwezig. Aangekondigde supplementen ontbreken bovendien veel te dikwijls, zoowel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in deze als in volgende jaargangen; in 1712 echter waren ze reeds geen zeldzaamheid meer. Ze hadden den vorm van eene lange strook aan ééne zijde gedrukt; die bij No. 92 en 95 van den jaargang 1726 zijn het eerst aan beide zijden gedrukt, en die bij No. 11-14 van 1727 de eersten van vier gewone bladzijden zonder verdeeling nogtans in kolommenGa naar voetnoot1, ofschoon beide vormen toen en nog vele jaren later zeldzaam waren. De laatste lange strook als supplement schijnt die achter No. 3, du Mardi 9 Janvier 1753. - Het adres was tot Juli 1738: A Leide par de la FontGa naar voetnoot2 à qui on peut s'adresser; Elle se vend (tot en met het eerste nummer van Januari 1720 was dat: Elles se vendent) aussi à la Haye chez la Veuve de Meyndert Uytwerf dans la Spuy-StraatGa naar voetnoot3. Avec Privilege de Nos-Seigneurs les Etats de Hollande et de West-Frise. Naar gelang der ruimte werd dit adres echter dikwijls aanmerkelijk bekort, vooral door het weglaten der Haagsche correspondentie, die voor het laatst op No. 79, du | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vendredi 28 Septembre 1736 gevonden wordt. De vorm van het blad was steeds 4 blz. kl. 4o., in twee kolommen, met signature, die echter, na reeds een paar malen te zijn vergeten, voor het laatst voorkomt op No. 27, du Vendredi 3 Avril 1733. Eene nieuwe grootere letter werd bij No. 46, du Vendredi 9 Juin 1730 aangenomen, maar de titel bleef steeds onveranderd: Nouvelles Extraordinaires de divers endroits, met het schild van Holland door de kroon gedekt daarboven, en voortdurend werd het blad Dinsdags en Vrijdags uitgegeven. De zooeven vermelde onvolledigheid van het exemplaar der courant van wijlen Mr. L.C. Luzac hangt ongetwijfeld samen met de omstandigheid, dat de betrekking der familie Luzac op de Fransche Leidsche Courant niet ouder is dan van het jaar 1723. Een Fransch koopman toch, met name Jean Luzac, had, ten gevolge van de herroeping van het Edict van Nantes, zijne verblijfplaats Bergerac, het bekende Fransche wijn-oord, verlaten, en zich te Franeker neêrgezet. Tot de kinderen, hem daar door zijne tweede vrouw, Maria Judith de la Lande, geschonken, behoorde een zoon Etienne, die den 8sten Maart 1706 geboren werd, en omtrent wien aangeteekend is: ‘qu'il se voua à la carrière ecclésiastique et commença ses études à l'université de Franeker. Ayant osé émettre, dans une dispute publique, des opinions qui s'éloignaient des doctrines sanctionnées au synode de Dordrecht, et les soutenir avec toute l'énergie d'un coeur honnête et d'un esprit convaincu, il s'attira, de la part des orthodoxes, tant de tracasseries et de persécutions qu'il prit en dégoût la théologie et alla demander à son frère Elie (een halve broeder, uit het eerste huwelijk zijns vaders met Marguerite Grilier) de l'emploi dans son pensionnat (te Noordwijk). Il est très-probable qu'il devint, vers cette même | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
époque, un des rédacteurs de la Gazette de Leyde’Ga naar voetnoot1. Dit laatste is echter niet geheel in overeenkomst met Etienne's eigen verklaringGa naar voetnoot2: ‘en 1738 je me chargeai de l'Etablissement de mon Prédecesseur, après l'avoir dirigé depuis 1723’. Wat hiervan ook zij, het verdient de aandacht, dat Etienne Luzac reeds op 17jarigen leeftijd aan de courant verbonden werd, en dat wel als ex-theoloog! Aan klachten over de courant in deze jaren ontbreekt het ook al niet. Als zoodanig wijzen we op de Resolutie der Staten van Holland van 23 Juni 1728, bl. 574, op welken dag de Raadpensionaris Simon van Slingelandt eene missive overlegde van den Resident van Assendelft, den 8sten Juni van dat jaar uit Koppenhagen aan de Staten-Generaal gericht (Resol. Staten-Gen. van 15 Juni 1728, bl. 460), waarbij hij kennis gaf van klachten aan hem gedaan door den Grootkanselier over eene aanstootelijke passage in de Fransche Leidsche Courant, zonder dat evenwel gemeld werd waarin die aanstootelijkheid zou bestaan, of in welk nummer der courant ze gevonden werd. Desniettemin werd de zaak aan Burgemeesteren van Leiden verzonden tot het geven van bericht. Even onbeduidend was de klacht waarvan de Resolutie dierzelfde Staten van 21 December 1728, bl. 1244 gewaagt. Van Slingelandt toch deelde dien dag ter Vergadering van Holland eene missive mede van den Resident Rumpf, den 4den December uit Dresden aan de Staten-Generaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gericht (Resol. Staten-Gen. van 13 December 1728, bl. 924), waarbij hij aan hun Hoog Mog. toezond een schrijven ‘uit de naam van de gesaamentlijke soogenaamde Dissidenten in Poolen, waar by sy sig beklaagen over twee Passages in de Supplementen van de Leydsche Fransche Gazettes, genumereert met No. 86 en 87Ga naar voetnoot1, houdende, dat de meeste Palatins van het Koningrijk Poolen deeden opstellen een Lyste van de Protestanten onder haare Jurisdictien haar ophoudende; en dat de Gedeputeerden der Stad Thoorn voor het vertrek uit Berlyn van den Koning van Pruissen verseekering hadden ontfangen, dat hy haar met een prompt en sterk Secours soude assisteeren, en dat ondertusschen veele Protestantsche Familien haar Effecten sogten te salveeren na Dantzig en in het Brandenburgs Pruissen’; beide uitstrooisels waardoor de zaak der Protestanten in Polen benadeeld werd. De la Font, ten gevolge der hierop genomen Resolutie, voor Burgemeesteren van Leiden verschenen, verklaarde ‘dat hy deselve Passages hadde getrokken uit andere Couranten, dog dat hy naderhand geinformeert zynde dat de tydingen in deselve Passages gemeld abusif waaren deselve reeds hadde herroepen in sijne Courant van den 2 November des voorleeden jaars’Ga naar voetnoot2. Om de eigenaardigheid der klacht wijzen we wat meer uitvoerig op het schrijven van Lodewijk, den Erfprins van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hessen-Darmstad, dd. 31 December 1736 aan de Staten-Generaal gericht, van welke hij meende dat het octrooi en privilegie aan de Fransche Leidsche Courant verleend was uitgegaan. Hier gold het eene mededeeling in No. 104, du Mardi 25 Décembre 1736, betreffende de Hanausche successie-kwestie, onder de rubriek: ‘De Ratisbonne le 17 Decembre’, die we hier èn om de te groote uitvoerigheid èn om de o.i. te groote onbeduidendheid achterwege laten. Z.H. evenwel beklaagde zich over deze ‘seer nadeelige en lasterlijcke, ook ten eenemael ongegronde apparentlijck door qualijck-gesinden geopperde passage’, en verklaarde verder dat ‘offschoon nu de elendige van dese Successie saeck qualijck onderrechte, en, na alle apparentie tot eenige opbeuring van de saeck der wederpartijders, die in sig selff slecht gefundeert is, gehuijrde Gazetier den gerechtigheden van ons Vorstelijck huijs niet den minsten affbreuck kan doen’, hij het toch noodig achtte deze ‘litispendent-sijnde en gevolglijck niet aent oordeel van een particulier off Courant-schrijver onderhevige saeck’ nader in 't licht te stellen, het verder aan H.H.M. overlatende ‘op welcke wijs deselve den gem: Courant-schrijver, wegens sijne ontijdige en vermetene redenering over een saeck, die Vorsten en hooge Rijcks Standen raeckt, en die door den Opper-regter staet te werden gedecideert, gelieven te straffen, en tot herroeping van hetgeen hij met al soo veel onbevoegtheijt, als onverstand en quaedaerdicheijt geschreeven en wereltkundig gemaeckt heefft, te noodsaecken’. Bij de Staten-Generaal werd hierop Donderdag 31 Januari 1737, bl. 48, besloten, dat de Gedeputeerden van Holland de klacht en missive zouden overnemen, en dat men aan den Prins zou antwoorden, vooreerst dat de bedoelde courant niet met hun octrooi gedrukt werd, en verder ‘dat Haer Ho: Mo: ook geen ken- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nis kunnen neemen van 't geene in de Couranten gestelt werd, latende 't selve ter verantwoordinge van de Courantiers, die qualijck doende daerover aengesprooken kunnen werden voor haeren dagelijcksen en competenten rechter; dat gelijck in de voorsz. missive geallegeert wert, dat het oordeel van Courantiers niets doet in saecken hangende voor de hooge Gerechtshoven van 't Rijck, alsoo ook 't geen in diergelijcke nieuws papieren gevonden wert geen de minste attentie verdient, want dat men andersints noijt gedaen werck soude hebben, dat daerom Haer Ho: Mo: gewoon sijn te verachten, veele seer aenstootelijcke perioden die dickweils tot nadeel van Staet gevonden werden, in de Couranten die in Duijtslant werden gedruckt’. Hoe kluchtig ook de wijze was waarop de Duitsche erfprins van de hand gezet werd, zoo blijkt toch uit deze weinige regelen maar al te goed hoe sterk toen de minachting der Staten-Generaal was voor de dagbladen, en hoe de tijden nog ver verwijderd waren, dat de ‘Koningin der aarde’ als de uiting eener openbare meening, eene macht zou worden die men naar de oogen moest zien en waarmede zelfs Staten-Generaal rekening zouden houden. Maar daar tegenover staat het feit, dat diezelfde Staten-Generaal toch genoodzaakt schenen kennis te nemen zelfs van den inhoud van Duitsche couranten, en bewijzen de vermelde klachten en grieven, dat de Fransche Leidsche Courant reeds in de eerste helft der 18e eeuw een zoo veelzijdig verspreid blad was, dat het niet alleen tot Duitschland maar zelfs tot Polen en Denemarken was doorgedrongen, en dat men voor zijn invloed beducht was. En nu het een en ander met betrekking tot eene grief van den Franschen Leidschen Courantier. Het gemis eener geschiedenis van het Dagblad-zegel hier te lande is reeds herhaaldelijk door mij gevoeld, en ik betreur het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de thans geeindigde strijd tegen deze belasting geen zoodanige studie heeft in 't leven geroepen. Want de inhoud der brochure: ‘Het Koerantenzegel in Nederland’, hoe ook van alle kanten toegejuichtGa naar voetnoot1, is door de vlag van ‘historiesch-economiesche studie’ niet gewaarborgd tegen het verwijt van groote onbeduidendheid voor zooverre het geschiedkundig gedeelte betreft. Een dergelijk onderzoek bovendien zou veel meer tijd vereischen dan gewoonlijk aan een gelegenheids-geschrift kan worden besteed. In de volgende bladzijden zal men evenwel enkele niet te versmaden bijdragen aantreffen voor dit nog te bewerkstelligen onderzoek. - En zoo wijzen we dan in de eerste plaats op de insinuatie, die op Maandag 22 September 1732, uit naam van van der Cocq cum suis, pachters van den Impost op de gedrukte papieren over Leiden en Rijnland, door den eersten deurwaarder van des Gemeenelands middelen, de Harder, aan de la Font gedaan werd, om van den termijn, ingegaan 1 April 1732, deugdelijke opgaven te doen zijner gedrukte en nog te drukken papieren, overeenkomstig art. 1 der ordonnantie op dat stuk. Daar evenwel door Burgemeesteren van Leiden reeds tweemaal vrijstelling van deze belasting aan de la | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Font was verleend, op grond dat bijna alle zijne couranten buiten 's lands verzonden werden, zoo liet de la Font die insinuatie eerst onbeantwoord; maar toen nu kort daarna de Harder persoonlijk, onder ernstige bedreigingen, op beantwoording kwam aandringen, werd de hulp van Burgemeesteren ingeroepen. In de plaats van de la Font, die toen ernstig ziek schijnt te zijn geweest, werd Etienne Luzac met de verdere behandeling dezer zaak belast. Deze wees in eene memorie aan, dat toen wekelijks te Leiden 40, te 's Hage 54, en te Amsterdam 158 exemplaren werden geplaatst, of in 't geheel 252 stuks, makende in 't jaar 13230 (sic) stuks; berekend op ½ stuiver gaf dat ƒ 330 en 15 st. Of die halve stuiver de prijs der courant was blijkt niet; meer waarschijnlijk echter was dat het bedrag van den impost, die bij art. 1 der Ordonnantie van 1674Ga naar voetnoot1 op vier penningen, en later [...]4 September 1691Ga naar voetnoot2 verdubbeld en dus op een' halven stuiver was gebracht, ofschoon in de Resol. der Staten van Holland van 9 Juli 1694, bl. 300, sprake is van ‘een derde verhooginge, soo als 't selve jegenwoordigh geheven werdt’, en daarentegen in de Ordonnantie op dezen impost voor den tijd van 1 April 1695 tot 1 April 1696, vastgesteld bij Resolutie dierzelfde Staten van 22 Januari 1695, bl. 36, wederom gesproken wordt van vier penningen voor de in Holland gedrukte papieren en van acht penningen voor die van buiten 's lands werden ingevoerdGa naar voetnoot3. Maar wat deze memorie vooral belangrijk maakt, zijn de vijf verschillende punten, die Luzac tot staving van het verzoek om vrijstelling dezer belasting, aan het oordeel van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burgemeesteren onderwierp. Woordelijk luiden ze aldus: 1o. ‘Dat gelijke insinuatien niet zijn gedaan aan PauwGa naar voetnoot1, Cour. in een Plaats wiens Privilegien in geen vergelijking kunnen komen met de voorrechten der Stad Leijden’. 2o. ‘Dat diergelijke insinuatien en heffingen op vreemde en hier te lande ingevoerde Nieuws-Papieren wel het eerste moeste gedaan worden, hetgeen tot nog toe niet consteert, wijl het een vaste grond Regel schijnt dat Ingeseetenen van wat Land het ook zij boven Vreemdelingen beschermt worden’. 3o. ‘Dat de belasting al te exorbitant is, wijl geen Effecten bekend zijn, waar van de belasting de helft of meer van de waarde bedraagt. Het geen hier zig zo bevind, wijl men van een Papier, welkers waardij van 3 à 4 Duiten is met 2 Duiten belast. Zo dat men Papier, Drukloon, Correspondentie-Geld, Banquerouten en andere Ongelden ten ruwsten selfs gerekent niet zou uitkoomen’. 4o. ‘Dat het genoegsaam blijkt, dat het dus door Hunne Ed: Gr: M. geconsidereert is, wijl de Ordonnantie zo lang geneglecteert is, en mogelijk van 't begin af aan niet ten uitvoer gebragt is, waar van ik egter tot nog toe geen vast bewijs heb’. 5o. ‘Dat het probabel, ten minsten presomtif is, dat voorschreeve Ordonnantie in den jare 1679 gepubliceert is, om tot breidel te strekken van de menigvuldige en tomelose Nieuws-papieren, die zig in de voorgaande haggelijke Oorlogs-tijden hadden opgedaan. Dog dit is alleen een gissing op eenige waarschijnlijkheid gegrond, waar van mogelijk bejaarde Persoonen nader verligting zouden kunnen geven’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ‘het zegel op de dagbladen een uitsluitend politieke maatregel zijn zou, hoofdzakelijk bestemd om, zooveel doenlijk, de uitbreiding van eene slechte, demoraliserende, diffamerende pers binnen enge grenzen te beperken’Ga naar voetnoot1, schijnt derhalve, voor zooverre de eerste aanleiding hier te lande, en dat zegt veel, betrof, nog zoo zeker niet, ofschoon Etienne Luzac ook blijkbaar tot dit gevoelen overhelde. Gelukkig evenwel bezitten we in de Resolutiën der Staten van Holland bejaarde getuigen die elken twijfel op dit stuk wegnemen door de verzekering, dat men dit nieuwe middel in vereeniging met enkele anderen bedacht had ‘tot betalinge van de Renthen ende Interessen van de Capitale Leeningen in de Jaren sesthienhondert twee en tseventich ende sestien-hondert vier en tseventich ingewillicht, midtsgaders van de Obligatien ten behoeve van de Oost-Indische Compagnie deser Landen ghepasseert’Ga naar voetnoot2. Die nieuwe imposten werden 17 Augustus 1674 ‘by haer Edele Groot Mog. ingewillight, ende achtervolgens der selver Resolutie van den vijftienden September daer aen volgende (bl. 31) aen eenige Pachters in amodiatie uytgegeven’, doch daar zij ‘door de inesgale practijcque ende de menichvuldige oppositien, die de selve Amodiateurs daer ontrent in verscheyden Steden bejegenen, niet en quamen te renderen ende op te brengen, 't gundt men daer van in den beginne met reden hadde verwacht’, zoo werd er bepaald, dat op de aanstaande verpachting die nieuwe middelen aan den meestbiedenden voor den tijd van een jaar zouden verpacht wordenGa naar voetnoot3. Terecht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijst dus het Groot Placaet-Boeck, dl. III, bl. 847 bij de opgave der eerste ordonnantie op dezen impost, op het jaar 1674 als aanvangspunt; zulks is bovendien in overeenstemming met de Resol. der Staten van Holland van Dinsdag 17 Juli 1674, bl. 79, en die van Zaterdag 11 Augustus 1674, bl. 165, waar die ordonnantie in concept voorkomt. Luzac daarentegen doelde op de Resolutie derzelfde Staten van Vrijdag 17 Maart 1679, bl. 372, waar de ordonnantie, toen naar het schijnt voor goed vastgesteld, ook te vinden is. Slaat men nu voor de aanleiding tot de verdubbeling van dezen impost in 1691 de Resolutiën op der Staten van Holland van Vrijdag 14 September 1691, bl. 662, vergeleken met die van Zaterdag 25 Augustus, bl. 637, en die van Zaterdag 4 Augustus, bl. 577, dan vindt men dat die verdubbeling mede strekken moest ‘tot betalinge van de Interessen van twee millioenen vijf hondert duysent guldens, in gevolge van haer Edele Groot Mog. Resolutie van den vijf en twintighsten Mey voornoemt genegotieert, midtsgaders van de Interessen van de quote van dese Provincie in een millioen genegotieert tot den aenbouw van achtien Schepen van Oorlogh, als mede van de Interessen van soodanige verdere sommen, als haer Edele Groot Mog. 't zij op Los ofte Lijf-renten tot verval vande extraordinaris lasten by de selve albereydts ingewillight, souden moghen goedtvinden te negotieren, ende ten deele tot af-lossinge van de respective Capitalen’. (Verg. nog Resol. van Zaterdag 13 October, bl. 689). Of nu Luzac gelukkiger was met zijne veronderstelling dat ‘de Ordonnantie zo lang geneglecteert en mogelijk van 't begin af aan niet ten uitvoer gebragt’ was, zal misschien later nog wel eens worden ontdekt; mijne aanwijzing omtrent hare werking te Haarlem en te Amster- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
damGa naar voetnoot1 tusschen 1674 en 1676, en de Ordonnantiën van 1691 en 1695 pleiten voorloopig niet voor die meening. De vraag daarentegen of de belasting ‘op vreemde en hier te Lande ingevoerde Nieuws-Papieren’ toepassing heeft kunnen vinden, blijft misschien wel altijd onbeantwoord. Maar opmerkelijk vooral is, dat Luzac reeds klaagde, dat de belasting op de nieuwspapieren ‘de helft of meer van de waarde’ bedroeg. Het octrooi voor de courant, dat in 1706 aan Anthony de la Font voor den tijd van 15 jaren was hernieuwd, was nogmaals op 20 November 1721Ga naar voetnoot2 voor gelijk tijdperk verleend geworden, en werd voor de derde maal op 18 Augustus 1736 door de Staten van Holland uitgereiktGa naar voetnoot3. Slechts anderhalf jaar overleefde de la Font dit tijdstip, en met zijn' dood, op 9 Februari 1738, sluit zich het eerste tijdperk van de geschiedenis der Fransche Leidsche Courant. Behoorde het eerste tijdvak aan de familie de la Font, het tweede is dat van de familie Luzac.
Aletta Maria de la Font, de eenige dochter en tevens het eenig kind van Anthony de la Font, was gehuwd met Mr. Johannes de Graaff, Advocaat voor den Hove van Holland te 's Gravenhage. Wanneer dus de la Font het werk der courant tot op zijn' dood bleef voortzetten en zijne dochter hem overleefde, zou de courant met de drukkerij, mits daarover niet door den vader ten voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deele van anderen beschikt was, aan haar vervallen, geheel in overeenkomst met het verleende octrooi, dat zich ook tot de erfgenamen uitstrekte. Hetzelfde geval zou zich voordoen, wanneer bij vooroverlijden der dochter de man in hare rechten treden zou. Maar Mr. Johannes de Graaff was er blijkbaar de man niet naar om 't zij voor zijne vrouw, 't zij voor zich zelf, den afmattenden arbeid aan eene courant over te nemen, en dit maakte dan ook dat Anthony de la Font zijne goedkeuring niet onthield aan eene onderhandsche overeenkomst tusschen zijnen schoonzoon en Daniel van Heck, Commies der Posterij te Leiden, op 13 November 1726 tot stand gekomen, waarbij deze laatste zich verbond terstond na het overlijden van de la Font het geheele bestier der courant op zich te nemen, zonder nogtans in den eigendom van het octrooi te treden, onder genot van de helft der bruto winst. Het is overbodig verdere mededeelingen omtrent deze overeenkomst te doen, die later toch is verbroken geworden; dit alleen verdient aanteekening, hoe uit dit stuk blijkt, dat destijds aan de courant verbonden waren: een schrijver, drie knechts en een jongen, en dat de administratie in haar eigen belang, voor de vaardige bezorging van hare brieven en pakketten, bezwaard was met eene recognitie aan het postkantoor van 54 couranten en 34 supplementen bij elke uitgifte, of 108 couranten en 68 supplementen iedere weekGa naar voetnoot1. Tot executeurs van zijnen uitersten wil, en tevens tot voogden over zijne minderjarige of toezicht behoevende erfgenamen of legatarissen, waren door Anthony de la | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Font, bij akte van 2 September 1735 door den Notaris Gerard Wolff opgemaakt, de Heeren Diakenen van de Gereformeerde Waalsche Gemeente te Leiden aangesteld. Uit krachte hiervan traden, bij 't overlijden van de la Font, als gecommitteerden uit dat collegie de Heeren Nicolaas Fremeaux en Michel le Brun als zoodanig op, en trachtten zich in het bezit te stellen zijner nalatenschap. In overeenstemming evenwel met het testament van haren vader, gaf Aletta Maria de la Font, daartoe door haren man gemachtigd, bij akte van 15 Maart 1738, door den Notaris Hendrik Isaac Kreet opgemaakt, in de plaats der legitieme portie, de voorkeur aan alle de vruchten der nalatenschap en aan het praelegaat bestaande in huisraad, inboedel, lijnwaad, ongemunt goud en zilver, de drukletters en gereedschappen der drukkerij, de bibliotheek en alle charters, benevens alle de inschulden der drukkerij. Vandaar dat, toen op 24 Maart daaraanvolgende, de Heeren Jeaques Renier, Jean Theodore Willer en Samuel Rober met één der executeuren, Michel le Brun, namens het collegie van Diakenen zich aan het sterfhuisGa naar voetnoot1 vervoegden om de gelden en papieren uit den boedel, en in 't bijzonder het privilegie van de Fransche courant, over te nemen, dit laatste hun door de Graaff, onder overgifte van een afschrift van het vermelde declaratoir, geweigerd werd. Meer tot dekking hunner handelwijze dan wegens verschil van opvatting wendden executeuren zich toen tot de Heeren van den Gerechte der stad Leiden, aan wie zij, na uiteenzetting van den stand van zaken, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deden verstaan, dat, al werd ook aan Diakenen, na gevoerd proces, het recht tot het drukken der courant toegewezen, de gelden niettemin ten goede zouden komen aan Mevrouw de Graaff, en dat, aangezien het afwisselend collegie nooit deugdelijk toezicht zou kunnen houden op het behoorlijk uitgeven der courant, en dit wel door de belanghebbenden zou geschieden, het beter ware, dat het collegie gemachtigd werd van het octrooi afstand te doen. Dit werd dan ook 1 Mei 1738 toegestaan. Welke de reden is geweest dat van de op 13 November 1726 tusschen Mr. Johannes de Graaff en Daniel van Heck - die in 1738 ‘Directeur van het Post-Officie’ wordt genoemt - gesloten overeenkomst niets gekomen is, blijkt nergens. Zooveel is zeker, dat dit contract 22 Mei 1738 verbroken werd. Intusschen was de Graaff ijverig bezig met het zoeken naar een' persoon die met het schrijven der courant kon worden belast. Ten dien einde werd de Leidsche boekverkooper Johannes van KerckhemGa naar voetnoot1 door hem, tegen belofte van voor gezamenlijke rekening het blad uit te geven, in den arm genomen. Deze vertrok toen terstond - vermoedelijk Vrijdag 16 Mei - naar Amsterdam om met den Heer Rousset, den welbekenden schrijver van den Mercure HistoriqueGa naar voetnoot2 te onderhandelen, doch stootte bij dezen het hoofd. Maar ter nauwernood was van Kerckhem verder naar Utrecht doorgereisd, of Rousset kreeg reeds een' briefGa naar voetnoot3 van de Graaff, dd. 's Hage 17 Mei, dat hij zich verder niet met van Kerckhem moest inlaten, en dat deze ook maar geen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdere onderhandelingen moest aanvangen, daar ten opzichte van het schrijven der courant eene andere schikking getroffen was. Dat die schikking den persoon van Etienne Luzac aanging is duidelijk, wanneer men weet, dat deze reeds den 4den Mei, achter den rug om van de Graaff met diens vrouw over het voortzetten der courant onderhandelde. Ongelukkig evenwel kwam van Kerckhem hiervan niets te weten, voordat hij reeds te Utrecht met zekeren Joseph Crispeel eene overeenkomst gesloten had op een tractement van 1000 Gld. 's jaars. In 't geheel was die tocht van den Leidschen boekverkooper ‘om te soeken en te bekomen een Subject tot het componeren van de Franse Courant en Supplement’, gelijk het op de door hem ingeleverde declaratie luidt, niet bijzonder gelukkig geweest; want den 31sten Mei moest hij nog eens naar Amsterdam terug om zijn' stok te halen, en zijne jas te gaan zoeken die op reis gestolen was. Geen wonder dus dat die nota van den kant van de Graaff bedenkingen uitlokte; en toch schuilde de groote moeielijkheid elders. Want inderdaad was van Kerckhem het slachtoffer van ‘het veranderlijk humeur van de Graaff’Ga naar voetnoot1, en zat deerlijk in het nauw met den Utrechtschen ‘knegt’ van wien de Graaff niets weten wilde. Gelukkig bracht hij het reeds drie dagen na het totstandkomen der overeenkomst met Crispeel zoover, dat de Notaris Jan Buijk te Leiden, den 21sten Mei eene akte opmaakte, waarbij, ter voorkoming van verdere moeielijkheden, van Kerckhem zich verbond aan Crispeel 500 Caroli Guldens te betalen, waarvan 100 in eens, en de overige 400 in vier termijnen van drie maanden, waartegen de laatste van verdere vorderingen afstand deed. Toch duurde het tot 15 Juli eer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het tot eene schikking kwam tusschen de Graaff en van Kerckhem. Diens vordering groot Gld. 740: 0: 2, waaronder Gld. 500 ‘voor het subject van de hand te setten’, werd toen tot 600 Gld. teruggebracht, welke som door de Graaff uit de eerste gelden, die hij in 1739 uit den boedel van zijnen schoonvader dacht te ontvangen, zou worden voldaan. Reeds in Augustus evenwel kreeg alles zijn beslag, doordien de Graaff op de eerst later in 1739 te ontvangen penningen der courant over de maanden Januari tot April 1738, geld opnam. De overeenkomst nu met Etienne Luzac dagteekent van 17 Mei 1738, denzelfden dag waarop de Graaff den bovenvermelden brief aan Rousset schreef. Bij de ontwerpakte toen door den Notaris H.I. Kreet opgemaakt, werd bepaald, dat aan Luzac voor de nog overblijvende 13 jaren van het octrooi, het maken, drukken en uitgeven der courant werd overgelaten, tegen jaarlijksche betaling van 1500 Gld. in 12 termijnen, elk van 125 Gld. te voldoen, ingegaan 1 Mei van dat jaar; verder, dat het na verloop van dien tijd wederzijdsche partijen vrij zou staan op nieuw privilegie en octrooi te vragen, en dat de betaling der vastgestelde som zou vervallen, wanneer gedurende die 13 jaren, buiten schuld en toedoen, verzuim of kwade trouw van den kant van Luzac de courant zoo verviel, dat daarvan geen voordeel werd getrokken. Tevens nam Luzac de uitstaande vorderingen over voor 3000 Gld. Toen men nu op den 24sten daaraanvolgende de goedkeuring op dit ontwerp vroeg van Burgemeesteren, moest de Graaff, die zich bij akte van 14 April verbonden had om, zoo lang de courant binnen Leiden gedrukt werd en dus de bescherming van de Leidsche regeering genoot, zich daar ter stede te vestigen, maar nu gaarne van die verplichting ontheven werd, zich verbinden jaarlijks 300 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gld. ter Thesaurie der stad te betalen, omdat hij ‘daardoor de voorn. stad een famillie zoude doen missen en vervolgens eenige schade en verlies toebrengen’. Dit had ten gevolge, dat de overeenkomst met Luzac, 27 Juni 1738, in zooverre gewijzigd werd, dat van de door hem verschuldigde 1500 Gld. jaarlijks 300 Gld. ter Thesaurie zou worden gestort. En hierop volgde den 30sten Juni de goedkeuring van Burgemeesteren, waarbij tevens de Graaff van zijne verplichting ontheven werd. Aletta Maria de la Font liet bij haar overlijden op 5 April 1745 twee kinderen achter: Anthony de la Font de Graaff en Clasina de Graaff. Wanneer Mr. Johannes de Graaff overleden was blijkt niet, maar in 1744, en dus één jaar voor haren dood, was zij te 's Hage hertrouwd met zekeren Johannis Juliaan Snelle, ook vermeld als: Johan Jurriaan Snel, of Snels, dien zij met Mr. Jacob Valckenaer, advocaat te 's Hage, tot voogden over hare beide reeds genoemde minderjarige kinderen had aangesteld. Nu hadden echter beide echtgenooten, tot kwijting en aflossing van schulden door de vrouw en haren eersten man aangegaan, van den Weledel Geboren Heer Abraham Douglas, Raad en Agent van Z.K.M. van Pruissen, eene som van 14,000 Gld. opgenomen, en daarvoor de inkomsten der patrimoniele goederen van de vrouw, onder beheer der Waalsche Diaconie te Leiden, verbonden. De akte hiervan door den Notaris Dirk Soutman de Jonge te 's Hage 26 Juni 1744 opgemaakt, was den 9den Juli daaraanvolgende door die van den Gerechte der stad Leiden goedgekeurd. Maar tot de inkomsten dier patrimoniele goederen behoorden ook de 1200 Gld., die Luzac jaarlijks aan de erfgenamen van Aletta Maria de la Font uitkeeren moest. Over de vraag nu aan wie die uitkeering moest worden gedaan, 't zij aan de voogden, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't zij aan de Waalsche Diaconie, 't zij aan den Heer Douglas, zijn toen processen ontstaan, waarvan de papieren nog voorhanden zijn, doch waarmede wij niets te maken hebben voor de eigenlijke geschiedenis der courant. Nog op het laatste nummer der courant van de maand Juni 1738, No. 51, du Vendredi 27 Juin, luidt het adres: ‘Avec Privilege de Nos-Seigneurs les Etats de Hollande & de West-Frise, A Leide par de la Font’; toen volgden twee nummers zonder die tweede aanwijzing, en daarop No. 54, du Mardi 8 Juillet 1738, met het: ‘A Leide, par Etienne Luzac’. De eerste klacht tegen de courant onder het bestuur van Luzac is van het jaar 1741. Het was den 31sten Januari van dat jaar dat H.H.M. Resident bij het Hof van Polen, de Heer RumpffGa naar voetnoot1, uit Dresden aan de Staten-Generaal, in een schrijven aan den Griffier Fagel, mededeelde, dat twee dagen te voren de Kroons-Opperkanselier van Polen, Bisschop van Culm, geklaagd had ‘dat eenige qualijk geintentioneerden occasie hadden genomen te profiteeren van de mouvementen der trouppes van Zijne Majest. de Koning van Pruissen, om aan het publicq te insinueeren een misnoegen die dien vorst tegen de Republicq van Polen zoude hebben opgevat, en waer toe hij vast stelde dat door haar hetzij direct of indirect nooit eenige de minste aanleiding was gegeeven, voorleezende een passagie uit het supplement van de Leidse Franse Courant van den 10 deezes in een articul uit Francfort, behelzende het declaratoir door de Heer Pruissische Minister in een audientie aan de Koningin van Hungarijen gedaan met deeze woorden, ‘que les trouppes du Roy son maître n'étoient destinées qu'à reprimer l'insolence | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des Polonois, qui commettoient de grands desordres sur les frontières; ce que l'on attribuoit à l'animosité survenuë dans la République de Pologne à l'occasion d'une nouvelle faction qui s'y étoit formée’ ’. Bij het overgeven der courant had toen de Kanselier verzocht niet alleen dat de courantier hierover zou worden berispt, maar ook gedwongen dat bericht te herroepen, zoo men hem althans niet noodzaken kon op te geven hoe hij daaraan gekomen was. Na den ontvangst van dezen brief op 16 Februari 1741 werd door de Staten-GeneraalGa naar voetnoot1 de zaak naar de Staten van Holland verwezen, die op hunne beurt in de zitting van Zaterdag 18 FebruariGa naar voetnoot2 de zaak verzonden aan Burgemeesteren en Regeerders der stad Leiden, ten einde den uitgever der courant te hooren. Luzac legde daarop, 23 Februari, bij Burgemeesteren eene memorie over, waarin op den voorgrond werd gesteld, dat hij bij het samenstellen der courant altijd met zooveel omzichtigheid was te werk gegaan, dat, ofschoon zijn nieuwspapier ‘in meest alle de vreemde Landen gedebiteert’ werd, dit de eerste klacht was tegen hem ingebracht. Verder, dat de aangeklaagde zinsnede niets was dan eene aaneenschakeling van losse geruchten, waarvan de onmiddelijk volgerede woorden: ‘mais tout cela ne satisfait point la curiosité du Public’ het bewijs waren, en dat die mededeeling juist gestrekt had om hetgeen in sommige Duitsche nouvelles als ontwijfelbare waarheid was voorgesteld, verdacht te maken. Ten overvloede legde Luzac het bewuste in het Duitsch gestelde gedeelte der correspondentie uit Frankfort van 28 December 1740 over, maar beloofde tevens, tot blijk zijner goede gezindheid, in het supple- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ment van zijn eerste nummer het volgende te zullen opnemen: ‘l'Evènement a justifié le peu de fonds, qu'on faisoit ici sur les divers raisonnemens, auxquels la Marche de Troupes Prussiennes avoit donné lieu; Mais on est surpris, qu'on pousse les conjectures, jusqu'à supposer des faits, qui n'ont jamais existé, comme, par exemple, la déclaration, qu'on a dit avoir été faite par le Ministre du Roi de Prusse à la Reine de Hongrie ‘que les Troupes du Roi, son Maître, n'étoient destinées qu'à reprimer l'insolence des Polonais, qui commettoient de grands desordres sur les Frontières; ce qu'on attribuoit à l'animosité, survenue dans la République de Pologne, à l'occasion, d'une nouvelle Faction, qui s'y étoit formée’Ga naar voetnoot1. Dat de courant niet alleen winsten afwierp, maar ook aan belangrijke geldelijke verliezen bloot stond, leert het volgende. Gelijk bekend is waren destijds de Postmeesters de personen door wier tusschenkomst de verzending der nieuwspapieren, meer in 't bijzonder die van en naar het buitenland, plaats vond; met en door hen geschiedde de afrekening. Als zoodanig was de gewezen Postmeester te Emmerik, Löckell, aan Luzac voor geleverde couranten schuldig gebleven de niet onaanzienlijke som van 3539 Gld. 17 ½ St. Reeds in November van het jaar 1740 had Luzac hiervan het Generaal Post-Bureau, en in het bijzonder Z.E. den Baron von Marshal, onderricht, waarop ééne remise van 72 en nog eene van 20 Kroonen was gevolgd; maar voor het overige was Luzac naar den rechter verwezen. Wel had hij later, in Januari 1742, door tusschenkomst van een' Kleefschen procureur, nog 500 Gld. gekregen, maar daarbij was het gebleven; en toen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij nu in Januari 1744 door zijn' advocaat onderricht was geworden, dat Löckell ‘surséance de décision’ had aangevraagd, en daardoor wellicht de gelegenheid zou vinden zich en zijne goederen uit de voeten te maken, wendde Luzac zich, bij schrijven van 6 Maart 1744, onmiddelijk tot Frederik den Groote. Ongelukkig evenwel was het reeds te laat! Want toen aan Luzac binnen drie weken tijds recht werd verschaft, moest hij tegelijkertijd ervaren, dat zijne vrees niet ongegrond was geweest, daar zijn schuldenaar zijne goederen geborgen en zelf de wijk genomen had. Met den Leidschen Postmeester, Daniel van Heck, dien we reeds vroeger leerden kennen, stond Luzac ook op geen aangenamen voet. Niet onmogelijk acht ik het, dat de grond daarvan gelegen was in jaloezij van den kant van van Heck, dat Luzac, en niet hij, de courant gekregen had. Uit de ‘Memorie’ nu ‘overgeleevert aan HH. EE. GG. AA. de Heeren Burgemeesteren der Stad Leiden door den Franschen Courantier Etienne Luzac, nopens zyn differend met Daniel van Heck, Directeur der Posteryen van de voorn. Stad’, zonder dagteekening, maar kennelijk van April 1743, blijkt, hoe van Heck, reeds in 't begin van Luzac's courantierschap, door opzettelijke vertraging in het afzenden der couranten naar Brussel, Luxemburg en Bergen in Henegouwen, oorzaak was geworden, dat beide eerstgenoemde plaatsen gedurende twee jaren en de laatste nog altijd voor de courant verloren was; hoe hij later, in December 1740, Luzac eene schade van 6 à 700 Gld. over 1741 had op den hals gehaald bij eenige Duitsche kantoren, van welk verlies Luzac zich niet dan zeer langzaam had hersteld; hoe laatstelijk, 13 November 1742, een van Luzac's voornaamste pakketten was blijven liggen, door dat van Heck hem niet gewaar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuwd had dat de Hoogduitsche Post in den Haag vervroegd was, tengevolge waarvan Luzac extra-post had moeten nemen om grootere schade te ontgaan; eindelijk, hoe, niettegenstaande het gebruik onder Postmeesters om, onder latere afrekening, elkander's eigen brieven en pakken franco toe te zenden, van Heck in den laatsten tijd pakjes uit Berlijn, Keulen en Hannover willekeurig bezwaarde, brieven met hoogeren port belastte, en nu sedert 3 à 4 weken alles veel te laat bezorgde. Om een einde te maken aan deze plagerijen had Luzac daarop besloten om de 44 couranten en even zoo vele supplementenGa naar voetnoot1 die bij elke uitgifte, even als vroeger aan Clignet en de Neufville, voor vaardige verzending en bezorging waren uitgereikt, in te houden en daarmede wekelijks ƒ 8: 16 of ƒ 462 in 't jaar - waarvoor van Heck, den prijs met 1/4 verhoogende ƒ 577: 10 maken kon - te redden. Maar nu dreigde van Heck wederkeerig geen enkel pakket van Luzac meer te zullen verzenden. Op welke wijze aan dat gehaspel een einde kwam, blijkt niet uit de nog overig zijnde papieren; zoo veel is zeker, dat Luzac, op verzoek van Burgemeesteren, nog niet onmiddelijk aan zijn besluit gevolg gaf, maar in een moeilijk geval verkeerde, daar het telkens te laat ontvangen zijner brieven maakte, dat hij met oud nieuws voor den dag kwam. Het jaar 1748 is in de geschiedenis der belastingen hier te lande een belangrijk keerpunt. De verpachting toch, of de wijze van heffing der onderscheidene middelen destijds, werd, ten gevolge der oproerige bewegingen in den voorzomer van dat jaar, den 26sten Juni afgeschaft en door de collecte vervangen. Het ‘Generaal Placaat, op de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invordering van des gemeene Lands Middelen by collecte over Holland en Westvriesland’, vastgesteld in de zitting der Staten van Holland van Dinsdag 22 Juli 1749, bl. 566, was er het gevolg van, terwijl van dit placaat het uitvloeisel was de ‘Ordonnantie, na dewelke in den Lande van Holland en West-vriesland, volgens het consent van de Staaten van den selven Lande, ten behoeve van de gemeene saake, by collecte sal geheeven werden den Impost op de soo inlandsche als uitheemsche daar by gemelde gedrukte Papieren: Innegaande op den eersten Mey 1750’, vastgesteld in de zitting derzelfde Staten van Zaterdag 14 Maart 1750, bl. 271Ga naar voetnoot1. Opmerkelijk is zeker hetgeen dan verder omtrent deze Ordonnantie op bl. 275 wordt gezegd: ‘In agting genoomen zynde, dat het seer difficiel sal zyn om de Ordonnantie op de gedrukte Papieren, op heeden gearresteert, preciselijk in alle sijne deelen te doen agtervolgen en nakoomen, en het juiste en volle regt volgens deselve verschuldigt voor den Lande te consequeeren; Is na voorgaande deliberatie goedgevonden en verstaan, de Heeren Gecommitteerde Raaden in de beide Quartieren te authoriseeren, soo als deselve geauthoriseert worden by deese, om, in het oog houdende soodanige generaale gronden als sy sullen oordeelen meest te kunnen strekken om dit Middel door de geheele Provincie te doen heffen op een egale voet, en soo dat de eene Drukker of Boekverkooper booven de andere niet werde gefavoriseert, aan de aan te stellene Collecteurs permissie te geeven, om op den voet by de Heeren Gecommitteerde Raaden aan haar voorgeschreeven over het voorsz. Middel te moogen composeeren’. Bij deze Ordonnantie nu werd de impost voor elk half vel op éénen penning gesteld, en zoo van meer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der grootte tot twee vellen incluis naar evenredigheid, en voor van buiten ingevoerde couranten het dubbel van voornoemd bedrag, op boete van duizend gulden. Blijkbaar steunende op vroeger goed geslaagde pogingen, begreep Luzac zich niet te moeten onderwerpen aan dezen, gelijk het heette, vernieuwden impost, en toen nu de collecteur van het klein gedrukt zegel, Willem van der Steng, zich in den ochtend van Pinkster-Zondag 17 Mei 1750 bij hem aanmeldde, besloten beiden overeenkomstig art. viii der nieuwe ordonnantie het geschilpunt aan de beslissing van Gecommitteerde Raden te onderwerpen. Luzac stelde dan toen ook op eene ‘Memorie omme overgegeeven te worden aan Haar Edele Mogende de Heeren Gecommitteerde Raaden, of aan die Heeren, die ten deezen zijn gecommitteert’, waarin hij zijne grieven kort uiteenzette. Veel uitvoeriger evenwel was zijn ‘Mémoire pour être presenté au Prince d'Orange, &. au sujet de l' Impôt sur les Gazettes, etc.’, een stuk dat niet minder dan 12 blz. folio in handschrift omvat. Daarin stelde hij in het licht dat het doel van elke belasting tweeledig was: fiscale maatregel en breideling van weelde en misbruik. Ten opzichte der couranten nu kon de belasting den fiscus nooit voordeel aanbrengen: in de geheele provincie toch waren slechts 8 courantiers; door elkaar op 300 Gld. geschat, kon de belasting nooit meer dan 2400 Gld. opbrengen; voeg daarbij de opbrengst van andere periodieke geschriften, dan zou alles te samen hoogstens 3 à 4000 Gld. bedragen. Nu kon de prijs der courant evenwel niet worden verhoogd, want binnenslands zou het publiek haar òf niet lezen òf wel voor gezamenlijke rekening, en buitenslandsGa naar voetnoot1 kon men de ‘Gazettes d'Utrecht, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Bruxelles, de Francfort, d'Erlang, et la satyre presque perpetuelle et souvent assez insipide de Cologne’ voor een' uiterst lagen prijs krijgen. Zich het verlies van ééne penning per blad te getroosten ging ook niet; die ééne penning was de rente van een geheel kapitaal, en buitendien verloren geld bij wanbetalingen en bij de exemplaren waarop de regeeringsleden recht hadden. Daarbij kwam nog het bezwaar dat men bij zoodanige belasting zijne zaken moest openleggen bij den pachter. Als het gevolg dezer belasting stelde Luzac den onvermijdelijken ondergang der couranten, waarvan verlies voor de Posterij, de vernietiging van vele huishoudens, en de invoer van buitenlandsche bladen de uitkomst zou zijn. Het eenige goede doel dezer belasting kon hij vinden in breideling der publiciteit, maar daarvoor waren z.i. andere en betere middelen te vinden. Ten slotte wees Luzac op zijn eigen etablissement, aan het verlaten waarvan hij een oogenblik ernstig had gedacht. Sedert 1723 was door hem de directie gevoerd, en toen hij de zaak in 1738 overnam, bleek het dat zij jaarlijks slechts 900 Gld. opbracht. Niettegenstaande dat kocht hij haar, in het volle vertrouwen op 't verkrijgen van betere uitkomsten, tegen eene jaarlijksche uitkeering van 1200 Gld. en nog 300 Gld. bovendien aan de stad. Reeds in November 1738 evenwel had hij moeten ondervinden hoe het drukken en uitgeven der courant in amptgeld was aangeslagen voor eene som van 1000 Gld. die hij ook dadelijk ten Gemee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nelands kantore voldaan, en daarvoor eene 3 pct. obligatie van 500 Gld. ontvangen hadGa naar voetnoot1; het volgende jaar was het hem daarop gebleken, dat het uitgeven der courant, als een ambt aangemerkt, mede was aangeslagen in de 100ste Penning tegen 50 Gld., en in de 200ste Penning tegen 25 Gld., en dus 75 Gld. 's jaars, ofschoon noch van deze aanslagen noch van het ambtgeld gesproken werd in het octrooi, dat toch van Augustus 1736 dagteekende, evenmin als in het contract met de erven de la Font, maar dat hij aan een en ander terstond had voldaan, meenende na 13 jaren, bij afloop van het octrooi, vrij te zullen zijn; gedurende den oorlog had men hem verder 1000 Gld. à 2 ½ pct. - weldra 2 pct. - laten storten; nu, na dit alles betaald te hebben, was hem nog eene tweede 200ste Penning opgelegd, zoodat hij 100 Gld. betaalde, die, gevoegd bij de vermelde 1500 Gld. maakten, dat zijne zaak met eene jaarlijksche uitkeering van 1600 Gld. bezwaard was. In andere taxen en quotisatien had hij bovendien bijgedragen, en bij dat alles kwamen nog in den laatsten tijd de veranderingen in de gouden muntGa naar voetnoot2, waarbij hij meer dan eenig ander particulier schade leed, doordien hem van buitenslands Louis d'or in betaling werden toegezonden die het publiek niet aannam, of wel Dukaten berekend op 5 Gld. en 5 à 12 stuivers, doch waarvan 7/8 het gewicht niet hielden. Daarom kwam Luzac tot de slotsom, dat, aangezien zijne courant in de zeven Provinciën geen 100 Gld. opbracht, maar alle hare inkomsten met veel moeite en risico uit den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemde kwamen, deze impost voor zijne zaak eene belasting wezen zou op het geld van buitenslands hier onder de menigte verspreid. Zijn verzoek was nu om, daar hij als ambtenaar aangeslagen was, niet begrepen te worden in de nieuwe Ordonnantie, of wel op gelijken voet met de overige courantiers te worden gesteld, door van het Ampten-register geschrapt en eenvoudig als koopman of industrieel aangemerkt te wordenGa naar voetnoot1. Nog twee andere verzoekschriften, één aan de Staten van HollandGa naar voetnoot2 en één aan Burgemeesteren en Regeerders der stad Leiden, die hem indertijd hunne bescherming hadden toegezegd, werden door Luzac bij deze gelegenheid opgesteld. Daarin trekt de aandacht hoe Luzac er op wees, dat, aangezien noch hij noch zijn voorganger ooit iets met den Impostmeester had te doen gehad, hij zich ook niet had kunnen voegen bij ‘de Courantiers deeser Provintien in derselver versoek ten aanzien de nieuwe Ordonnantie nopens de gedrukte Papieren’, al beaamde hij ook hunne grieven. ‘Zijlieden alle’, dus luidt het verder, ‘zijn den Impost op de gedrukte Papieren in-zo-verre subject geweest, dat zijlieden des-weegens met de Impostmeesteren ijder voor zeekere Somme hadden gecomponeert. Deeze Compositie, veel min den Impost, is mijn Predecesseur, nog mij, nooit opgelegt geweest’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder wees Luzac nog op ‘de modiciteit der prijzen van de in vervolg van tijd gestabilieerde Haagsche en Utrechtsche Fransche Couranten, die door dien weg reeds buiten 's Lands veld wonnen, en het voor hem te dugten stond de zijne aldaar eindelijk geheel zouden deprimeeren’. Tot mijn spijt evenwel is dit verzoekschrift der gezamenlijke courantiers in Holland niet meer op het Rijks-Archief voorhanden; daardoor ben ik ook niet in staat aan te wijzen wie eigenlijk de 8 courantiers waren, waarvan Luzac in zijne Memorie aan Willem IV spreekt; want bij opsomming mijnerzijds krijg ik minder of meer, naar gelang de Fransche courantiers binnen Holland daartoe al of niet worden gebracht. Intusschen wees de Heer P.A. Leupe, tot wien ik mij om inlichting wendde, mij op een ander stuk niet alleen belangrijk voor dit ons doel of voor de geschiedenis van den impost op de gedrukte papieren in het algemeen, maar ook vooral voor de kennis van het aantal periodieke geschriften in Holland omstreeks 1751Ga naar voetnoot1. Het komt voor in de Resolutiën van Gecommitteerde Raden, betrekkelijk de gemeene Middelen, dd. 31 Juli 1751. Bij die Resolutie toch werd ‘gereguleert op wat voet de Drukkers in de respective Steeden weegens het Middel van de gedrukte Papieren 's Lands Regt moeten betaalen’. Want - aldus luidt het in een verzoekschrift van 1797, waarover later - de Ordonnantie zelve van 1750 werd weldra in hare volle uitgestrektheid onuitvoerbaar bevonden, in 't bijzonder met betrekking tot de nauwkeurige opgave aan den Gaarder of Collecteur te doen. Het bleek, dat zoowel de begrooting van als het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderzoek naar het vertier van elk publiek geschrift volstrekt gelijk stond met een verbod; met de beste trouw kon men zich in zijne opgave bedriegen, daar het niet mogelijk was te weten hoe vele exemplaren men iederen postdag zou plaatsen of had geplaatst. Alzoo was men genoodzaakt tot het middel van admodiatie of accoord te komen, gelijk zulks bepaald werd bij Resolutiën van 30 April 1750Ga naar voetnoot1 en 31 Juli 1751, waarbij aan de Gaarders ieder in zijne stad of plaats, geordonneerd werd, hoeveel, volgens gemaakt accoord van de courantiers moest ontvangen worden. Luzac werd toen voor 50 Gld. aangeslagen. Bij het verzoekschrift door Luzac aan Burgemeesteren van Leiden gericht behoort een voor de geschiedenis der courant zeer belangrijk stuk, getiteld: ‘Memorie, behelzende het zuiver provenu of winst van de Nouvelles extraordinaires de divers endroits, en het Supplement van dezelve, vijf jaaren, te weeten van 1744. tot 1749. door-een-geslagen zijnde, in een jaar bij Etienne Luzac getrokken en genoten, door den voorsz. Etienne Luzac overgelevert aan de Ed: Gr. Achtb. Heeren Burgemeesteren en Regeerders der Stad Leiden’. In dit stuk geeft Luzac op, dat het 1/5 gedeelte van hetgeen hem in de genoemde vijf jaren als zuivere winst zou zijn overgebleven, bedroeg
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van welke som door hem jaarlijks betaald was het geaccordeerde aan de Erven van wijlen Anthony de la Font, de recognitie aan de Stad, en de Honderdste Penningen aan den Staat. Deze cijfers was hij bereid met eede te bevestigen. Als toelichting tot deze cijfers laten we uit Luzac's eigen aanteekeningen deze opgaven volgen:
De berekening dier bankeroeten was als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het meervermelde Rapport van van Roijen blijkt (fol. 424), dat de Regeering van Leiden in het voorjaar van 1738 bepaald had, dat in het vervolg gezien zou ‘kunnen werden off het interest vande stadt na het eindigen van het octroij (zullende zijn den 18 Aug: 1751) mede zoude brengen, de fransche Courant alhier gelijk met de Duijtsche te Haerlem en Amsteldam geschiedt was, op een andere wijse te dirigeren, ende bestellen’. Gelukkig voor Luzac, maar vooral voor de eer der Leidsche Regeering, kwam men reeds hetzelfde jaar op dit onbetamelijkGa naar voetnoot1 voornemen terug, en bepaalde den 6den November 1738 (fol. 454-456), dat Luzac na 18 Augustus 1751 jaarlijks 400 Gld. aan de stad betalen, maar dat dan ook de stad hem verder niet hinderen zou. - In het octrooi nu, reeds den 27sten Januari 1751 door de Staten van Holland hernieuwd, wordt aan Luzac voorgeschreven: ‘dat hij gehouden zal zijn een Exemplaar van het voorsz. Werk op groot papier, gebonden, en wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheecq van Onse Universiteit te Leijden, binnen den tijd van ses weeken, nadat hij Suppliant het zelve Werk zal hebben beginnen uijt te geeven, op een boete van ses honderd guldens, na expiratie der voorsz. ses weeken bij den Suppliant te verbeuren ten behoeve van de Nederduijtsche Armen der plaatse, alwaar den Suppliant woont, en voorts op poene van met'er daad versteeken te zijn van het effect van dezen Octroije; Dat ook de Suppliant, schoon bij het ingaan van dit Octroij een Exemplaar gelevert hebbende aan de voorsz. onse Bibliotheecq bij zooverre hij gedurende den tijd van dit Octroij de voorsz. Nouvelles zoude willen herdrukken, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met eenige Observatien, Noten, Vermeerderingen, Veranderingen, Correctien of anders, hoe genaamt, of ook in een ander formaat gehouden zal zijn wederom een ander Exemplaar van het zelve Werk, geconditioneert als voren, te brengen in de voorsz. Bibliotheecq, binnen dezelve tijd en op de boete en poenaliteit, als voorsz.’ Om het Luzac recht duidelijk te maken, kreeg hij bij zijn Octrooi een afschrift van de Resolutie der Staten van Holland van 28 Juni 1715 ‘Verbodt drucken van Boecken onder verkeerde Tituls’, Gr. Pl. Boek, dl. V, bl. 603 en van 30 April 1728 ‘Ampliatie van de Resolutie van den 5 December 1679’, Gr. Pl. Boek, dl. III, bl. 552, ‘raakende het leeveren van een Exemplaar der Boeken, &c. met Octroi gedrukt, aan de Universiteit te Leiden’, Gr. Pl. Boek, dl. VI, bl. 598. Wat nu evenwel te zeggen van al dien omhaal en alle die voorzorgen, met de vrij zonderlinge veronderstelling dat van de courant nog eens een herdruk zou worden bezorgd, wanneer men weet dat op de Leidsche Bibliotheek slechts de jaargangen 1750, 1751, 1754, 1755, 1757, 1758, 1760-1811 eerst kort voor het jaar 1823 zijn gekomen! En dat, terwijl bij de laatste vernieuwing van het Octrooi op 2 Januari 1766, - want op de latere aanvraag in December 1780 is nooit eene beschikking gevolgd - evenmin als in 1736, sprake is van zoodanige voorwaarden! Inhoud en strekking van de Resolutiën der onderscheidene hooge Staten-collegiën, voor zooverre ze betrekking hebben op maatregelen ten opzichte der couranten of courantiers genomen, zijn somtijds van zoo algemeenen aard, dat het moeielijk valt aan te wijzen, of wel één bepaald blad oorzaak was van het genomen besluit. Soms blijkt het evenmin duidelijk, of eene Hollandsche courant, dan wel een Fransch blad binnen de zeven provinciën uitgegeven, bedoeld wordt. Tot de zoodanigen behoort de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resolutie der Staten-Generaal van 21 September 1767, bl. 564. Daarin wordt melding gemaakt van de ontvangst eener ‘Missive van den Consul Ellinckhuysen, geschreeven te Algiers den neegentienden der voorleeden maand, geaddresseert aan den Griffier Fagel, aan haar Hoog Mog. kennisse geevende, dat de Deensche Consul, sig by hem beklaagt hadde dat verscheide saaken, aldaar voorgevallen met relatie tot hem Consul, sommige waar en andere niet, in de Leydsche Courant publicq waaren gemaakt; en brengende gemelde Consul Ellinkhuisen aan haar Hoog Mog. onder het oog de nadeelige gevolgen die soo wel voor hem als voor de Onderdaanen van den Staat in het gemeen souden kunnen resulteeren, indien de Regeeringe aldaar quame te weeten, dat door hem Consul het geene aldaar voorviel publicq wierd, en het gevaar waar in hy soude kunnen geraaken van in dat geval als een Spion getracteert te worden’. Vermoedelijk echter wordt hier wel de Fransche Leidsche Courant bedoeld, daar de Deensche Consul te Algiers toch niet tot de lezers van de courant van Anthony de Klopper zal behoord hebben. Een zevental brieven, waarvan nog vier in originali, de overigen bij afschrift of uittreksel aanwezig zijn, bevattende eene correspondentie tusschen Etienne Luzac en Charles Bressanelli, Commercie-raad van den Koning van Polen, te Amsterdam, gedurende de jaren 1769 en 1770, werpt een niet onaardig licht over de wijze waarop aan den eenen kant door de diplomatie op het blad invloed werd uitgeoefend, terwijl aan den anderen kant Luzac zijne onafhankelijkheid glansrijk wist te bewaren. Dat daarvoor inderdaad eenig gevaar bestond schijnt hij zelf bedoeld te hebben, toen hij in een schrijven aan Bressanelli, van 19 Maart 1769, er op wees, dat het hem steeds aangenaam zou zijn stukken en mededeelingen te plaatsen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namens het Poolsche Hof, zonder daarvoor eenige vergoeding te willen hebben, maar dat hij niet afkeerig was van het denkbeeld, om, wanneer het Kabinet van Warschau eens eene medaille liet slaan ter herinnering aan de eene of andere merkwaardige gebeurtenis, dan met een exemplaar vereerd te worden tot een bewijs van goedkeuring over de onpartijdigheid waarmede hij steeds te werk ging. In weerwil hiervan ontving Luzac nog geen jaar later, bij schrijven van Bressanelli van 30 Januari 1770, met de toezegging van zoodanige medaille nog 12 dukaten voor zijne betoonde diensten gedurende het tijdsverloop van een jaar, reeds met 1 Juli 1769 afgesloten. Verschillende bezigheden en omstandigheden hadden Bressanelli tot zijn leedwezen verhinderd reeds een maand te voren Luzac deze gratificatie persoonlijk ter hand te stellen; toch was het vermoedelijk gelukkig, dat geen persoonlijk onderhoud over deze zaak de goede verstandhouding bedierf, en dat Luzac in de gelegenheid bleef zijne weigering met redenen omkleed in alle bedaardheid schriftelijk te kennen te geven. Deze brief, reeds den anderen dag, 31 Januari 1770 opgesteld, luidde aldus:
‘Monsieur,
Permettez que je vous renvoie les douze Ducats en Espèces que vous me remettez de la part de votre cour, en reconnoissance des Nouvelles de Pologne, que j'ai publiées et qui me sont venues par votre canal. Pour conserver la qualité de vrai Historien, je ne reçois ni Gratification ni Pension, aussi lorsqu'il m'arrive de donner dans l'erreur on peut compter que j'erre de bonne foi. Dans cette disposition pour la plus exacte vérité, je ne déguise point le plaisir que peut me faire une Médaille frappée à l'occasion de quelque évènement remarquable, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lorsque je puis la considérer comme une distinction accordée à mon attachement aux devoirs d'un fidèle Annaliste. Je revère le Roi, vôtre Maître, comme un Prince juste et magnanime et ce seroit lui faire tort de prendre de l'argent pour des particularités historiques qui, venant de sa part, doivent être considérées comme des éclaircissemens utiles à l'histoire de nos jours et non comme des Pièces publiées dans des vuës d'intérêt. Que Sa Majesté ne trouve donc pas mauvais, que je la prie de me dispenser de reçevoir les douze Ducats que vous m'envoyez de sa part. Je continuerai toujours d'insérer avec plaisir ce qui me viendra par votre canal, me persuadant, qu'en suivant un guide, tels que sont les amis de votre Souverain, je ne m'égarerai point dans la représentation de l'état actuel de la Pologne.
Agréez les sentimens d'estime, avec lesquels j'ai l'honneur’, cet.
Zoo ingenomen was Bressanelli met de denkbeelden door Luzac geuit, dat hij den brief naar Warschau opzond; ook daar werd de inhoud blijkbaar goed opgenomen, want, al duurde het ook nog eenige maanden, de bedoelde medaille kwam eindelijk in de eerste dagen van Juli 1770 in handen van Luzac. Het is mij niet bekend ter herinnering van welke gebeurtenis ze geslagen werd, maar al was ook Luzac in dezen niet het voorwerp van vereering, zoo kan toch zeker aan de omstandigheid, dat ook de Fransche Leidsche Courantier tot de uitverkorenen behoorde aan wien een der weinige exemplaren dezer medaille werd uitgereikt, geen beteekenis worden ontzegd. Op deze medaille nu, voor alsnog berustende in de munt- en penning-verzameling van wijlen Mr. L.C. Luzac, vindt men aan de eene zijde het beeld van den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koning van Polen met de letters I.P.H. en het randschrift: Stanislaus Augustus D.G. Rex Poloniae M.D. Litu’, en aan de andere zijde een schip slingerende te midden der baren, met het: ‘ne cede malis’ als spreuk. De brief van dankzegging door Luzac na de ontvangst 3 Juli 1770 aan Bressanelli geschreven is daarom merkwaardig, omdat de toespeling daarin op de nauwe betrekking 25 jaren vroeger tusschen hem en den Abt Graaf Poniatowski tijdens deze te Leiden studeerde, waarschijnlijk wijst op het ontstaan der Poolsche betrekkingen van de courant. Wij zijn zoo langzamerhand reeds het tijdperk ingetreden van den grooten bloei der courant. Te vergeefs evenwel was de poging om te ontdekken, door welke middelen het aan Etienne Luzac gelukt is zijn blad het karakter van een algemeen geacht politiek nieuwspapier te doen erlangen. Dat de taal waarin het werd opgesteld daartoe zeer veel heeft kunnen bijdragen is buiten allen twijfel, maar dit was toch eigenlijk iets dat het met anderen, gelijk de Fransche Amsterdamsche Courant, gemeen had. Intusschen is het een feit, dat er overal aan de mededeelingen en oordeelvellingen der courant eene groote waarde en beteekenis gehecht, en haar invloed gevreesd werd. De beste bewijzen, dat de overlevering hier niet overdreven heeft, liggen in de veelvuldige klachten die van alle kanten over de Fransche Leidsche Courant opgingen. Als zoodanig komt het eerst in aanmerking de klacht van het Hof van Denemarken aangaande de mededeelingen der courant in Numero x, du Mardi 4 Février 1772, met betrekking tot het hof-cabaal dat in den nacht van 16 op 17 Januari van dat jaar tegen Koning Christiaan, VII zijne gemalin Karolina Mathilda, en zijnen Minister | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Struensee had plaats gehad. Die uitvoerige uiteenzetting van hetgeen er toen te Koppenhagen was voorgevallen verwekte aldaar geen geringe verbazing, en deed tegelijkertijd de begeerte ontstaan om te weten wie de eigenlijke verslaggever daarvan was. Ook voor de Staten van Holland, die nog geen jaar geleden, 9 Februari 1771 (Gr. Pl. Boek, dl. IX, bl. 402) eene zoo ernstige Resolutie hadden genomen tot beteugeling van de licentie der courantiers, en hun met zooveel nadruk het ‘correspondeeren met eenige Ministers van desen Staat buiten 's Lands, of met derselver Secretarissen, Amanuenses, Clercquen of andere Bedienden, directelyk of indirectelyk’ hadden verbodenGa naar voetnoot1, was het van belang te weten, of hier werkelijk, gelijk men met reden vermoeden kon, hun verbod overtreden was. De Memorie van Luzac aan de Regeering van Leiden, in de maand Maart 1772 opgesteld, stelde hen evenwel op dit punt volkomen gerust. Want, ofschoon in dit stuk het noemen van zijn' correspondent als eene zaak werd beschouwd die met het wezen van een nieuwspapier in lijnrechten strijd was, zoo behoefde Luzac zich hier toch niet achter dit algemeene beginsel van drukpersvrijheid te verschuilen, aangezien hij met betrekking tot de Deensche omwenteling geen gebruik van eene particuliere correspondentie gemaakt, en ook niets gezegd had dat niet reeds door anderen was openbaar gemaakt, maar veeleer een en ander verzwegen had dat aanstoot kon geven. Hij beriep zich op de Haarlemsche couranten van Dinsdag 28 en Donderdag 30 Januari en van Zaterdag 1 Februari, de Nederduitsche Amsterdamsche couranten van dezelfde dagen, en de Rotterdamsche van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laatstgemelden datum. En terwijl nu alle andere, zoo Fransche als Nederduitsche couranten reeds den 28sten en vooral den 30sten Januari het gewichtig nieuws zonder de minste terughouding hadden medegedeeld, had de Fransche Leidsche Courant eerst in haar supplement van den 31sten dier maand een uit verscheidene berichten samengesteld ‘relaas’ omtrent die gebeurtenis voor haar eerstvolgend nummer aangekondigd. Aan de la Pottrie, den Deenschen gezant te 's Hage, was daardoor de gelegenheid gegeven, om, zoo er iets te verzwijgen ware, of in een ander daglicht moest gesteld worden, bij tijds te waarschuwen. De vreemde ministers te 's Hage toch, hadden steeds, bij het wakend oog dat ze hielden op hetgeen hier te lande werd openbaar gemaakt, de goedheid gehad, om, wanneer er iets door den een' of anderen courantier gezegd was dat aanstoot zou kunnen geven, Luzac te waarschuwen zulks niet over te nemen. Waaraan Luzac die oplettende welwillendheid te danken had, wordt, jammer genoeg, niet vermeld; wel wees hij op den Markies de Noailles, Ambassadeur van Frankrijk, den Ridder Yorke, Ambassadeur van Engeland, den Baron von Reischach, Minister van het Hof van Weenen, en den Baron von Creutz, den Zweedschen Minister, als degenen die zich aldus tegenover hem gedroegen, of die ten minste, wanneer zij meenden zich over het een of ander te kunnen beklagen, zich onmiddelijk tot hem wendden, ‘zonder de hooge Regering in hare hoogwigtige bezigheden daarmede lastig te vallen’. Aldus had de Fransche gezant, ruim een jaar geleden, nog gedaan, toen in de Fransche Leidsche Courant de Parlements-zaken behandeld werden die voortgevloeid waren uit de procedures tegen den Hertog d'Aiguillon, den neef van den Secretaris van Staat, den Hertog de la Vrillière. De eenige vraag kon dan zijn, of er on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarheden waren medegedeeld, of satirieke aanmerkingen gemaakt die het karakter van een eerlijk man onwaardig waren. Zoo veel nu schijnt Luzac's Memorie en zijne gedeeltelijke herroeping in Numero xviii, du Mardi 3 Mars, te hebben uitgewerkt, dat de la Pottrie hem persoonlijk te Leiden een bezoek bracht, ofschoon ook daarna nog tot half April voortdurend brieven werden gewisseld over de verdere mededeelingen van Luzac aangaande de Deensche omwenteling, die naar de la Pottrie's meening te weinig gunstig waren voor de daarbij bovendrijvende partijGa naar voetnoot1. Wel zoo spoedig werd Luzac het omstreeks dienzelfden tijd eens met den Vicomte de la Herreria, Ambassadeur van den Koning van Spanje, Karel III. Hier gold het eene mededeeling in het Supplement van Numero xviii, du Mardi 3 Mars 1772, onder de berichten uit Rouaan, aangaande het failleren van het huis Behic, Tanevot en co. te Cadix, en andere handelsrampen. De Secretaris van het Spaansche Gezantschap, de Renovales, schreef daarover dadelijk, namens den gezant, aan Luzac, die intusschen reeds uit Amsterdam verwittigd was, dat aan de juistheid van zijn bericht het een en ander ontbrak. Luzac beantwoordde deze welwillendheid door terstond een afschrift van zijne verbeteringen, voor het Supplement van Numero xx, du Mardi 10 Mars 1772, als een ‘Extrait d'une Lettre d'Amsterdam’ bestemd, naar den Haag te zenden, om den gezant in de gelegenheid te stellen daarop zoo noodig zijne aanteekeningen te leveren, zich tevens beklagende, dat het hem onmogelijk was om niet telkens in de fout te vervallen van verkeerde berichten te plaatsen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het verzwijgen van de namen zijner correspondenten moest hij evenwel als een onomstootelijk beginsel vasthouden. Uitvoerig vooral was de briefwisseling in de maanden Mei en Juli van ditzelfde jaar 1772 tusschen Luzac en den Abt Desnoyers, destijds bij afwezigheid van den Ambassadeur Markies de Noailles (zie de couranten van 27 Maart en 7 April) tijdelijk zaakgelastigde, naar aanleiding van verschillende grieven door het Fransche gouvernement tegen de courant ingebracht. Welke die grieven waren durf ik, bij het gemis der brieven van Desnoyers, niet bepalen: ze schijnen echter vrij vaag en ongegrond te zijn geweest, daar Luzac er in zijne antwoorden juist op wijst, hoe omzichtig hij in den laatsten tijd bij het opnemen van Fransche berichten was te werk gegaan. Slechts ééne wordt meer bepaald genoemd, en betrof het publiek maken van zekeren brief van den oud-President d'Ormesson aan den Koning in Numero li, du Vendredi 26 Juin 1772. Maar wanneer men nu weet dat Luzac, na dit stuk reeds acht dagen in zijn bezit te hebben gehad, en na het toen in No. 70 en 71 van de Gazette de la Haye te hebben aangetroffen, in het Supplement van Numero xlvii, du Vendredi 12 Juin, nog niet verder ging dan de aankondiging van het stuk, omdat hij aan de echtheid twijfelde en op eene waarschuwing uit den Haag rekende, dan staat men in twijfel waarover zich meer te verwonderen, of over het ongegronde van den aanval of over het publiek dier dagen dat smaak vinden kon in een blad waarvan de redactie zoo schroomvallig was in het opnemen van berichten. Want Luzac's wederleggingen op al die grieven - we zagen het boven reeds bij de klachten van den Deenschen gezant - wemelen van de bewijzen, hoe omzichtig, ja angstvallig, bij het in elkander zetten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der courant werd te werk gegaan. In Les Gazettes de Hollande, p. 150, heeft de Heer Hatin ook melding gemaakt van deze klacht, en zelfs een geheel stuk overgenomen uit ‘une sorte de mémoire justificatif’ toen door Luzac opgesteld; wij moeten hier evenwel opmerken, dat, met uitzondering van de eerste zinsnede ontleend aan een schrijven van Luzac aan Desnoyers van 27 Mei 1772, het overige een brokstuk is uit een' dergelijken brief van 5 Juli van dat jaar. Verg. ook Mr. G.W. Vreede, Aang. Werk, bl. 63, naar wien de Heer Hatin verwijst. Twee jaren later, in Augustus 1774, waren het de Poolsche gebeurtenissen die Luzac in moeielijkheden brachten. Het ongelukkige Polen toch was destijds verdeeld in twee partijën: aan den eenen kant stond de Koning met zijne nabestaanden en eenige weinige rijks-grooten, aan den anderen kant de Confederatie met den Prins Poninski als Maarschalk aan het hoofd, die, gesteund door de groote Mogendheden, welke het op Polen's ondergang hadden gemunt, vermetel het hoofd omhoog durfde steken en zich als heer der Poolsche Natie gedragen. Een bericht hem betreffende in Numero lxi, du Mardi 2 Août 1774, opgenomen, deed plotseling een onweer losbarsten boven Luzac en zijne courant, dat zijne uiting vond in het
‘Décret lancé contre la Gazette de Leyde, le 23 Août 1774, par la Diète de Varsovie’. ‘Attendu que le Redacteur de la Gazette de Leyde, dans ses Feuilles, principalement dans celle sub No. 61, au lieu de rapporter des faits publics et particuliers, ose toucher à des matières d'état, en censurant et noircissant des Personnes d'une probité connue, en imprimant une foule d'autres faussetés et calomnies, uniquement de faire | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
son profit: Attendu en outre qu'il ose les publier; ce qui ne peut tendre qu'à revolter les esprits et à troubler le repos d'une Nation; attendu enfin qu'il envoie et repand des Nouvelles destituées de toute vérité dans les Etats de la République: A ces causes, et pour obvier à ce que cette contagion ne se repande dans le Pays, voulons que les dites Gazettes ou Extraits d'icelles diffammant des Personnes d'une probité non équivoque, soient brulés par la main du bourreau, aux quatres coins de la Ville: Ordonnons à tous les Bureaux de Poste, tant dans la Couronne que dans le Grand-Duché de Lithuanie, ainsi qu'à tous les Directeurs des Postes, Secrétaires d'icelles, et à toutes Personnes de quelles conditions qu'elles soient, sous peine d'infamie, de faire entrer à l'avenir sous quel prétexte que ce soit, la dite Gazette de Leyde dans les Etats de la Republique, ajournant les transgressions pardevant le gnod de Varsovie’.
‘Fait à Varsovie, ce 23 Août 1774’. Het vermoeden dat hier wraakoefening in het spel was, 't gevolg van haat tegen den Koning, die Luzac vier jaren vroeger met eene gouden medaille had vereerd, zou door de scherpe tegenstelling der beide gebeurtenissen gewettigd zijn, wanneer die Koninklijke gift niet blijkbaar eene zaak van huishoudelijken aard was geweest. Intusschen was het vinden van het hier medegedeelde stuk zeer welkom, omdat de Heer Hatin (p. 149) den inhoud niet heeft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gekend, ofschoon Prof. Vreede, Aang. Werk, bl. 58, aant. 2 de hoofdzaak kort aanstipte. Vreemd is het, dat Luzac dit zonderlinge stuk nergens in zijn blad opnam. Wel spreekt hij in het Supplement van Numero lxxi, du Mardi 6 Septembre, van ‘le Décret, sollicité par le Maréchal Prince Poninski contre une Gazette étrangère’, maar noemt het niet met name, en geeft alleen zijne verbazing te kennen, dat juist dit blad het had moeten misgelden, omdat er anderen waren, - de Fransche KleefscheGa naar voetnoot1, Keulsche en Parijsche couranten, - nog wel uitgegeven op het grondgebied juist van die mogendheden welke Prins Poninski de hand reikten, die veel erger dingen hadden gezegd, waarvan dan een voorbeeld wordt bijgebracht. In veel scherper maar toch altijd waardige taal schreef Luzac in Numero lxxiii, du Mardi 13 Septembre, onder de berichten uit Warschau dd. 27 Augustus: ‘L'Arrêt lancé contre une Feuille étrangère, devenuë odieuse au Prince Poninski & à ses Partisans peut-être par son trop de véracité, a été exécuté aujourd'hui. On se rappelle, à ce sujet & à plusieurs autres qui arrivent de nos jours, le mot de Tacite: Quo magis socordiam eorum irridere libet, qui praesenti potentia credunt extingui posse etiam sequentis aevi memoriam. En effet, il est malheureux pour le Pouvoir qu'il ait un terme d'existence, & que, souvent plutôt qu'on ne s'y attend, la vérité soit à même de ne plus le respecter’. Eindelijk bestrijdt hij aan het slot van 't Supplement van Numero lxxvii, du Mardi 27 Septembre, de wettigheid van het Decreet, maar ook weder zonder zijn blad met name te noemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ‘Extrait d'une Lettre au sr. B. Vintcent à la Haye, écrite par et. Luzac, en date du 21 Août 1774’, doet zien, hoe reeds lang voordat het bovenvermelde decreet werd uitgevaardigd, de Russische Ambassadeur in den Haag, Prins GallitzinGa naar voetnoot1 zijn misnoegen over het bedoelde artikel in No. lxi, aan Luzac had kenbaar gemaakt. Doch de aanklacht van Prins Poninski bij de Staten-Generaal, is niet, gelijk de Heer Hatin vermeldt, van het begin van 1774, maar volgde eerst vier weken na het verbrandings-decreet; want de brief aan onzen Raadpensionaris Pieter van Bleiswyk, waarin die aanklacht was vervat, was van 19 September van dat jaar, al werd hij ook eerst den 18den October in den Haag ontvangen. In dit stuk, reeds bij den Heer Vreede, Aang. Werk, bl. 58 afgedrukt, waarin de Fransche Leidsche Courant ‘un libelle diffamatoire’ wordt genoemd, tegen welker redacteur men gaarne eene gestrenge straf zag toegepast, wordt evenwel geen gewag gemaakt van het recht dat men bereids zich zelf verschaft had. Het was dan ook op dit punt in het bijzonder, dat Luzac in zijne Memorie aan de Regeering van Leiden van 25 October de aandacht vestigde; want de bij de Staten-Generaal ingebrachte klacht was, na het uitvaardigen van het Decreet, aan den eenen kant ontijdig te achten en als eene beleediging voor de Republiek aan te merken, en had aan den anderen kant elke herroeping van de zijde van Luzac onmogelijk gemaakt. Niet onbelangrijk acht ik het verder uit dit zoo waardig stuk aan te teekenen, ook in verband met het ontvangen der medaille in 1770, dat Luzac sedert 1769 tot omstreeks den tijd van het verbrandings-decreet een eigen correspondent in Polen had, die, gelijk hem later | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bleek, de familie des Konings heimelijk vijandig was, en hem van tijd tot tijd tot het herroepen van sommige min juiste voorstellingen noodzaakte. Welke de uitkomst van het verbrandings- en verbods-decreet is geweest, durf ik niet bepalen; in zijne Memorie sprak Luzac van ‘een vrij groote pecunieele schade’ die hij er jaarlijks door lijden zou, maar daar tegenover stond, dat een dergenen, die zijne couranten naar Polen verzonden, hem gemeld had ‘dat het gros der Natie over het verbod ten uiterste te onvreden was, en dat het niet zoude rusten voor dat hetzelve was gerevoceert’. Nog in hetzelfde jaar brachten de Poolsche aangelegenheden Luzac andermaal in de klem. De Pruissische Gezant, Baron von Thulemeyer, van wien we nog dikwijls gelegenheid zullen hebben te hooren, beklaagde zich in een schrijven van 29 December 1774 bij den Raadpensionaris, afgedrukt bij den Heer Vreede, Aang. Werk, bl. 59, over Luzac's mededeeling in het Supplement van No. xcvi, du Vendredi 2 Décembre, onder de ‘Suite des Nouvelles de Varsovie du 16 Novembre’, dat de Pruissische Minister de Bénoît aan de Poolsche delegatie eene nota overhandigd had tegen de vermeerdering van het aantal troepen der Poolsche Republiek. De Baron von Thulemeyer eischte, dat Luzac genoodzaakt zou worden deze van allen grond ontbloote mededeeling te herroepen, na hem vooraf het daartoe bestemde artikel te hebben medegedeeld, en dat hij zich voor het vervolg onthouden zou van het opnemen van al die valsche berichten omtrent het Berlijnsche Kabinet waarvan zijne couranten wemelden. Werd daaraan geen gevolg gegeven dan zou de gezant op de toepassing van eene voorbeeldige straf moeten aandringen, waartoe de Russische Gezant, Prins Gallitzin, gaarne het zijne zou willen bijdragen. ‘Nous avons été informé depuis | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de très-bonne part, que cet Avis est destitué de tout fondement quelconque’ was de eenvoudige maar eerlijke voldoening, die door Luzac in No. ii, du Vendredi 6 Janvier 1775, onder de Leidsche berichten, gegeven werd. Uit die zelfde dagen is nog eene andere klacht die echter niet in het openbaar behandeld schijnt te zijn. De Leidsche Pensionaris toch, op zekeren dag als naar gewoonte uit den Haag komende, bracht aan Luzac het bericht over, dat de Baron von ReischachGa naar voetnoot1 zich bij den Raadpensionaris van Bleiswijk beklaagd had, dat in de Fransche Leidsche Courant No. c, du Vendredi 16 Décembre 1774, mededeeling was gedaan van het den 6den Juni 1771 tusschen de Porte en het Weener Hof gesloten traktaat, waarvan het gedeeltelijk bezetten van Moldavie in der tijd het gevolg was geweest. In zijn antwoord wees Luzac echter op het Supplement van het vorig nummer, waarin, overeenkomstig zijne gewoonte om geen stukken van eenigzins buitengewonen inhoud te plaatsen zonder die vooraf te hebben aangekondigd, ten einde gelegenheid te geven om bezwaren tegen de plaatsing te opperen, het bedoelde stuk was aangekondigd, zonder dat dit eenige aanmerking had uitgelokt. Eene ook uit de Resol. der Staten-Generaal van 14 Februari 1776, bl. 86, en Resol. der Staten van Holland van 16 Februari van dat jaar, bl. 96, bekende klacht is die van den Grootmeester van de Orde van Maltha. Hier gold het de mededeeling in No. lxxxiv, du Vendredi 20 Octobre 1775, onder de berichten uit Napels van 26 September, omtrent een oproer op het eiland Maltha, welk bericht, volgens de missive van den Grootmeester aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun H.M. dd. 12 December 1775, doch die eerst den 14den Februari 1776 ter Staten-Generaal inkwam, beleedigende opmerkingen inhield zoowel voor de Orde in het algemeen, als voor het bestuur der vorige Grootmeesters in het bijzonder, en waarvoor hij, mede uit naam der voornaamste leden van de Orde, behoorlijke voldoening eischte. In zijn eigenhandig schrijven aan den Grootmeester, van 26 Maart 1776, kon Luzac echter als man van eer, wien het alleen om waarheid te doen was, naast de betuiging van zijn leedwezen, dat ook hier, gelijk zoo dikwijls, de eerste berichten vol onjuistheden waren geweest, zegevierend wijzen op zijn ‘Extrait des Relations du soulèvement à Malte’, reeds dadelijk in zijne Nos. lxxxv tot lxxxvii opgenomen, en op het ‘Extrait d'une Lettre de Malte du 30 Septembre’, in het Supplement van No. xc, waardoor alle denkbeeld van opzettelijke beleediging aanstonds was weggenomen. Ten overvloede echter kwam Luzac, in No. xxv, du Mardi 26 Mars 1776, denzelfden dag van zijn schrijven aan den Grootmeester, onder de Leidsche berichten, nog eens op de zaak terug. Zie verder Resol. der Staten van Holland van 29 Maart 1776, bl. 280; Resol. der Staten-Gen. van 3 April 1776, bl. 194; Resol. der Staten van Holland van 5 April 1776, bl. 331; Resol. der Staten-Gen. van 9 Juli 1776, bl. 413, met de dankzegging van den Grootmeester van Maltha voor de gegeven voldoening. Ter nauwernood was Luzac deze moeielijkheid te boven gekomen, of de Baron von Thulemeyer viel hem weer lastig. In eene missive toch van 11 Juli 1776 aan van Roijen, den Pensionaris der stad Leiden, afgedrukt bij den Heer Vreede, Aang. werk, bl. 60, beklaagde de Gezant zich over hetgeen in het Supplement van No. liii, du Mardi 2 Juillet 1776, onder de berichten uit Leiden, was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezegd omtrent het verblijf van Prins Hendrik van Pruissen te St. Petersburg. Het ‘il semble, que S.A.R., n'ait pu remplir entièrement l'objet de sa venuë en Russie’ werd door den Baron eene ‘insolence inconcevable’ genoemd, omdat het aan een particulier, gelijk Luzac was, niet voegde zich te verdiepen in zulke misplaatste en onvoegzame gissingen als hier in deze weinige woorden waren geopperd, en die aan niets anders dan aan partijdigheid konden worden toegeschreven. Eene schorsing van zes weken in zijn beroep achtte de Baron ‘le seul moyen d'en imposer pour l'avenir à cet homme, qui dans son simple réduit, se croit autorisé à decider en dernier ressort des intérêts des Puissances les plus respectables de l'Europe, autant que de leurs desseins, et de leurs liaisons politiques’. In zijne Memorie aan de Regeering van Leiden betwistte Luzac den Gezant ten stelligste de willekeurige verklaring aan zijne woorden gegeven, doch ontveinsde niet dat de ware zin die daaraan, op grond van andere zoowel buitenlandsche als Hollandsche nieuwsbladen en ook eigen briefwisseling, moest gehecht worden, doch die door plaatsgebrek teruggehouden werd, deze was: ‘dat Prins Hendrik van Pruissen door den Koning zijn Broeder gelast was de differentiale Poincten, die nog, zo ten opzigte van de Grens-scheidingen van Poolen als van de Commercie, bijzonder van Dantzig subsisteerden, ten voordeelen van het Berlijnsche Hof te reguleeren. Doch dat Z.K.H. in dit gedeelte van haare Commissie niet was geslaagt’. De eigenlijke reden evenwel van de Thulemeyer's verbolgenheid was gelegen in wraakzucht. Want, toen Luzac in den zomer van 1775 een bezoek van den Gezant gekregen had, en deze had geëischt, dat Luzac voortaan in de courant niet meer noch van de zaken van Dantzig noch van die van Polen voor zooverre het Pruis- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sische Kabinet daarbij betrokken was, melding zou maken, was weigering het antwoord geweest; iets dat weinige maanden later, naar aanleiding der mededeeling in No. xcix, du Mardi 12 Décembre 1775: ‘Les dernières Nouvelles du Brandebourg ne rassurent pas encore sur la santé de Sa Maj. Prussienne. Ce Monarque ne se rendra point cet hyver à Berlin, comme de coûtume, pour assister aux divertissemens du Carnaval’, gevolgd was door eene missive van 19 December, waarin, tot Luzac's niet geringe verbazing gezegd werd: ‘que de pareilles Nouvelles n'étaient point de nature à être repandues dans le Public’, en ‘dat hij Baron van Thulemeyer bij de eerste aanstaande gelegenheid aan Luzac zijn ongenoegen op eene gevoelige wijze zoude doen ondervinden’. Vandaar dan ook dat de Gezant geheel en al over het hoofd had gezien, dat aan het einde van het Supplement van No. liv, du Vendredi 5 Juillet, reeds eene verbetering was geplaatst van een gedeelte van de aangeklaagde mededeeling, al moest ook aan de hoofdzaak worden vastgehouden. Dat aan den eisch tot zesweeksche schorsing der courant geen gevolg werd gegeven spreekt van zelf. Het waren deze klachten evenwel niet alleen die Luzac met de Leidsche Regeering in aanraking brachten. In Augustus van ditzelfde jaar 1776 toch wendde zich de Leidsche boekverkooper Jacobus MurrayGa naar voetnoot1 met een verzoekschrift tot Burgemeesteren om approbatie en privilegie te erlangen tot de uitgave van een weekblad, dat in folio en in kolommen gedrukt, onder den titel van Courier de l'Europe of Nouvelliste Universel zou worden uitgegeven, en waarvan de strekking nuttig en vermakelijk zou zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zou bevatten: 1o. Eene uitgezochte opgave van al wat de binnen- en buitenlandsche letterkunde opleverde. 2o. De wetenswaardigste tijdingen uit vreemde gewesten, met uitzondering van het staatkundig nieuws. 3o. De belangrijkste zaken betreffende den koophandel. Niettegenstaande nu Murray zich voorloopig vergewist had, dat Luzac zich niet tegen zijn voornemen verzetten zou, werd zijne aanvraag door Burgemeesteren, 8 Augustus 1776, in handen gesteld van de Wed. van wijlen Mr. Anthony de Klopper, door wie de Hollandsche Leidsche Courant werd uitgegeven, en van Etienne Luzac, ten einde deze, zoo noodig, hunne belangen tegen dit verzoek zouden kunnen doen gelden. Beiden leverden dan ook eene zeer uitvoerige Memorie in bij Burgemeesteren. Gaarne nam men de betuiging van Murray aan, dat hij alleen zijne winst en niet eens anders schade beoogde, maar meende toch dat dit laatste het onvermijdelijk gevolg moest zijn van dit plan, dat geen andere strekking hebben kon, dan om binnen Leiden eene nieuwe courant op te richten. En terwijl Luzac erkende bij het mondeling onderhoud met Murray geen redenen gevonden te hebben om zich tegen diens plan te verzetten, moest hij nu evenwel, na het lezen van het meer duidelijk aangewezen programma, gewichtige bezwaren opperen. Want de aanvraag om approbatie op zich zelf bewees reeds, dat men eene eigenlijk gezegde courant wilde oprichten, daar zoodanige aanvraag nooit geschiedde voor andere wekelijksche politieke bladen. ‘Een Privilegie’, zoo schreef Luzac, ‘'t zij van Stad of Land, is tot het bestaan van een Nieuwspapier, in zijnen eersten oorsprong, als eene private onderneming van een Particulier beschouwd, niet volstrekt noodzakelijk of onontbeerlijk: Maar, zoodra men daartoe een Privilegie vraagt, wordt het een ge-autoriseerd Nieuws-papier, of (zoo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als men het gemeenlijk noemt) een Courant’. Ware dit Murray's voornemen niet, een privilegie van H.G.M. tegen nadruk ware voldoende geweest. Maar bovendien liep ‘het aankondigen der Wisselkoers, van den Prijs der Granen, van het op- en afklimmen der uitheemsche Actien, regelregt in het bestek der gewone Nieuwspapieren, vooral van de eerste Ondergeteekende, wier Blad daartoe bijzonder geschikt was, en onder anderen om dezen reden naar vreemde Landen gezonden werdGa naar voetnoot1. Als een Papier in 't Fransch geschreven zoodanige onderwerpen bevatte, zouden de vreemde Kooplieden hier te Lande en diegene onder de Vaderlanders, welke zich naar den smaak der Vreemden steeds poogden te vormen, de Hollandsche Nieuwspapieren gemakkelijk kunnen ontberen: en, gelijk de Hollandsche Leidsche Courant (onberoemd gesproken) uit dien hoofde zich een' bijzonderen naam had verworven, zou zij er ook 't meest bij lijden’. Met het oog op den geheelen inhoud meende men zou het blad veel overeenkomst hebben met de Gazette de Vienne ‘van den edelen Trattnern’Ga naar voetnoot2, en met het oog op den titel rees het vermoeden, dat het wel eens hetzelfde blad kon zijn dat te Parijs, onder de plaatsteekening van Londen verschenen, onlangs verboden was. Beide onderteekenaars | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verklaarden ten slotte ruiterlijk niet tegen opkomende mededinging bestand te zijn. ‘De eerste Ondergeteekende, aan wie reeds, door eene zware uitkeering en verscheidene lasten, het water tot de lippen was gekomen, zoude bij den minsten schok moeten bezwijken’, en verklaarde, ‘dat, in geval door een nieuw op te rigten Papier hare inkomsten maar in 't minst verkort werden, zij dadelijk buiten staat zoude zijn hare engagementen te voldoen’; terwijl Luzac, die zijn ‘Papier, toen het bijna te gronde gegaan was (als hij het zeggen mogt) door eene onvermoeide vlijt had opgebeurd, en gedurende eenige jaren tot zijne schade had staande gehouden’, verklaarde, dat ‘het voor hem ook eene hardheid zoude zijn, indien hij, door het opkomen van een' Mededinger, een Etablissement, 't welk nu honderd jaren te Leiden gestaan had, moest zien verminderen, daardoor abandonneren of naar elders verplaatsen’. Anderhalf jaar later waren de betrekkingen tusschen Luzac en den Pruissischen Gezant nog even gespannen als vroeger. Men schreef toen Maart 1778 en verkeerde in de dagen der verwikkelingen wegens Beijeren, die weldra tot den Beijerschen Successieoorlog, spottenderwijze den aardappelen-oorlog of cartoffel-krieg genoemd, aanleiding zouden geven. Het was toen, dat in het Supplement van No. xxiii, du Vendredi 20 Mars 1778, een ‘Extrait d'une Lettre de Munich du 11 Mars’ was opgenomen, waarin onder anderen gezegd was: ‘l'on n'apprend point, que S.M. Prussienne soit certaine d'avoir des Alliés ou de reçevoir des Subsides de Puissances Etrangères’. In zijne klacht, van 24 Maart 1778, werden deze woorden door den Baron aldus opgevat, alsof er zoude gezegd zijn: ‘dat de Koning zijn Meester noch Geallieerden noch Geld had’, eene uitdrukking waarmede den Koning eene ‘in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cartade’ of ‘verregaande injurie’ was aangedaan. Dat dit eene weinig getrouwe opgave was van hetgeen er werkelijk gezegd was, werd door Luzac in zijne Pro-Memoriâ aan de Regeering van Leiden op den voorgrond gesteld, maar of het een gezegde was dat buiten het bestek viel van een' nieuwsschrijver, gelijk de Gezant beweerde, liet hij gerust over aan het oordeel van iederen onpartijdige. Het was hem daarom ‘niet wel mogelijk de jegenswoordige klagten van den Heer Envoyé aan te zien dan als de nieuwe uitwerking eener personeele kwalijkgezindheid, waarvan hij te meermaalen de zo onverdiende als chagrinante blijken had ondervonden’, gelijk nog het vorig jaar was geschied, toen in de eerste dagen van Juni van hem geëischt was iets te herroepen waarvan hij nooit een woord had gesproken, waarop de Gezant, van zijne dwaling overtuigd, daarna weder eene andere grief opgeworpen had, waaraan Luzac even onschuldig was, onder bijvoeging ‘dat hij, na bekomen ordre van zijn Hof, hem zoude corrigeeren met dien ijver welke hij in hem kende’, welke order echter nooit gekomen was, om de eenvoudige reden dat Luzac ook van deze zaak tittel noch jota had gemeld. Zoo werden hem ook telkens door den Gezant verdrietelijkheden aangedaan over tijdingen die deze in andere couranten onopgemerkt liet voorbijgaan. Aan het einde zijner Memorie kon Luzac niet nalaten den wensch te uiten, dat hij voortaan bevrijd zou zijn van dergelijke onaangenaamheden waartoe de Gezant stellig nooit van het Kabinet van Berlijn bevelen ontving, en waartoe hem van den kant van Luzac, die hem zelfs vroeger beleefdheden aan zijn huis had aangedaan, geen de minste aanleiding werd gegeven. Nog zij hier gewezen op de ook uit de Resol. der Staten-Generaal van 25 Mei 1779, bl. 404, en Resol. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staten van Holland van 2 Juni 1779, bl. 741, bekende klacht van den Engelschen Gezant, den Ridder Yorke, naar aanleiding der mededeeling in No. xl, du Mardi 18 Mai 1779, onder de Londensche berichten, van zekere memorie door den gevolmachtigden Minister de Moussinpouschkin namens het Kabinet van St. Petersburg aan dat van St. James overhandigd, betrekkelijk de vrije vaart in het algemeen en van den Russischen handel in het bijzonder in de Noordsche Zeeën. Inderdaad was de lezing van dit stuk hier gegeven niet de ware, maar daarom nog niet door Luzac vervalscht, gelijk door den Engelschen Gezant werd beweerd, want de General-Advertiser and Morning-Intelligencer van 6 Mei (p. 2, kol. 4 en p. 3, kol. 1) was de bron geweest waaraan de Fransche Leidsche Courant hare mededeeling had ontleend. Zoo spoedig als Luzac dan ook kon, plaatste hij, beter ingelicht, aan het einde van het Supplement van No. xliv, du Mardi 1 Juin, de ware lezing der memorie. Daarmede evenwel was de zaak niet afgedaan. Want de Gezant had in zijne klacht aan de courant niet alleen hare verregaande partijdigheid, maar ook hare onbetamelijkheden en lasteringen jegens Groot-Britannië verweten. En dit was te veel gezegd voor Luzac, die wel partijdig, maar daarom nog niet in dienst was van eenige partij, gelijk blijkbaar de bedoeling was. In zijn antwoord wees hij er dan ook op, dat hij het niet voor de plicht van een Hollandsch nieuwsschrijver hield Engelschgezind te zijn, maar wel om der waarheid op eene behoorlijke wijze hulde te doen, aan wien zulks ook onaangenaam kon wezen. ‘Nooit’, zoo riep hij met fiere zelfvoldoening uit, ‘zou men Etienne Luzac kunnen verwijten, dat hij in zijn Papier kwaad goed had geheeten’. Aan strafwaardige partijdigheid was ook zijne instemming met den Amerikaanschen opstand toegeschreven; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar met die beschuldiging strookte weinig de achting die zijn blad door geheel Europa bezat, gelijk hem door alle vreemdelingen, die hem dagelijks kwamen bezoeken, betuigd werd, terwijl ook het aantal exemplaren dat aan de beide Secretariën van Staat te Londen gezonden werd niet dagelijks zou vermeerderen, indien de Engelsche Ministers zelf zijne courant als eene verzameling van onwaarheden beschouwden. Hoe partijdig integendeel juist de Ridder Yorke ten opzichte van Luzac was, kan blijken uit de omstandigheid, dat hij kort te voren een zeer scherp artikel tegen den Leidschen Courantier in bijne alle Fransche bladen had doen plaatsen, omdat deze het schip Warwick de Berwick genoemd had, ofschoon dezelfde fout door bijna alle couranten ook voor hem was begaan. Met de Posterijen kwam Luzac ook al in moeielijkheden. Sedert de oprichting der courant toch was hare verzending naar het buitenland altijd geheel vrij geschied tot in 1772, toen, naar aanleiding der klachten van den kant der Posterij te Rotterdam over de zwaarte der verzending naar Frankrijk, die langzamerhand toegenomen was, niet alleen dit pakket met betaling van zekere som naar evenredigheid van het gewicht, ten behoeve van 's Lands Posterij belast, maar tevens ook eene dergelijke belasting gelegd werd op de verzendingen naar de Kantoren van Maaseijk en Emmerik, ofschoon deze eigenlijk niet het onderwerp der onderhandelingen tusschen Luzac en de Representanten van 's Lands Posterij hadden uitgemaakt; in de hoop evenwel zich daardoor de vrije verzending, voor zooverre het grondgebied van den Staat betrof, te verzekeren, had Luzac daarin berust. Maar daarom riep hij nu ook de hulp in van 's Lands Posterij voor het volgendeGa naar voetnoot1. Vijf of zes jaren te voren namelijk - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermoedelijk in 1774 of 1775 - had Luzac van den Directeur-Generaal der Posterijen in de Oostenrijksche Nederlanden, de Lopez, bericht gekregen, dat de Posthouder Hermans te Antwerpen, bezwaard over het transport der pakketten met couranten, vorderde, dat Luzac de onkosten van nog een tweede paard zou dragen. Luzac had toen geantwoord, dat z.i. die vordering het Kantoor der Couranten te Parijs of wel de Fransche Posterij, waarmeê dat Kantoor geabonneerd was, aanging, omdat volgens de regelen der Posterij de onkosten ten laste van den ontvanger en niet van den afzender kwamen; dat de Oostenrijksche Posterij hare vergoeding zoeken moest in wederkeerige diensten van de Fransche Posterij, en dat de vergoeding over vreemd grondgebied nooit ten laste van den afzender komen kon. Verder vernam Luzac niets van de zaak, totdat de Lopez, die tot in het jaar 1757 zelf Directeur van de Post te Antwerpen was geweest, hem 10 Juni 1779 schreef, dat hij te Antwerpen zijnde geweest met verbazing had gezien, hoe het pakket couranten van Luzac voor Frankrijk bestemd, in omvang was toegenomen; vroeger woog het 5 à 6 pond, nu soms tot 35 pond. Nu verwonderde hij zich ook niet meer over de vele klachten aangaande het te laat aankomen van de Hollandsche post, en over het veelvuldig bezwijken van paarden, want dat pakket was eene post op zich zelf, die nu door hetzelfde paard, ten koste van een snel vervoer, moest worden overgebracht. Daarom moest Luzac kiezen, om òf zijn pakket als weleer van 5 à 6 pond te maken en zijne courant in Frankrijk laten herdrukken, òf wel de kosten van een tweede paard te dragen. Zoo kon het niet blijven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch bleef de zaak, na beantwoording van dezen dringenden eisch door Luzac, ten tweedenmale in statu quo. Maar eindelijk, 't moet in Augustus 1780 zijn geweest, kreeg Luzac een schrijven van Hermans, waarin de bedreiging gedaan werd, ‘dat, zo hij geen promt en voldoend Antwoord kreeg nopens zijne begeerde indemniteit, hy de Leidsche pakken dadelyk zoude laten liggen en niet meer verzenden’. Op een antwoord van Luzac volgde weldra een tweede brief, waarin Hermans, zijne vordering achteruit doende werken tot het jaar 1766 toen de verzending zeer matig was, eene schadevergoeding van niet veel minder dan 5000 Gld. vroeg, 't geen hij ‘niet ongeregtig of exorbitant’ noemde. Nu wendde Luzac zich, 25 Augustus 1780, tot de Lormes, vermoedelijk den opvolger van DavidGa naar voetnoot1, bij wien alle buitenlandsche couranten te Parijs verkrijgbaar waren, doch deze wilde van die meerdere kosten, waarop hij gaarne erkende dat Luzac, toen hij in 1759 met David eene overeenkomst sloot, niet had kunnen rekenen, niets weten, omdat ze niet op Fransch grondgebied te huis behoorden, daar het verschil liep over den afstand tusschen den Moerdijk en Antwerpen. Van daar dat Luzac in zijne Memorie aanwees, dat de eenige vraag was of Hermans' bewering, dat hij met zijne paarden op Hollandsch grondgebied tot aan de limiet-staken een' afstand aflegde van zeven uren, en waarvoor hem door de Posterijen te 's Hage jaarlijks eene zekere som werd betaald, waar was; in dat geval toch zouden Luzac's meerdere onkosten moeten gevonden worden uit de gelden die hij voor het geheele vervoer over Staatschen bodem aan de Posterij betaalde. Wat er verder van deze zaak is geworden blijkt nergens. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste klacht tegen de courant ingebracht tijdens het bestuur van Etienne Luzac is van het jaar 1781, en betrof de mededeeling in No. xxvii, du Mardi 3 Avril 1781, dat de Koning van Pruissen in een gedeelte van de kosten der Deensche oorlogsvloot zou voorzien. Op order van de Deensche regeering leverde de st. Saphorin, extraordinaris Envoyé te 's Hage, den 26sten April daaraanvolgende eene memorie bij de Staten-Generaal in, waarbij op herroeping van dit bericht en op correctie van den courantier werd aangedrongen. Door de Staten van Holland werden Burgemeesteren van Leiden van de zaak verwittigd, maar toen er niet spoedig genoeg door dezen bericht werd wat door hen gedaan was, verzocht de Gezant bij missive van 17 Mei aan de Staten-Generaal om een antwoord dat hij kon overzenden, want, voegde hij er bij: ‘il ne dépend pas du soussigné de se contenter d'abandonner à leur propre turpitude des hommes si prompts à oublier les égards dûs aux Têtes couronnées’. Eene nieuwe aanschrijving van de Staten van Holland aan die van Leiden volgde. Maar nu kwam dan ook het verlangde antwoord, waarbij op het Supplement van No. xxxv, du Mardi 1 Mai, gewezen werd, waarin het bedoelde bericht reeds als ‘une Nouvelle controuvée & destituée de tout fondement’ was aangewezen, terwijl later in No. xl, du Vendredi 18 Mai, nog eens gezegd was: ‘Aujourd'hui, d'après une requisition respectable qui nous a été adressée sur le même sujet, nous la rétractons de nouveau de la manière la plus expresse’. Het opmerkelijke van de zaak was, dat het bericht als ‘un bruit public’ overgenomen was uit het Supplement van de Fransche Utrechtsche Courant, No. 26, en ook daaraan ontleend was door de Noord-Hollandsche CourantGa naar voetnoot1 No. 40, waarover de Gezant zich | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook had beklaagd; een bewijs dus, dat de klacht aan een verkeerd adres was bezorgd, en dat men te 's Hage geen inzage nam van dat Utrechtsche bladGa naar voetnoot1. Was het te verwonderen dat bij zoo vele moeielijkheden Luzac eindelijk naar rust verlangde? Met de courant was hij langzamerhand oud geworden, en had hij den 70jarigen leeftijd reeds achter den rug. De zoo afmattende arbeid, verbonden aan het samenstellen eener courant, door hem zelf in de straks besproken Memorie aan het Bestuur van 's Lands Posterijen ‘de slaafagtigste die op de waereld bekend is’ genoemd, was sedert het jaar 1738 door hem geheel alleen verricht. Zelf was hij nooit gehuwd, maar zijn broeder Jean LuzacGa naar voetnoot2 was den 4den April 1741 getrouwd met Anna Hillegonda Valckenaer, dochter van Margaretha Duijvesteijn, Weduwe van Isaac Valckenaer, Rector der Latijnsche scholen in den HaagGa naar voetnoot3. Uit dezen echt werden geboren, behalve twee dochters, met name: Marguerite Emilie Luzac gehuwd met den welbekenden Wybo FynjeGa naar voetnoot4, en Martha Jacoba Luzac gehuwd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met Mr. Jan de Kruijff Jr.Ga naar voetnoot1, twee zoons: Mr. Etienne Luzac, die door zijn huwelijk met Johanna Suzanna Valckenaer, dochter van den Hoogleeraar Lodewijk Caspar ValckenaerGa naar voetnoot2, vader werd van Mr. Lodewijk Caspar Luzac, en Mr. Johan Luzac, benevens nog twee andere kinderen. Het lag voor de hand dat Etienne Luzac, bij gemis van eenig ander kind dan dat eene, door hem wel niet in het leven geroepen maar toch groot gebracht en aangekweekt, en dat hem dierbaar was geworden, naar een' pleegvader moest omzien door wien eenmaal zijne taak zou worden opgevat en voortgezet. De uitstekende letterkundige en rechtsgeleerde studiën van zijnen neef, Mr. Johan Luzac, die zich na zijne promotie in 1768 te 's Hage als Advokaat gevestigd had, leverden de meest afdoende waarborgen, dat deze de man was tot wien hij zich wen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den moest, en die bovendien nog dit voordeel in zich vereenigde, dat hij een bloedverwant, een naamgenoot zou zijn. In hoeverre deze standsverwisseling overeenstemde met de wenschen en begeerten van den nauwelijks 26jarigen Advokaat wordt niet vermeld; alleen dit is aangeteekend dat zijn optreden bij de courant in 1772 plaats vondGa naar voetnoot1. Dat dit tijdstip minstens in den voorzomer van dat jaar moet worden gezocht, bewijst de hierboven vermelde brief van Etienne Luzac aan den Abt Desnoyers van 5 Juli 1772, waarin van Mr. Johan gesproken wordt als ‘au fait de tout’ om, indien zulks verlangd werd, een persoonlijk onderhoud te 's Hage te hebben. Maar het was eerst met 1 Januari 1783 dat Etienne Luzac zich geheel, en wel officiëel terugtrok. Niettemin werden de Conditien en Voorwaarden, waarop Etienne Luzac Senior aan Mr. Johan Luzac Junior en Mr. Etienne Luzac Junior afstaat, cedeert en transporteert het Recht en Eigendom van de Fransche Courant alhier te Leijden, en waarop dezelve affaire door de laatstgemelden, zoo ten opzigte van Etienne Luzac Senior als onderling wordt overgenomen; Welke Conditien en Voorwaarden mitsdien strekken zullen tot richtsnoer der verpligtingen zoo van de laatstgemelden omtrent Etienne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luzac Senior als van den een omtrent den ander, eerst den 18den Februari 1783 geteekend, en veranderde ook het altijd nog bestaande adres onder de courant: A Leide, par Etienne Luzac, eerst met No. xxvi, du Mardi 1 Avril 1783, in het: A Leide, par Jean & Etienne Luzac. Bij deze overeenkomst nu werd bepaald, dat beide neven eerst bij den dood van Oom voor deze overdracht 16,000 Gld. zouden betalen of inbrengen, maar dat zij hem, zoolang zijn gemeenschappelijk huishouden met hunnen vader en Mr. Johan, - het huwelijk van Mr. Etienne was aanstaande - dat door hunne zuster Martha Jacoba bestierd werd, in stand bleef, jaarlijks de helft der zuivere winst zouden moeten uitkeeren, terwijl de andere helft voor hun bestemd bleef, met dien verstande nogtans dat elk ten minste 2000 Gld. genieten zou, waarvan het ontbrekende uit de eerste helft zou moeten aangevuld worden. Verder zou de zuster, zoolang zij het gemeenschappelijk huishouden bestierde, blijven genieten de opbrengst der verzending aan den Heer Hermanus Angel te Amsterdam tot 100 exemplaren incluis, terwijl ook de opbrengst der advertentiënGa naar voetnoot1, gelijk tot heden plaats vond, tusschen de beide broeders en hunne zuster zou gedeeld worden. Intusschen kwam er spoedig verandering in deze onderlinge verhouding: de vader overleed reeds 3 April 1783, de zuster huwde 29 Maart 1784, en Mr. Johan trad den 29sten November van dat jaar in den echt. Deze laatste gebeurtenis maakte aan het gemeenschappelijk huishouden een einde, en sedert dien tijd deelden de beide broeders alle de winsten, ook die der advertentiën gelijkelijk, met uitzondering dat Mr. Johan voor het schrijven der courant jaarlijks 2000 Gld., en Mr. Etienne, bij wien de druk- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerij gevestigd werd, daarvoor jaarlijks 500 Gld. vooruitkreeg. Het was gelukkig voor Mr. Johan dat hij tijdens zijne proefjaren reeds had kunnen zien, hoe vele moeielijkheden aan het samenstellen van een blad als dat van zijnen oom verbonden waren, en met welke verdrietelijkheden en onaangenaamheden deze daarbij te kampen had. Hoogst ontmoedigend ware anders voor hem het begin van zijn openlijk optreden als schrijver der courant geweest. Want reeds den 1sten Februari 1783 werd hij verwelkomd met eene klacht van den Baron von Thulemeyer, den Pruissischen Gezant, over hetgeen aan het slot van het Supplement van No. ix, du Vendredi 31 Janvier, was gezegd naar aanleiding der Memorie, door dezen namens Frederik den Groote den 20sten Januari bij de Staten-Generaal ingeleverd. Daarin toch was gezegd, dat alles er op werd toegelegd om aan den Stadhouder het oppergezag over het leger en de vloot te ontnemen, en nu had Luzac beweerd dat er geen enkel feit bij te brengen was waardoor deze aantijging kon gerechtvaardigd worden. Dergelijke opmerking evenwel was in het oog van den Gezant ongepast, en na zijne vroegere grieven in herinnering te hebben gebracht, eischte hij nu dat Luzac zich voortaan bloot tot het vermelden van feiten zonder eenige opmerking hoegenaamd zou bepalen, want dat hij anders de bestaande maatregelen tot beteugeling van de licentie der courantiers tegen hem zou inroepen, en de noodige stappen doen dat het debiet zijner courant buitenslands, en meer bepaald in de Pruissische staten, beperkt werd. Bij zijne beantwoording van 4 Februari hield Luzac evenwel staande, dat hij in de aangeklaagde zinsnede geen beschouwingen had geleverd maar alleen feiten tegenover feiten gesteld, en dat hij als Hollander volkomen bevoegd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en in zijn recht was, om tegenover de logenachtige berichten en beschouwingen vooral van den Courier-du-Bas-RhinGa naar voetnoot1 omtrent hetgeen hier te lande voorviel, het Europeesch publiek beter in te lichten. Von Thulemeyer kon bij zijn wederantwoord van twee dagen later Luzac zijne zienswijze niet toegeven, en daar nu deze den 11den dier maand den Baron von Hertzberg, den Pruissischen Minister van Buitenlandsche Zaken, toch schrijven moest om hem te bedanken voor de toezending van het kort verslag der zitting van de Koninklijke Academie van Wetenschappen den 30sten Januari, bij gelegenheid van den verjaardag des Konings, te Berlijn gehouden, en opgenomen in het Supplement van No. xii, du Mardi 11 Février, nam hij meteen de gelegenheid waar zijne klachten te uiten over de verschillende onaangenaamheden die hem telkens namens het Berlijnsche Kabinet werden aangedaan. Groot was de troost zeker niet die Luzac op dit punt, bij schrijven van von Hertzberg van den 25sten dierzelfde maand kreeg, maar toch straalde in dit antwoord en in de gelijktijdige toezending van een exemplaar der vier Verhandelingen door den Baron in de gemelde zitting der Koninklijke Academie te Berlijn voorgedragen, eene zekere welwillendheid door, die Luzac bij zijn woord van dank | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 21 Maart wist te waarderen, ofschoon hij aan zijn recht vasthield om zijn vaderland te verdedigen telkens wanneer het onverdiend werd aangerandGa naar voetnoot1. Tot de klachten over de courant in dit jaar behoort ook die waarvan in de Resolutiën der Staten-Generaal van 26 Mei 1783, bl. 480, wordt gewaagd. Door tusschenkomst van den Graaf van Rechteren tot Borgbeuningen H.H.M. Extraordinaris-Envoyé aan het Hof van Denemarken, beklaagde zich de Engelsche Gezant aldaar, de Heer Elliot, ‘over het insolente en indiscreete Art. hetgeen de Leydsche Courantier in sijn Courant van den 6 Mey geplaatst had, hetgeen ten sijnen opsigte niet alleen allerlaesifst en bezyden de waarheid was, maar ook aanstootelyk voor het Hof van Berlyn, het welk hy volgens dat Articul had willen braveeren’. Meer zegt de Resolutie niet; wel waarschijnlijk met opzet. Het uittreksel toch uit zekeren particulieren brief uit Berlijn in het Supplement van No. xxxvi, du Mardi 6 Mai 1783, was niet zeer vleiend voor den klager. De Heer Hugues Elliot namelijk, die tijdens zijn verblijf te Berlijn als Britsch vertegenwoordiger, de dochter van den Heer Verelst, den vertegenwoordiger der Republiek, getrouwd had, was kort te voren in dezelfde hoedanigheid naar Koppenhagen vertrokken, met achterlating evenwel van vrouw en dochter, die eerst later, gelijk het heette in 't najaar, zouden volgen. Dat daarentegen eene scheiding tusschen de beide echtgenooten aanstaande was, kwam het publiek wel zoo waarschijnlijk voor. En nu was den 11den April de Heer Elliot als Engelsch koopman te Berlijn gekomen en had zijn intrek genomen in de nabijheid der woning van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Douairière Verelst waar zich ook zijne echtgenoote bevond. Wetende dat 's anderendaags avonds beiden op een souper bij Prins Frederik van Brunswijk waren, begaf hij zich ten haren huize en eischte zijn kind op, dat toen in allerijl werd ontvoerd. Op zich zelf had niemand met dit huiselijk krakeel iets te maken, maar bij zijn vertrek, dat eerst den daarop volgenden dag plaats had, toen het te voorzien was dat hem moeielijkheden zouden worden in den weg gelegd, had hij zich aan de wacht niet als Engelsch koopman voorgedaan maar als Engelsch Gezant bij het Hof van Denemarken. Zoodanig misbruik maken van een bij het volkenrecht toegestaan voorrecht, meende men zou de Koning van Pruissen niet ongewroken laten. Dit nu was de zakelijke inhoud van het stuk waarover de klacht liep, waaromtrent verder niets wordt vermeld dan dat ze werd gesteld ‘in handen van de Heeren van Spaan, en andere haar Hoog Mog. Gedeputeerden tot de saaken van de Placaaten en Reglementen, om te visiteeren, examineeren, en van alles ter Vergaderinge rapport te doen’. De Resolutiën der Staten-Generaal van 2 Februari 1784, bl. 79, en die der Staten van Holland van 5 Februari 1784, bl. 290, maken nog melding van eene klacht die ook tot het jaar 1783 behoort. Ze was vervat in eene missive, dd. 12 Januari 1784, van den Heer van Rechteren H.H.M. Ambassadeur bij het Hof van Madrid, waarbij overgelegd werd een schrijven van den Saxischen Minister aldaar, Graaf von Gersdorff, die, na zich weinige dagen vroeger over de Fransche Utrechtsche Courant te hebben beklaagd (Resol. der Staten-Gen. van 26 Januari 1784, bl. 59), nu naar aanleiding derzelfde omstandigheid zich over Luzac beklaagde. Het gold namelijk de voorstelling van zekere onaangename ontmoeting in den Schouwbrug | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Madrid, in den namiddag van Zondag 19 October 1783, tusschen den gemelden Saxischen Minister en den Secretaris van het Pruissisch Gezantschap aldaar, Favre, in No. lxxxix, du Vendredi 7 Novembre, No. xciv, du Mardi 25 Novembre, maar vooral het Supplement van No. cii, du Mardi 23 Décembre 1783, waar de schaduw van het gebeurde in hare geheele breedte op den Graaf von Gersdorff viel. Welk het antwoord van Luzac was aan Burgemeesteren van Leiden, in wier handen de zaak werd gesteld, is mij onbekend, maar mag veilig onbelangrijk worden geacht. Eene aardige bijdrage met betrekking tot het debiet van de courant in Frankrijk ontleen ik aan een schrijven van de Lormes (zie boven) aan Luzac van 14 Juli 1783, waarin deze meldt, hoe hij met leedwezen bespeurde, dat vooral sedert het einde van den oorlog het debiet der courant van maand tot maand in Frankrijk afnam, maar dat zulks met alle buitenlandsche couranten, en inzonderheid met Le Courier de l'EuropeGa naar voetnoot1 het geval was. De reden daarvan scheen gelegen in het gering belang dat het publiek er nu bij had om nieuws te vernemen, en in den hoogen prijs der buitenlandsche bladen ten gevolge van de port. Zooveel was echter zeker dat de Nouvelles Extraordinaires en de gemelde Courier zich nog het best van allen hielden. De Lormes deed daarbij opmerken, dat de Nouvelles Extraordinaires in Juli 1767 slechts 287 abonnés in Frankrijk telden; van dien tijd af klom dat aantal, totdat het in Juli 1773 met 300 verminderde; sedert was het weer van maand tot maand gestegen tot dat het in Julij 1778, 2560 bedroeg, maar van toen af | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was het weer gedaald tot nu op 1490. Alleen meer belangrijke gebeurtenissen, meende hij, konden de buitenlandsche couranten in aanzien doen winnen. Voor het nadrukken van zijn blad behoefde Luzac niet te vreezen; daar had de Lormes zelf te veel belang bij, en daarvan zou hij door de Post-Bureaux, wier hulp tot verzending onmisbaar was, stellig onderricht worden. De eenige klacht die hij wel eens over de courant had gehoord gold de kleine letter. In 't vroege voorjaar van 1784 vinden we de nieuwe eigenaars der courant in strijd over dezelfde zaak, waartegen hun oom reeds in 1750 was opgekomen. Want ook nu waren ze als ambtenaren zoowel in de 100ste als in de tweede 100ste Penning beiden à 50 Gld. aangeslagen. Daartegen kwamen ze bij Burgemeesteren op in een ‘Pro Memoriâ’, waarbij duidelijk werd in het licht gesteld, dat niettegenstaande de courant door een' particulier, zonder eenige publieke authoriteit of medewerking der regeering was opgericht en verder voortgezet, die zaak in der tijd toch als een ambt was aangemerkt en dientengevolge in het ambt-geld aangeslagen; dat Anthony de la Fond zich daartegen wel had verzet, maar hoog bejaard zijnde en wars van alle moeite, in den aanslag berust en de leening van het ambt-geld als eene plaatsing van zijn kapitaal beschouwd had; dat hun oom later in zijne pogingen om deze belasting te ontgaan was te kort geschotenGa naar voetnoot1, en dan ook erkende, dat er eenige schijn van grond daarvoor te vinden was in het uitsluitend Privilegie aan de courant verbonden, dat ‘het stabilieeren van andere Fransche couranten in de Provincie belettede, behalven de Leijd- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche en Amsterdamsche’. Naderhand echter was ‘dit Privilegie geheel van natuur veranderd en geworden een simpel verbod van diezelfde courant na te drukken of nagedrukt in te voeren’, iets waarvoor geen vrees bestond, terwijl het nadrukken ‘op verscheidene plaatsen buiten 's Lands’Ga naar voetnoot1 daardoor toch niet belet werd. Niettegenstaande dit privilegie alzoo niets gaf, had Etienne Luzac toch op het einde van 1780 de hernieuwing er van bij de Staten aangevraagd, doch hierop was nooit beschikt gewordenGa naar voetnoot2, zoodat het voldoen van Ambtgeld en 100ste Penning, gelijk tot hiertoe geschied was, allen grond miste, en evenals het betalen der Recognitie aan de stad louter vrijwillig was; want de eigendomsoverdracht in 1783 had ook zonder vergunning of medewerking van iemand plaats gehad. Derhalve was, evenmin als andere nieuwe particuliere ondernemingen, gelijk VaderlandscheGa naar voetnoot3, Zuid-HollandscheGa naar voetnoot4 en andere couranten, de hunne een ambt. ‘Geen Privilegie, de eenige faveur, die hunne voorzaten genoten’, - dus eindigde het verzoekschrift - ‘bezitten de tegenwoordige Eigenaars: zij begeeren het zelfs niet en zullen 'er nooit om vraagen nog, aangeboden wordende, aanneemen’. Wel een bewijs dat de zaak goed ging! Van alle klachten tegen de courant heeft er stellig geen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer opzien gebaard dan die van den Baron von Thulemeyer tegen zeker gedeelte van den inhoud van No. xxviii, du Mardi 6 Avril 1784. Het was ruim een jaar geleden sedert Luzac door den Baron voor het laatst lastig was gevallen, toen eene missive van den Gezant dd. 's Hage 2 April 1784 de goede verstandhouding op nieuw verbrak. En toch begon dit schrijven met de betuiging van ingenomenheid over de houding der courant gedurende de laatste maanden bij het bespreken der Pruissische aangelegenheden. Maar de zaak waar het eigenlijk om te doen was betrof den niet verborgen wensch, dat de zoo algemeen door de diplomatie gelezen Fransche Leidsche Courant zoo spoedig mogelijk den brief wereldkundig zou maken, dien hij namens zijnen Koning, drie dagen vroeger, aan de Staten-Generaal had overhandigd, waarin de binnenlandsche toestand van de Republiek besproken en beoordeeld werd, en waarbij de Koning zijn vurig verlangen had te kennen gegeven, dat de eendracht binnen de Vereenigde Gewesten terugkeeren zou en de Stadhouderlijke praerogatieven buiten elke aanranding zouden gesteld worden. In allerijl zou er voor een behoorlijk afschrift der Fransche vertaling van het stuk worden gezorgd, dat dan zonder eenige aan- of opmerking, het welbekende zwak van den Gezant, dadelijk kon geplaatst worden. Om echter geen tijd te verliezen zond von Thulemeyer reeds 's anderendaags het handschrift zelf van het in zijne oogen zoo hoogst gewichtig stuk naar Leiden, met de waarschuwing nogtans dat op geenerlei wijze de herkomst blijken mocht. Aan dezen eisch te voldoen viel Luzac gemakkelijker, dan te gemoet te komen aan het verlangen om het stuk zonder eenige opmerking te plaatsen, en van daar dat bij de terugzending aan het woord van dankzegging eene herinnering aan de memorie van 4 Februari 1783 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd vastgeknoopt. Hetzelfde geschiedde toen in de courant van 6 April gezegd werd, dat men het bedoelde stuk plaatsen zou ‘avec cette impartialité, dont nous faisons inviolablement profession; impartialité néanmoins, qui n'étouffe pas nos sentimens personnels sur des affaires, que nous voyons se passer sous nos yeux, & à l'égard desquelles, étant nous-mêmes sans intérêt quelconque, nous osons invoquer le jugement de la juste Postérité’. Bovendien werd achter het stuk, dat in het Supplement van dezelfde courant opgenomen werd, nog eene aanteekening gevoegd naar aanleiding der ongeregeldheden te Rotterdam in den nacht tusschen Zaterdag 3 en Zondag 4 April, waarvan de aanhef aldus luidde: ‘Pendant que les vrais Citoyens, qui n'ont d'autre intérêt que le bonheur de la Patrie, d'autre principe que l'amour de la vérité, gémissent des efforts, que fait une Faction, ennemie de son bien-être & de son Indépendance, pour répandre son venin dans l'Etranger & accréditer ses impostures, cette même Faction travaille dans notre Patrie à troubler la tranquillité publique, comme la dernière ressource pour parvenir à ses fins’. En daarop volgden weinige regelen verder deze, ook voor onze dagen nog, merkwaardige woorden: ‘Cependant la Populace a été de tout tems l'aveugle instrument de ceux qui se prétendent les Amis de la Maison Stadhoudérienne, mais qui dans le fait en sont les plus dangereux Ennemis’. Het geheel eindigde met de bede ‘que le Ciel, en faisant triompher la Cause de la Vérité & de la Justice, scandaleusement calomniée dans l'Etranger par de plumes mercénairesGa naar voetnoot1, détourne les malheurs qui menacent la Patrie’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een en ander gaf aanstoot. Den 30sten April 1784 wendde Baron von Thulemeyer zich met eene Memorie tot de Staten-Generaal, waarin hij wees op zijne orders om nauwkeurig acht te geven op welke wijze de couranten het publiek mededeeling zouden doen van den brief van Z.M. aan de Staten dd. 19 Maart. En nu kon de Gezant niet lijdelijk aanzien, dat vermetele schrijvers den eerbied uit het oog verloren verschuldigd aan een groot Monarch, vriend en nabuur van de Republiek, door zich de beoordeeling te veroorloven van eenen maatregel die nog niet eens het onderwerp van beraadslaging uitgemaakt had bij de Staten-Generaal, waardoor natuurlijk het publiek verkeerd werd ingelicht. Tot bewijs voor die ‘licence aussi effrénée’ beriep hij zich op No. 226 en 228 van den Post van den Neder-Rhyn, het orgaan van Pieter 't Hoen te Utrecht, No. 122 van den Politieken Kruijer, het orgaan van Mr. J.C. Hespe, No. 28 der Fransche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leidsche Courant van 5 en het Supplement van 6 AprilGa naar voetnoot1, en de Nederlandsche CourantGa naar voetnoot2 van 28 April, en eischte eene correctie geëvenredigd ‘à une faute aussi grave’. De Staten-Generaal verzonden de zaak nog denzelfden dag naar die van Holland en die van Utrecht, waarvan de eersten in hunne zitting van Woensdag 5 Mei, bl. 788, de klacht, voor zooverre de Fransche Leidsche Courant betrof, in handen stelden van Burgemeesteren van Leiden. Als naar gewoonte kregen de Gebr. Luzac de uitnoodiging hierop hunne aanmerkingen schriftelijk mede te deelen, maar ditmaal was de verdediging zoo uitvoerig en zoo degelijk dat ze, mede ten gevolge der omstandigheid, dat behalve tegen de Nederlandsche Courant, ook tegen den Post van den Neder-Rhyn en den Politieken Kruijer, allen strijdvoerders in de gelederen der partij van vooruitgang, dezelfde grief was opgeworpen, op meer dan eene plaats werd afgedruktGa naar voetnoot3. In deze Memorie beklaagden de Gebr. Luzac zich, hoe zij ‘en voor hen hun Oom Etienne Luzac zich zoo menigmaal, gedurende den loop van nu omtrent tien jaren, aan allerhande ongegronde klagten en bijna ondragelijke behandelingen van den Heer von Thulemeyer hadden zien blootgesteld’. Met het oog op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunne aanteekening bij de mededeeling van het stuk vroegen ze verder: ‘Is het een misdaad te toonen, dat men, door het publiek maken en verspreiden van een stuk, deszelfs inhoud voor zijne personele gevoelens niet erkent? Of heeft een Nieuws-Schrijver in Nederland het regt verloren, 't geen hem niet alleen als Burger van een vrij Gemeene-Best, maar zelfs als Mensch, als denkend wezen toekomt?’ Bovendien er waren geen aanmerkingen op het stuk gemaakt. En om te doen zien, dat von Thulemeyer onmogelijk de gevoelens van het Kabinet van Berlijn had kunnen voordragen, wees men op de zaak van het vorig jaar, Februari 1783, toen de Baron von Hertzberg gansch andere denkbeelden omtrent publiciteit had aan den dag gelegd. Eindelijk besloot men zijne verdediging door zijn eigen geschrijf te stellen tegenover dat van den Courier-du-Bas-Rhin, het blad, dat men, even als de zoogenaamde Correspondance PolitiqueGa naar voetnoot1 benevens verscheidene Hoogduitsche papieren, juist bij zijne aanteekening op 't oog had gehad, en dat zelfs door von Hertzberg zoo was afgekeurd, dat Manzon zich in 't voorjaar van 1783 zes à acht weken wat kalmer had gehoudenGa naar voetnoot2; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu intusschen scheen dat geschrijf in de oogen van den Heer von Thulemeyer geen tegenspraak te mogen lijden. Hoe de Leidsche Regeering overtuigd was van het onrecht- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
matige der grieven tegen de Gebr. Luzac, bleek uit haar bericht ter begeleiding hunner Memorie van 24 Mei 1784, waarin gezegd werd, dat zij ‘die Memorie of dat Bericht bedaardelijk overwogen hebbende niet gehaesiteerd hebben te betuigen, dat zij geene materie tot correctie gevonden hebben, maar geoordeelt veiligst te doen van dit bekoomene Bericht te brengen ter kennisse van UEd. Groot Mogende, in dit gerust vertrouwen, dat UEd. Groot Mog. zonder de billijkste redenen van hun niet zullen vergen dat zij een Ingezeeten deezer Provintie, een Inboorling en Burger deezer Stad en wel zodanig een, welkers gezeleerde inwooning hun ten nutte van andere niet onverschillig is, in naam van UEd. Mog. eenige ja zelve de minste correctie zoude moeten geeven’Ga naar voetnoot1. Gekker kon von Thulemeyer er wel niet afkomen! De laatste grief tegen de courant in dit tijdperk was die van den Russischen Gezant te 's Hage over het ‘Extrait d'une Lettre de Paris du 9. Juillet’ opgenomen in No. lviii, du Mardi 20 Juillet 1784. Maar even als de Baron von Reischach in 1774 deed, zoo kwam ook nu de vertegenwoordiger van Keizerin Katharina onderhands met de zaak bij den Raadpensionaris, en eischte ‘reparatie van de hoon aan zijne magtige souvereine aangedaan’; werd hieraan niet voldaan, dan zou hij zich ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodzaakt zien eene memorie bij de Staten-Generaal in te dienen. Zoo ver kwam het echter niet. Van Bleiswijk stelde de zaak in handen van van Staveren, den Leidschen Pensionaris(?), door wiens toedoen Luzac gewaarschuwd werdGa naar voetnoot1. Deze was intusschen in No. lx, du Mardi 27 Juillet, nog eens op het verschil tusschen de Kabinetten van Versailles en St. Petersburg over het recht van préséance - want dit was de grief - teruggekomen, maar plaatste nu in het Supplement van No. lxii, du Mardi 3 Août, eenige weinige regelen waarvan de strekking was aan te toonen, dat men in deze zaak alleen de rol van verslaggever had vervuld, zonder in eenigerlei opzicht haar goed of af te keuren. In deze zelfde dagen deelde ook de Fransche Leidsche Courant in de aanschrijving van Gecommitteerde Raden van 27 Juli 1784 in het algemeen, en in het bijzonder ook aan Burgemeesteren van Leiden gedaan, dat de schrijvers en uitgevers van nieuwstijdingen binnen hunne stad zich wachten zouden te plaatsen ‘de Instructie en Ordres aan de Ministers van deezen Staat te Brussel ten aanzien van de aldaar thans verhandeld wordende differenten gezonden of eenige verdere stukken of zaken deze differenten concerneerende’. Wat de reden was dat de courant met 1 Maart 1785 in Frankrijk verboden werd blijkt nergens, maar het feit zelf werd Luzac bekend uit een' brief van de Lormes dd. Parijs 4 Maart, die hem daarom verzocht geen couranten te zenden. Dat ook de Fransche Gezant te 's Hage de reden niet kende bewijst een schrijven van zekeren Berenger, vermoedelijk tot de Fransche Ambassade behoorende, die Luzac den 11den Maart troostte met de verzekering | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de Gezant zich veel moeite gaf om dit verbod te doen opheffen. Het was in ditzelfde jaar 1785 dat Mr. Johan Luzac, in plaats van den beroemden Lodewijk Caspar Valckenaer, den vollen neef zijner moeder, tot den hoogleeraarszetel voor de Grieksche taal en Vaderlandsche Geschiedenis aan de Leidsche Hoogeschool geroepen werd; den 24sten September aanvaardde hij zijn ambt met het uitspreken der welbekende oratie: de Eruditione altrice virtutis civilis, praesertim in civitate libera (over de Geleerdheid, de voorname voedster van burgerlijke deugden, vooral in eenen vrijen staat). Deze verandering van werkkring maakte het voor Luzac noodzakelijk naar iemand uit te zien, die, zonder dat hij daarom de algemeene leiding er van losliet, het dagelijksch werk van de redactie der courant zou op zich nemen. Lang zoeken scheen niet noodig. Aan de Fransche Amsterdamsche Courant van Tronchin was destijds verbonden de welbekende Antoine Marie Cerisier, een man die dezelfde beginselen huldigde als door Luzac werden voorgestaan. ‘Les écrits du bon Luzac (c'est le titre par lequel on est convenu de distinguer le Gazettier de ce nom)’, hetzij dan dat hier Etienne Luzac, de oom, of wel Mr. Johan, de neef, werd bedoeld, waren woorden geweest van ingenomenheid en toegenegenheid door Cerisier in zijn Politique HollandaisGa naar voetnoot1 Tome IV, p. 384, in Januari 1783, opgenomen, die stellig gunstig afstaken bij de hatelijke uitdrukkingen van ‘Het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leidsch Propheetje, het vernuftig Leidsch Courantiertje, de Fransche Nouvellist’ waaraan Luzac's bloedverwant, Mr. Elie Luzac in zijne Reinier Vrijaarts Openhartige Brieven, de meest hatelijke en dikwijls onjuiste opmerkingen omtrent hem vastknoopteGa naar voetnoot1. In Cerisier scheen dus de rechte man te zijn gevonden, die tegen genot van een traktement van 1400 Gld. en 50 Gld. meer of minder voor elke 100 exemplaren waarmede het debiet boven of beneden het getal van 3000 kwam, al het werk zoude doen, wanneer Mr. Johan's bezigheden niet zouden veroorloven aan de courant mede te werken. Die overeenkomst heeft evenwel teleurstelling gebaard. Het bleek onmogelijk te zijn dat Luzac zich niet met de courant inliet; misschien wel dat de nauwkeurigheid van Cerisier, die, volgens Adams althansGa naar voetnoot2, wel wat te wenschen overliet, het hare daartoe bijdroeg, maar in elk geval zag Luzac zich niet van de verplichting ontheven om zelf mede te werkenGa naar voetnoot3, en Cerisier hield evenals te Amsterdam nog ruimschoots tijd en gelegenheid over voor anderen letterkundigen arbeid. En van daar dat toen Oom Etienne, die voor twee derden in het honorarium van Cerisier bijdroegGa naar voetnoot4, den 9den Januari 1787 overleden was, Mr. Johan ronduit verklaarde, dat de bestaande overeenkomst voor hem al te bezwarend werd, daar hij, boven zijn vast traktement van ƒ 2000 als hoogleeraar niet veel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genietende, nu aan Cerisier meer dan 2000 Gld. moetende betalen, meer uitkeeren zou dan hij ontving, zoodat zijne inkomsten bij dubbel werk minder zouden opleveren dan wanneer hij zich alleen met de courant bezig hield. Daarbij kwam nog, dat men, sedert Cerisier aan de courant was gekomen, tot behoud van zijn' besten Franschen correspondent, dezen een honorarium had moeten toekennen dat steeds grooter werd naar gelang het debiet van de courant in Frankrijk toenam. Daarom stelde hij nu Cerisier voor, diens honorarium onveranderlijk op 1600 Gld. te brengen; dat was meer dan het minste der oorspronkelijke overeenkomst, en ook meer dan zijn honorarium te Amsterdam bedroegGa naar voetnoot1. In verband met deze cijfer-quaestie en tot vergelijking | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met de hierboven gedane opgave omtrent de voordeelen die de courant tusschen 1745 en 1749 opleverde, ontleenen wij aan eene door ons gevonden aanteekening dergelijke opgave over de jaren 1783 tot 1786:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eene andere aanteekening evenwel luidt: Inkomsten der Gazette de Leyde
Zoo zal hier beneden ook aan eene andere aanteekening worden ontleend, dat in 1786 de courant netto ƒ 19500 opleverde. Daargelaten de meerdere of mindere juistheid dezer cijfers, zoo blijkt in allen geval hoe belangrijk de zaak sedert 1749 in omvang was toegenomen, en het debiet der courant vermeerderd. In het jaar 1786 werd de Fransche Leidsche Courant het slachtoffer van eene daad, die de palen der zedelijkheid daarom verre achter zich liet, omdat ze, door laag winstbejag in het leven geroepen, door niets kon worden gestuit, ja zelfs openlijk door Keizer Jozef II werd aangemoedigd. Een zekere Franschman toch met name Charles Grandmenil, ‘Entrepreneur van een Litterateur Kabinet’ te WeenenGa naar voetnoot1 maakte in de Weener Courant van 11 Maart 1786 bekend, ‘dat voortaan en met het begin der maand July aanstaande, de Fransche Leydsche Courant van Luzac, van woord tot woord, en met sijn Origineel overeenkomend nagedrukt, en telkens ses uuren na den aankomst van de Origineele uitgegeeven soude worden voor de helft van den prys als deselve thans was kostende’. Kenschetsend voor de landsvaderlijke zorg dier | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijden is het, dat de Secretaris van der Eem, die bij afwezigheid van den Heer van Haeften, hun Hoog. Mog. extraordinaris Envoyé en Plenipotentiaris aan het Hof van Weenen, de zaken van het gezantschap waarnam, reeds vier dagen later van deze eigenlijk geheel particuliere zaak aan de Staten-Generaal kennis gaf, en later den 29sten April, als vervolg op dit bericht, mededeeling deed: ‘dat in de Weener Courant van dien dag, van wegens de Keiserlyke Koninglyke Neder-Oostenryksche Regeering, bekent gemaakt was dat sijne Keiserlyke Majesteit’ den bovenvermelden persoon ‘voor den tyd van ses jaaren Octroy verleent hadde tot het nadrukken der Fransche Leidsche Courant van Luzac’. Want eerst acht dagen nadat laatstgemeld schrijven door de Staten-Generaal in ontvangst was genomen, werd ter Vergadering van dat hooge collegie, het verzoekschrift van Etienne Luzac, ‘Eigenaar der Fransche Courant’ te LeidenGa naar voetnoot1 gelezen, waarbij deze zich beklaagde, dat, ofschoon hij er reeds vroeger van gehoord, maar geen geloof aan geslagen had, in de publieke Weener Courant eene openbare aankondiging had gestaan ‘dat Zyne Keiserlyke Kon. Majesteit, in gevolge van derzelver Hof-Decreet van den 10. April aan voorn. Charles Grandmenil had gegeeven de uitsluitende bevoegdheid tot het nadrukken der Fransche Leydsche Courant voor den tijd van 6. jaaren; en wel zodanig dat in dien tijd geene andere Nadruk in de Keiserlyke Koning- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyke Erflanden zoude mogen geschieden, gelyk ook, te reekenen van den 1. July des loopenden jaars, het nog aan de Post-Amten, nog aan iemand anders buiten dezelven, veroorloofd zoude zyn voorsz. Leydsche Courant van buiten's Lands in te voeren of te laaten komen, op poene van 100. Ducaten, welke alwie, by wien zodanige Leydsche Fransche Courant van buiten ingevoerd, van lateren datum dan voorsz. 1. July, gevonden zoude worden, zoude moeten betaalen aan den Kamer-Procureur, als met de zorg van het voorsz. Privilegie belast, en wel de eene helft der voorsz. Boete te bekeeren voor den Aanbrenger, en de andere helfte voor den Nadrukker: Welk Keiserlyk Besluit mitsdien tot ieders Naricht door de Keiserlyke Neder-Oostenryksche Lands-Regeering, by Aankondiging van den 22. April 1786, wierd bekend gemaakt’. Luzac beklaagde zich niet slechts over de zaak op zich zelve, als hoogst ongepast en onrechtvaardig, maar ook dat de maatregel zich uitstrekte tot het transit door de Oostenrijksche landen, daar een gedeelte van Polen en aangrenzende Provinciën, Konstantinopel, en een groot gedeelte der Levant, waar het vertier van het Nieuwsblad vrij aanmerkelijk was, gewoon was zich daarvan aan de Postkantoren van Weenen, of elders in de Keizerlijke Erflanden te voorzien. Voor dat alles riep Luzac de tusschenkomst der Staten-Generaal in, en vervoegde zich ook bij de Staten van Holland met een dergelijk request om dit verzoek te ondersteunen. Laatstgemeld collegie, aan wien de zaak door de Staten-Generaal was verzonden, besloot daarop den 24sten Mei 1786, dat de daartoe betrekkelijke stukken zouden ‘worden geëxamineert door de Heeren Gedeputeerden der Stad Haarlem, en verdere hun Edele Groot Mogende Gecommitteerden tot de zaaken van de Justitie, en de Vergadering daarop gediend van der zelver | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
consideratien en advis’. Zulks bracht de zaak natuurlijk geen stap verder, en zoo berichtte dan ook de Heer van Haeften den 8sten Juli van dat jaar aan de Staten-Generaal, dat de bedoelde ‘Contrefactie of Namaaking den 13 daar aan volgende een aanvang stond te neemen’; den 15den dierzelfde maand zond hij evenwel bericht ‘dat de Contrefactie van de Fransche Leidsche Courant, daags te vooren een aanvang genomen had met die van den 4 JulyGa naar voetnoot1, staande het Wapen van de Staaten van Holland 'er boven, en houdende deselve in van woord tot woord al wat 'er in de Origineele’ stond. Andermaal kwam de zaak in handen van de Staten van Holland die den 2den Augustus 1786 hetzelfde besluit namen als den 24sten Mei, natuurlijk met gelijke uitkomst, en, gelijk we later zullen zien, was Luzac in Februari 1791 nog niet verderGa naar voetnoot2. Waar sprake is van de Fransche Leidsche Courant, vestigt het oog zich als van zelf op de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, en op hunnen strijd voor de onafhankelijkheid gedurende de jaren 1775 tot 1783, want algemeen bekend is het, hoe innig de betrekkingen waren tusschen de leiders van den Amerikaanschen opstand en den leider van het Fransche blad. Met recht zou men dus kunnen verwachten, dat het onderzoek naar den oorsprong en den verderen voortgang dier betrekkingen eene ruime plaats in deze studie hadde ingenomen. En toch is niets minder dan het tegendeel waar. De bronnen voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat onderzoek zijn niet door ons gevonden, en slechts voor gissingen en veronderstellingen, gegrond op het karakter en den aanleg van Mr. Johan Luzac, in verband met zijnen tijd en zijne omgeving, is het veld opengelaten. Wat mij betreft, ik stel mij de zaak aldus voor. Franschof Engelschgezind? die vraag behoorde hier te lande tot de orde van den dag in de jaren kort na het optreden van Mr. Johan. Toegerust met open oog en zin voor de kwalen der toenmalige maatschappij, kon het niet anders of de jeugdige journalist moest zich aangetrokken gevoelen door de vrijheids-denkbeelden die van Frankrijk uit zich verspreidden. En toen nu deze voor een deel hunne uiting vonden in den Amerikaanschen opstand, lag het voor de hand, dat die beweging door hem als de zaak der menschheid werd beschouwd, ter bevordering waarvan hij met onverdroten ijver zijne krachten wenschte te bestedenGa naar voetnoot1. Hoogst welkom was het aan de leiders van den opstand, dat juist de Fransche Leidsche Courant, die zich, ten gevolge van de geestkracht van den ouden Etienne Luzac, reeds lang ‘van de gewone nieuwspapieren door keurigheid van stijl, oordeelkundige schifting van het ware en valsche, en geregelde voordragt der gebeurtenissen’Ga naar voetnoot2 zoo onderscheiden had, dat ze zich den weg tot alle kabinetten gebaand had, hunne belangen bepleitte. ‘Zij begrepen al het gewigt dat er gelegen was in het bezit van een bondgenoot, zoo bij uitstek geschikt en berekend om gunstig te werken op de opinie dergenen, die in de staten van Europa het roer in handen hadden. Al ras wedijverden een aantal Amerikaansche staatslieden om met Johan Luzac betrekkingen aan te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
knoopen, en hem op de hoogte te houden van de stemming der gemoederen en den loop der gebeurtenissen in de strijdende volkplantingen. Uit de legerplaats van Washington en andere veldoversten werden tevens voortaan de berigten van het tooneel des oorlogs regtstreeks met de eerste de beste gelegenheid naar Holland overgemaakt’Ga naar voetnoot1. Toch schijnen de leiders van den opstand in de laatste jaren der worsteling nog meerderen steun noodig te hebben geacht; althans uit het reeds hierboven vermelde schrijven van John Adams, dd. Amsterdam 13 December 1781, blijkt, hoe deze het van belang achtte dat ook de Fransche Amsterdamsche Courant door hem werd ingelicht: M. Tronchin kende hij niet, wel naar 't schijnt Cerisier, wiens nauwkeurigheid echter wat te wenschen overliet, maar die toch in staat was aan de Amerikaansche zaak goede diensten te bewijzen, waarom hij hem dan ook deelgenoot wenschte te maken van zijne Amerikaansche berichten. De Fransche Leidsche Courant die zich eenmaal tot die hoogte wist te verheffen dat ze ‘in het kabinet van geen vorst of minister werd gemist’, en aan hare zelden voorbarige maar veelal juiste mededeelingen en onpartijdige oordeelvellingen groote waarde zag toegekend, ondervond dien ten gevolge hoe wederkeerig ‘de staatslieden der grootste mogendheden zich uit eigene beweging tot hare redactie in betrekking stelden en aan deze regtstreeks de belangrijkste berigten toezonden’Ga naar voetnoot2. Maar ook hieromtrent meer aan te teekenen dan reeds hier en daar ter loops plaats vond gedoogen mijne bronnen niet. Toch verdient in dit opzicht de briefwisseling van Antoine | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bernard Caillard, den Franschen chargé d'affaires te 's HageGa naar voetnoot1, met Mr. Johan Luzac eenige aandacht. Dat ze ook al evenals die der Amerikaansche staatslieden meer van letterkundigen dan staatkundigen aard was, doet het getuigenis omtrent zich zelf vermoeden, wanneer Caillard in een schrijven van 24 Februari 1786 verklaart te zijn ‘un humble amateur qui d'ailleurs s'amuse beaucoup plus avec Homère qu'avec Puffendorf et même qu'avec votre illustre compatriote Grotius lorsqu'il parle de jure belli et pacis’. Vol bewondering roept hij Luzac dan vijf weken later (31 Maart 1786) met geestdrift toe: ‘Vous, Monsieur, dont les écrits lumineux, si supérieurs à tout ce qu'on appelle papiers publics, ont contribué plus qu'on ne pense, plus que vous ne pensés peut être vous même à intéresser le reste de l'Europe à la cause (de zaak der vrijheid) que vous défendés’. Tot de berichten door Caillard aan Luzac voor zijne courant toegezonden behoort het ‘Extrait d'une Lettre de La Haye du 23. Mars’ opgenomen in No. xxv, du Mardi 27 Mars 1787, waarin medegedeeld werd, hoe, niettegenstaande de Heer de Rayneval niet in zijne zending te 's Hage had kunnen slagen, de Fransche Koning hem toch met zijn portret in diamanten gevat vereerd had. Dit was voor dezen de afloop van de langdurige onderhandelingen die hij te 's Hage met den Graaf van Goertz, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namens den Koning van Pruissen, gevoerd had over de maatregelen die genomen konden worden om de eendracht tusschen de verschillende staatspartijen in de Vereenigde Gewesten te herstellenGa naar voetnoot1. Tijdens die onderhandelingen waren natuurlijk de verschillende organen der openbare meening druk in de weer met de zaak; zoo ook de Courier-du-Bas-Rhin, die woelige ‘stokebrand’ en onhandige vriend der Oranje-partij. Ditmaal kwam Manzon er in allen opzichte gek af, en ik kan mij het genoegen niet ontzeggen hier ter plaatse in te voegen hetgeen daaromtrent in het Supplement der Fransche Leidsche Courant van No. xxiv, du Vendredi 23 Mars 1787, wordt medegedeeld, ook als verdere bijdrage tot de kennis van dit blad. Bedoeld artikel luidt aldus: ‘De Leide, le 22. Mars. Nous venons de recevoir l'Article suivant, avec requisition de l'insérer dans notre Feuille le plutôt possible. EXTRAIT d'une Lettre de Berlin du 13. Mars. ‘On a appris ici avec autant de surprise que d'indignation la licence audacieuse, avec laquelle le Rédacteur du Courier du Bas-Rhin a travesti la Lettre, que l'Envoyé du Roi en Hollande a adressée, en date du 12. Janvier, à Mr. de Rayneval, Conseiller-d'Etat de S.M. Très-Chrétienne, pendant le séjour, que ce dernier a fait à la Haye. La Cour a enjoint au Président de la Régence de Clèves de réprimander très-sévèrement le Gazettier, avec menace d'une punition immanquable, et méme de la suppression de la Gazette en cas de récidive’. Répugnant naturellement à publier les censures, que d'autres Ecrivains périodiques peuvent essuyer, nous nous sommes écartés cette fois-ci de la coûtume de nous re- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fuser à de pareilles requisitions, parce que nous saisissons avec plaisir l'occasion de détromper le Public d'une supposition, dans laquelle il a été jusqu'à présent au sujet de la Feuille en question. Comme l'on pense, qu'elle s'écrit sous l'inspection d'un Censeur, établi de la part du Gouvernement et attentif à ne pas y laisser des Articles, qui seroient desapprouvés par la Cour de Berlin, on a été étonné, qu'une Feuille autorisée fût (pour ainsi dire) le réceptacle de tant de calomnies et d'atrocités contre des Personnes, qui, si elles ne méritoient de la considération à d'autres égards, devoient au moins être respectées à titre des Dignités et des Charges, qu'elles occupent chez une Nation voisine et amie de S.M. Prussienne. Persuadés nous-mêmes, avec tout ce qu'il y a de gens raisonnables et modérés dans notre Patrie, que la Cour de Berlin n'a que des vuës amicales et équitables envers la République, nous avons souvent regretté, qu'un Papier public, qui étoit regardé comme ayant sa sanction, fût un des principaux boutefeux de nos dissensions Civiles; boutefeu d'autant plus dangereux, que c'est à lui, à ses mensonges, à ses exhortations séditieuses et révoltantes, qu'on peut attribuer en grande partie l'animosité, conçuë contre une cause, qu'on tâche de soutenir par de tels moyens. Aujourd'hui, après un desaveu aussi formel, fait par le Cabinet de Berlin même, le Public en général, l'Allemagne sur-tout, que cet Ecrivain trompe et séduit, pourra apprécier ses assertions sur les sentimens et les principes de sa Cour à l'égard des affaires de notre Pays’. Geheel onder den indruk van hetgeen hij zoo pas gelezen had voegde Caillard in zijne missive aan Luzac, van 23 Maart 1787, daaraan de volgende scherpe zinsneden toe: ‘j'espère que le drôle aura un peu sur l'oreille et que ses impertinences auront un terme. C'est pourtant | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dommage que son talent ne soit pas en de meilleures mains; et qu'un homme qui a la langue aussi bien affilée n'ait pas une ame un tant soit peu plus honneste. Je n'exigerais pas de lui qu'il eut de la vertu, cela serait peut-être trop fort; je voudrais seulement qu'il eut de la vergogne’ (schaamte). Tot de berichten door Caillard in 1788 aan Luzac toegezonden behoort dat betreffende het overbrengen van den Vicomte de Noë, Maire van Bordeaux, naar de citadel van Bayonne, in No. iii, du Mardi 8 Janvier 1788, een bericht, dat van woord tot woord, gelijk het aldaar is afgedrukt, door mij gevonden is op de keerzijde van een' brief van Caillard van 2 Januari van dat jaar. En toen de onaangename bejegeningen die de Fransche Gezant, de Graaf de St. Priest, in ditzelfde jaar van den kant van het Haagsch gemeen moest ondervindenGa naar voetnoot1, veelvuldige moeielijkheden veroorzaakten, en er eindelijk aan het velerlei gewrijf en geschrijf een einde scheen te komen, was het de Fransche Leidsche Courant die in het Supplement van No. lx, du Vendredi 25 Juillet 1788, daartoe door Caillard gemachtigd, dit wereldkundig maakte. - Intusschen schijnt het verbod van de courant, met Maart 1785 in Frankrijk uitgesproken, nog altijd stand te hebben gehouden, en moet de overkomst van de St. Priest tot wien Luzac zich wendde, aan de opheffing, die in Augustus 1788 plaats vond, zeer bevorderlijk zijn geweest; over de vermoedelijke oorzaken, die tot het verbod zouden aanleiding hebben gegeven, wenschte Caillard zich liever mondeling uit te laten, zoodat dit punt in 't duister blijftGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk wijs ik voor de betrekkingen tusschen Caillard eu Luzac gedurende het jaar 1789 op eene missive van 10 Februari van dat jaar, waarbij Caillard het beklag van den Graaf van Artois overbracht dat diens naam in een der laatste nummers was genoemd, en van die gelegenheid gebruik maakte om Luzac te verzoeken zoo min mogelijk van de Koninklijke familie te gewagen; ‘lorsqu'il vous sera impossible de faire autrement’, aldus luidde het bemoedigend en vleiend slot van dezen zeker vrij lastigen eisch, ‘qu'alors vous y mettiez cette circonspection dont vous savez faire un usage si heureux et qui vous concilia généralement l'esprit de tous vos lecteurs’. Zeker niet minder vleiend was het oordeel van Caillard later over den geheelen jaargang 1789 van de courant uitgesproken: ‘Votre année 89 sera une année bien précieuse et certes je la ferai relier et la conserverai avec bien du soin’Ga naar voetnoot1. Het was den 30sten Januari 1791 dat Happé, de Kanselier van Graaf Mercy-Argenteau, Minister-Plenipotentiaris van Keizer Leopold II te Brussel, Luzac onderrichtte, dat men voor hem van wege den Keizer eene gouden medaille ontvangen had. Dit stuk, nog voorhanden in de munt- en penning-verzameling van wijlen Mr. L.C. Luzac, draagt aan de eene zijde de beeltenis van den Keizer, waaronder de aanwijzing I.N. Wirt. F., met het bijschrift: Leopoldus II. P.F. Augustus, en aan de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere zijde de rijks-attributen met de woorden: Pietate et Concordia, daarboven. Dat deze medaille, evenmin als die van Koning Stanislaus II uitsluitend voor Etienne Luzac geslagen was, ter eere van Mr. Johan werd vervaardigd, acht ik buiten twijfel; de toezending daarvan was alleen een huldebetoon voor de wijze waarop Luzac in zijn blad gewag had gemaakt van de onderhandelingen van gemelden Minister te 's Hage. Een dergelijk bewijs van ingenomenheid scheen Luzac intusschen het beste tijdstip voor eene poging tot het uit den weg ruimen der grief die hij nog steeds tegen het Hof van Weenen had. In een schrijven aan Happé van 8 Februari 1791, naar aanleiding van dit geschenk, wees Luzac er dan ook op hoe de tijden veranderd waren. ‘Mon zèle et ma bonnefoi m'attirèrent le déplaisir efficace de feu l'Empereur. La réimpression de ma Gazette à Vienne fut non seulement autorisée; on fit prohibition de l'Original, sous peine d'une forte Amende, exemple d'une privation de propriété que je crois unique en son espèce’. In een dito schrijven van denzelfden datum aan Mercy-Argenteau zelf, liet hij zich aldus uit. ‘Il y a cinq à six ans, lorsque, m'abandonnant à mon zèle pour la défense de mon Pays, j'encourus si fort le déplaisir du défunt Empereur, que la contrefaction de ma Feuille à Vienne fut autorisée, l'Original sevèrement défendu. Ne pourrois-je point espérer, Monseigneur, le redressement de ce grief sous le juste Léopold?’ - ‘Encore en dernier lieu l'on vient de me contremander tous les Exemplaires, qui s'expédioient dans les Etats Napolitains, parce qu'on a jugé à propos d'y établir une réimpression. Je crois qu'on en peut compter à présent cinq ou six de ma Feuille en Europe. Il n'en est cependant aucune autorisée qu'à Vienne’. Mercy-Argenteau beantwoordde deze waarlijk niet onbescheiden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraag den 18den Februari met de belofte: ‘Je vais proposer au Ministre de Sa Majesté de faire lever la défense, portée à Vienne, sous le dernier règne, et d'interdire les contrefaçons de Votre Feuille’. Of dit voorstel de gewenschte gevolgen heeft gehad kan ik niet verzekeren. De Resol. der Staten van Holland van Woensdag 10 December 1794, bl. 1464, maken alweder melding van eene klacht tegen de courant ingebracht. De Heer van Wassenaer, Heere van Starrenburg, toch deelde dien dag aan de vergadering mede eene missive van den Engelschen Ambassadeur St. Helens van 5 December, waarbij deze zich beklaagde over eene door het Engelsch Gouvernement honende insertie in het Supplement der Fransche Leidsche Courant van dien dag, ‘relatif tot den Hertog van York en het gedrag der Engelsche Trouppes by de verovering van Nymegue’, en waarvoor hij bestraffing van den autheur en verbod van het blad verlangde. Als naar gewoonte werd de zaak aan Burgemeesteren van Leiden verzonden, maar tevens werd besloten aan den Ambassadeur te doen opmerken, dat verscheidene nieuwspapieren in Engeland al sedert lang, en wel bij herhaling, niet schroomden om zich ten opzichte der Hollandsche natie en hare trouppes, uit te laten op eene niet minder honende wijze, dan waarover de Ambassadeur zich beklaagde. Met dat al behoorden de gelukkige jaren voor Mr. Johan reeds lang tot de geschiedenis. De gematigde beginselen van vrijheid door hem voorgestaan waren door de doldriftige handelingen van sommige ijveraars geheel voorbijgestreefd, en de nazomer van 1787 werd de kiem waaruit nog meer verwarde democratische beginselen zouden voortspruiten; want de toen naar Frankrijk uitgeweken leiders en volgers der voor 't oogenblik onderliggende partij vonden daar te lande eene vruchtbare kweekschool voor der- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijke begrippen, die hunne gemoederen hoe langer hoe meer prikkelbaar maakten en tot wederwraak stemden. Tot die uitgewekenen behoorden ook Mr. Johan Valckenaer, de toen 28jarige broeder der echtgenoote van Mr. Etienne Luzac, en gewezen Hoogleeraar te Franeker en Utrecht, benevens Wybo Fynje, gehuwd met eene der zusters Luzac. Als schrijver der Hollandsche Historische CourantGa naar voetnoot1 had Fynje te Delft in de voorste gelederen der patriottische partij medegestreden, maar in de maand September 1787 die rol moeten boeten met eene overhaaste vlucht naar Bremen, terwijl vrouw en kinderen zich te Amsterdam schuil hielden. Gelukkig dat zulks hier geen vereischte is: want ongaarne zou ik mij wagen aan de schildering der vele zorgen en angsten die deze liefdevolle echtgenoote en moeder, bovendien nog in zwangeren toestand verkeerende, blijkens hare eigen brieven, heeft moeten doorstaan, voor en aleer ze met behulp der gebrekkige middelen van gemeenschap dier tijden in de laatste dagen van November 1787 de stad Antwerpen bereikte, waar ze door haren man werd opgewacht. Het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schilderen van al dat leed zou anders levendig doen beseffen, hoe vreeselijk de ellende was door de staatkundige geschillen dier dagen gebracht over de hoofden juist van haar, die uit den aard der zaak daarvan het meest afkeerig waren, en gelijk hier eindigen zou met den dood der liefdevolle moeder; want nog geen jaar later, op den 28sten November 1788, overleed Marguerite Emilie Luzac op het kasteel bij Watte, in de nabijheid van St. Omer, waar Fynje, Valckenaer, Mappa en eenige andere uitgewekenen toen gevestigd waren, aan de gevolgen van al de doorgestane smart. Voor Mr. Johan was zulks dubbel pijnlijk omdat zijne verhouding tot Fynje veel te wenschen overliet. Diens ‘caractère vif et bouillant’ stemde weinig overeen met zijne gematigdheid; van het begin af dat hij met hem was bekend geraakt, en nog meer daarna, was er altoos iets in beider denkwijze geweest dat zeer sterk uit elkander liep, om niet te zeggen volstrekt tegen elkander inliep. Dit verschil van denkwijze had zich nog meer geopenbaard bij gelegenheid der ongelukkige staatsgeschillen, en wel vooral op het laatst, toen de verschillen deswegens, wanneer zij elkander ontmoetten weleens in hevigheid uitbarsteden, en dikwijls andere onlusten over weder andere zaken naar zich sleeptenGa naar voetnoot1. Vandaar dat Fynje, op verlangen zijner vrouw, geen briefwisseling meer hield met zijnen zwager, die zich intusschen druk beijverde om, zooveel in zijn vermogen was, van de eigendommen der Delftsche vluchtelingen te redden, niet het minst van hunne courant en drukkerij, eene zaak die met het einde van 1787 eene som van 12 à 13000 Gld. vrij geld zou hebben opgeleverdGa naar voetnoot2, en nu plotseling alle waarde verloren had. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan verloochening van beginselen viel bij een' man als Mr. Johan Luzac niet te denken, zoodat zijne gematigdheid, die vóór 1787 der Oranje-partij ten goede kwam, later deze partij in de oogen stak, terwijl ze natuurlijk evenmin genade vinden kon bij de onderliggende partij. Kortom voor zijne denk- en zienswijze, eenmaal levendig toegejuicht, was in de toenmalige orde van zaken geen plaats meer, en ruimschoots moest hij ondervinden wat het zeggen wilde aan geen der beide uiterste partijen te kunnen behagen. Aldus verklaar ik mij ‘het ongelijk’ waarvan het volgende uittreksel uit een schrijven van Bavius Voorda, die sedert Januari 1790 mede het slachtoffer der staatkundige denkbeelden was geworden en als ambteloos Burger te Leiden woonde, aan Mr. C. de Gijselaar, dd. 21 Februari 1791, melding maakt. Jan Luzac, zoo luidt het daar, ‘is onder het ongelijk, dat men hem aandoet, nog al vrij wel gemoedigd, doch zijn bloed is evenwel in agitatie, en dat benadeelt zijn gezondheid. Hij heeft sedert 2 à 3 maanden zware bloedstortingen uit de neus gehad. Ook heeft hij te veel werks, en te weinig beweging. Zijn vrienden en nabestaanden doen zoo haar best om hem te bewegen om het werk van de courant geheel te laten varen. Jammer is het dat hij wat al te weinig vertrouwen stelt op de bekwaamheden van zijn broeder EtienneGa naar voetnoot1 schoon die zeker in uitgebreide kunde bij hem niet halen kan. Men zoekt zoo ik hoor naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iemand uit Parijs om de courant te schrijven’. Wie die persoon was kan ik niet aanwijzen, en wordt ook niet verder aangeduid in een dito schrijven van 14 Mei van datzelfde jaar, waarin Voorda uitroept: ‘Wat ben ik blijde dat Mr. Jean een hulp gevonden heeft, die hem in het redigeren der courant kan verligten, en op welken het zich laat aanzien, dat hij dat werk met ter tijd geheel zal kunnen overdragen. Onze vriend heeft te veel werk, te veel inspanning, en veel te weinig beweging. Dit derangeert zijn gezondheid. Gedurenden den geheelen winter, het voorjaar, en nog van tijd tot tijd bloedt hij sterk uit de neus. Behalve de courant 't welk een gestadige rosmolen zonder vacantie is, geeft hij zich veel moeite met zijn Professoraat en met zijn discipels’. Niet die werkzaamheid maar wel die der courant bracht hem in 1796 geheel ten onder. Wybo Fynje en Mr. Johan Valckenaer waren toen uit hunne ballingschap teruggekeerd; doch voor en aleer we uit particuliere brieven aantoonen welk verband er heeft bestaan tusschen beider terugkeer en den val van Mr. Johan Luzac, is het noodig ons eerst te bepalen tot eene uiteenzetting der waarheid gelijk die in officiële bronnen wordt aangetroffen. De Fransche Leidsche Courant, die door de toevoeging van het: Liberté, Egalité, Fraternité, en het: L'An premier de la Liberté Batave, aan haar hoofd sedert No. viii, du Mardi 27 Janvier 1795 (ofschoon in het supplement die bijvoeging eerst bij het volgende nummer geschiedde) mede de mode van den dag had gevolgd, bevatte in het Supplement van No. c, du Mardi 15 Décembre 1795, aan het slot der ‘Suite de l'Extrait des Nouvelles de Paris du 7 Décembre’ de volgende mededeeling: ‘Avant-hier au soir, le Directoire-Exécutif fit déclarer au Comte Carletti, Ministre du Grand-Duc de Toscane près de la Ré- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publique Françoise, ‘qu'il eût à quitter Paris dans deux fois 24. heures, et le Territoire François dans huitaine’. Le Corps Diplomatique, frappé d'un Message si peremtoire, s'est assemblé, a fait des représentations, et tâché de concilier le différend: Hier au soir, l'on se flattoit d'y réussir: Cet incident imprévu a d'autant plus surpris, que le Comte Carletti, toujours Ami de la Révolution Françoise et des principes Révolutionnaires, paroissoit être plus que personne à l'abri d'un traitement si Desagréable. On l'attribuë à une Lettre très-forte et peu amicale, qu'il auroit écrite au Directoire sur le refus à lui fait de voir la Princesse Fille de Louis XVI. que les uns prétendent encore gardée au Temple, tandis que d'autres assurent l'avoir rencontrée en route pour Basle’. Het Directoire Exécutif beklaagde zich over deze mededeeling bij monde van zijnen Minister van Buitenlandsche Zaken, De la Croix, in eene Conferentie met onze te Parijs gevestigde Ministers Blauw en Meijer, en vorderde ‘dat niet alleen de Courantier gelast wierde op hooge order, om dit Art. in zyn Courant te retracteeren, maar dat er ook, op fundament van zyn partydig schryven, middelen wierden beraamd, om die Courant te supprimeeren, dan wel de Geinteresseerdens te beduiden, dat zy dezelve door een ander Persoon, die minder partydig was, voor het vervolg lieten redigeeren’. Deze eisch, door gemelde Ministers in eene missive van 25 December 1795 aan de Staten-Generaal overgebracht, werd door dit lichaam in zijne zitting van Woensdag 30 December (bl. 2774) terstond naar de Vergadering der Provisioneele Repraesentanten van het Volk van Holland, als territoriale Souverein, verzonden, en van daar in handen gesteld van het Committé van Algemeene Waakzaamheid, waarvan toen Wybo Fynje voorzitter was. Het Committé van Waak- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaamheid te Leiden evenwel maakte, na bekomen aanschrijving tot het nemen van inlichtingen, zwarigheid daartoe over te gaan, op grond dat een der personen die gehoord moesten worden, namelijk Mr. Johan Luzac, lid was van 's Lands Universiteit en als zoodanig alleen onderworpen aan de Judicature van de Academische Vierschaar; doch dit bezwaar werd door het Committé van Algemeene Waakzaamheid, uit vrees voor een conflict van jurisdictie waardoor belangrijke ontdekkingen konden vertraagd worden, opgelost door de opmerking, dat er hier van geen justiciëlen maar van een' politieken maatregel sprake was, en het liet zich nu zelf machtigen om tot het bedoelde verhoor over te gaan. Rector en Senaat zoowel als Rector en Rechteren van 's Lands Universiteit kwamen tegen die opvatting ter Vergadering der Provisioneele Repraesentanten in verzet en verzochten eerst hunne bezwaren te mogen ontwikkelen; de Vergadering evenwel bleef bij hare meening, dat niets anders dan een politieke maatregel was bedoeld, ‘die alleen om de tydsomstandigheden ten nutte van het Volk van Holland’ was genomen, ‘zonder dat daar uit eenigzins nadeelige gevolgen te duchten waren’. Het Committé dat ‘reeds zints eenigen tijd de Correctie der onvoorbeeldig partydige schrijfwijze van den redacteur’ der bedoelde ‘Courant tot een serieus point haarer raadplegingen had gemaakt’ ging nu met de zaak door, en schreef ‘den Burger Etienne Luzac, Eigenaar der Fransche Leidsche Courant’ aan om zich zonder verzuim op Vrijdag 8 Januari des morgens te 9 ½ ure voor het Committé te 's Hage te bevinden. Die aanschrijving uit den Haag ‘versonden met de schuit van half drie uuren den 7de Januarij 1796’, gelijk op het adres van het voor mij liggend stuk te lezen staat, was eene dagvaarding op zeer korten termijn. In weerwil | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarvan bevond Mr. Etienne zich des anderen daags op het bepaalde uur voor Commissarissen uit het gemelde Committé - Mr. Johan Valckenaer was daar ook tegenwoordigGa naar voetnoot1 -, die hem de aanzegging deden het geïncrimineerde artikel in het eerstvolgend nummer van zijne courant te herroepen volgens een concept daarvan ten genoegen van het Committé te maken, en hem verder gelastten ‘om zich zonder verwyl van eenen anderen Redacteur, de Republikeinsche regeeringsvorm toegedaan, te voorzien, en daarvan binnen 8 dagen opgave te doen, en zoo telkens by het aanstellen van eenen anderen Redacteur, zonder immer den tegenwoordigen weder te werk te stellen, op poene van contrarie doende, dat zyn Dagblad finaal zou worden verboden’Ga naar voetnoot2. Hoe het Committé bij zijn verslag ter Vergadering van de Provisioneele Repraesentanten omtrent hetgeen in deze was verricht, tevens voorstelde om, aangezien Mr. Johan Luzac als redacteur der courant steeds blijken gegeven had van ‘zyne Aristocratische denkwyze’, hetgeen bij zijn onderwijs in de Vaderlandsche Geschiedenis ‘van de schadelykste en nadeeligste gevolgen zoude kunnen’ worden ‘op de gemoederen der studeerende jeugd’, dien Hoogleeraar van zijne post te ontzetten, en hoe dit werkelijk zoodanig gevolg heeft gehad, ligt buiten ons bestek en wordt hier alleen vermeld wegens den nauwen samenhang. Dat Mr. Johan Luzac slechts het algemeen toezicht over | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het samenstellen der courant uitoefende maar haar niet redigeerde, althans niet dan bij uitzondering, gelijk het Committé van Algemeene Waakzaamheid zulks geliefde voor te stellen, blijkt overtuigend uit de aangehaalde Verzameling van Stukken, bl. 11, waar Mr. Johan nadrukkelijk wijst op ‘de error in facto, dat hij Ondergetekende bij aanhoudendheid zoude geweest zijn algeheele Redacteur van voorsz. Blad, veel min van alle zodanige Artikels als daarin de Fransche Revolutie hebben betroffen, zijnde het slegts geweest zedert de komst der Fransche Troupes in ons Vaderland, dat de zorg voor zijnen Eigendom, niet minder dan de iever voor de belangens van zijnen eenigen Broeder, hem genoopt hebben die taak weder op zig te neemen, en bij zijn gewoon toeverzigt het bëarbeiden zelve ook te voegen, tot dat wederom een bekwaam Redacteur, in plaats van den vertrokkenen, daarvoor zoude zijn gevonden’. Ongeveer hetzelfde komt voor op bl. 190, waar Mr. Johan aanteekent, dat zijn broeder aan het Committé niet anders had kunnen verklaren dan ‘dat 'er verscheidene Redacteurs successivelijk geweest waren; dat de laatste, bij de inkomst der Fransche Troupes in ons Vaderland, in January 1795, was vertrokken; zoo dat nu zijn Broeder, de Ondergetekende, om het Etablissement niet te doen stil staan, zig weder met de algeheele redactie had moeten belasten, tot dat 'er een ander bekwaam Redacteur zoude zijn gevonden’. Voor 't overige erkende hij gaarne (bl. 191), dat hij nimmer had ‘opgehouden het toeverzigt op de meergem. redactie te hebben, ofschoon tot derzelver onmiddelijke bëarbeiding eerst de bekende Historie-Schrijver Cerisier, en vervolgens ook anderen, zijn besoldigd geworden’. Tegelijkertijd evenwel teekende hij aan - en dit verdient vooral de aandacht -, ‘dat het verhaal der Fransche zaaken, met al haar aankleven, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder het Schrikbewind, dus juist in het tijdvak wanneer 't Dagblad door zijne waarheids-liefde 't meeste aanstoot gegeven heeft aan hen, die meenden dat de Fransche Revolutie in alle haare omstandigheden prijslijk en navolgingswaardig was, - dat dit zoo krachtig en waar verhaal der Jacobijnsche Tyrannie, immers voor verre het grootste gedeelte, niet uit zijne penne is gekomen’. Op zich zelf reeds trekt de ijver in deze geheele zaak door het Committé van Algemeene Waakzaamheid aan den dag gelegd de aandacht. Volgens zijn eigen, ofschoon niet geheel juiste, Resolutie van Donderdag 7 Januari 1796 verlangde het Fransch Gouvernement alleen, dat de redacteur der courant gelast zou worden te herroepen de lasteringen die hij tegen hen verspreidde die het Fransch bewind in handen hadden, onverminderd zoodanige andere maatregelen als in de Republiek gebruikelijk waren tegen de autheurs van libellenGa naar voetnoot1. Partijdrift alleen kon den redacteur der Fransche Leidsche Courant onder dit soort rangschikken. In werkelijkheid was ook de ‘Note van den Minister de la Croix niets meer noch niets minder dan honderd gelijksoortige klagten, die door den Baron van Thulemeyer, en andere Ministers, onder 't vorig Bewind gedaan’ waren; doch ‘op dien tijd was die Note eene uitwerking van den toenmaligen invloed, welken zekere Personen zig bij den Minister de la Croix en sommige andere Leden van dat Gouvernement hadden weeten te verkrijgen’Ga naar voetnoot2. Blijkbaar had men dan ook reeds lang op de eerste de beste gelegenheid geloerd, om al | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ware de aanleiding ook nog zoo onbeduidend, Mr. Johan Luzac voor goed te treffen en te straffen voor zijn' onwil om in het gareel te loopen van hen die thans het roer van staat in handen hadden. En toen nu die gelegenheid zich plotseling voordeed, was men niet eens zoo handig om den haast en den spoed waarmede men te werk wilde gaan bedekt te houden. De Vergadering toch der Provisioneele Repraesentanten van Maandag 4 Januari 1796, waarin mededeeling werd gedaan van de bij de Staten-Generaal ingekomen klacht, en waarin besloten werd de zaak te stellen in handen van het Committé van Algemeene Waakzaamheid, werd des avonds ten half vijf ure geopend en ten negen ure gesloten; hoe was het dan mogelijk, dat het gemelde Committé nog vóór het scheiden der vergadering mededeeling deed van de weigering van het Leidsche Committé, en zich zelf liet machtigen om de zaak in handen te nemen? Dat het Committé, toen het eenmaal zoover was, niet aanstonds tot de dagvaarding van Mr. Etienne overging, maar daarmede tot Donderdag daaraanvolgende draalde, kan wellicht verklaard worden uit de omstandigheid, dat het misschien onderricht was, dat er verzet van den kant der vertegenwoordigers van de Leidsche Universiteit in aantocht was, welk bezwaar wenschelijk ware eerst onschadelijk te maken. En dit had niet plaats voor in den avond van Woensdag. Aan het bevel tot herroeping van het geïncrimineerde artikel door het Committé van Algemeene Waakzaamheid aan Mr. Etienne gegeven, werd door dezen, niettegenstaande reeds aan het einde van het Supplement van No. iii, du Vendredi 8 Janvier 1796, aangewezen was, dat de geruchten omtrent het gebeurde met Graaf Carletti bezijden de waarheid waren, aan het slot van No. iv, du Mardi 12 Janvier 1796, op de volgende wijze voldaan: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Leide, le 9. Janvier. Le Ministre des Affaires-Etrangères de la République Françoise ayant transmis, par entremise des Ministres-Plénipotentiaires de la République Batave à Paris, une plainte au nom du Directoire-Exécutif, au sujet de la manière, dont l'affaire de M. le Comte Carletti a été représentée dans le Supplément du No. c. de la Gazette de LeydeGa naar voetnoot1, nous nous empressons de rétracter cet Article de la manière la plus formelle. En conséquence nous déclarons, que c'est par erreur qu'il a été donné à entendre, comme si les sentimens Révolutionnaires du Comte Carletti auroient influé sur la détermination, que le Directoire-Exécutif s'est vu forcé de prendre à son égard: Qu'il est également contraire à la vérité, que le Corps-Diplomatique, résidant à Paris, auroit fait des représentations en faveur du Comte Carletti, la conduite antérieure, tenuë par lui à Paris, prouvant abondamment toute l'inconvenance d'une pareille intercession’. Het plaatsen van zoodanig artikel was eene wel zoo gemakkelijke zaak als het voldoen aan den tweeden eisch van het Committé om zich binnen acht dagen van eenen anderen Redacteur te voorzien. Mr. Etienne zat dan ook deerlijk in de klem. Hij was het werktuig geworden in de handen zijner beide zwagers Fynje en Valckenaer cum suis tot de verwijdering van zijnen broeder, zonder wiens medewerking de courant dreigde te niet te gaan, en had bij zijne belofte daartoe eene verbintenis aangegaan die van zeer twijfelachtigen aard was ten opzichte van dien broeder en mede-eigenaar der courant. Toch betoonde Mr. Johan zich lijdelijk in alles wat men over zijn goed en eigendom zou beschikken, maar was onge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
negen, om onder den band der bestaande Resolutie de hand tot de courant te leenen in vereeniging met een' schrijver, gelijk het gerucht liep door zijne vijanden uit Parijs ontboden om hem ter zijde te worden gesteld, die zijn meester zoude zijn in plaats van hij de zijne. Voor 't overige was hij bereid om zijne helft in den eigendom der courant aan zijnen broeder op billijke voorwaarden af te staan, of, zoo door het buitenwerking stellen der Resolutie hem de tijd gegeven werd, een ander te leeren en in staat te stellen hem te vervangenGa naar voetnoot1. Waarschijnlijk in 't vertrouwen dat het tot geen verbod van de courant komen zou, verklaarde Mr. Etienne den 15den Januari aan het Committé van Algemeene Waakzaamheid, dat het hem, in weerwil van verschillende pogingen, niet gelukt was iemand te vinden, wien hij, behoudens de belangen en het crediet van zijn blad, daarvan de redactie zou kunnen toevertrouwen; het Committé evenwel begreep vast te moeten houden aan zijne vroeger genomen Resolutie, en verklaarde in zijne Vergadering van Maandag 18 Januari, dat de uitgifte der courant gestaakt zou moeten worden totdat een nieuwe redacteur gevonden was. Mr. Johan kon zich die Resolutie zeer wel getroosten, daar de courant voor hem reeds lang een last was geweest, die zijn leven verbitterde, en in den tegenwoordigen tijd voor hem ondragelijk was geworden. Voor Mr. Etienne, voor de bedienden en voor 't werkvolk was zulks evenwel een boos ding; daarom wilde Mr. Johan, totdat hij op eene behoorlijke wijze van de courant afkwam, zich wel verleenen om haar met zekeren Dellebarre voorloopig in de wereld te brengen, het aan zijn' broeder overlatende of deze zich aldus onder den band der Resolutie veilig rekendeGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Anderendaags evenwel was die gezindheid veranderd; 't zij dat zulks het gevolg was van de Resolutie van het Committé van Algemeene Waakzaamheid tot intrekking van het schorsings-besluit, nadat Mr. Etienne dien dag van het optreden van Dellebarre als redacteur kennis gegeven had, 't zij dat zulks zijn grond vond in de omstandigheid dat Mr. Etienne zich bovendien verzekerd had van de hulp van den te Leiden gevestigden onderwijzer in 't Fransch, PileurGa naar voetnoot1, - Mr. Johan verklaarde dienzelfden Woensdag 20 Januari 1796, dat het gezamenlijk werken met dien man, die noch Engelsch noch Hoogduitsch, en gelijk hij meende ook geen Hollandsch verstond, al kostte zulks hem niet meer moeite en tijd dan wanneer hij het werk zelf deed, hem door de bewuste Resolutie belet werd; zoowel zijn eer als 't geen hij aan zijn rust, aan het genoegen van zijn leven en aan zijn huisgezin verschuldigd was, waren hiervoor een beletsel. Zijn werk aan het supplement van dien dag was het laatsteGa naar voetnoot2. Weemoedige gedachte voorwaar bij het terugzien op lang | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervlogen dagen van hulde en lof hem toegebracht! weemoed die zijne uiting heeft gevonden in de opdracht van zijne Oratio de Socrate cive aan John Adams, destijds President der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waar hij de mannen der Amerikaansche vrijheid toeroept: ‘quorum dum nomina saepius memoria recolo, gratus memini, a talibus me tantisque Viris, dum ad me inviserent, fuisse invitatum, et tantum non adductum, qui liberae vestrae Reip. Civis adscriberer, vestra omnium intima admissione usurus; quod si ante hoc octennium fecissem ...... Sed quid ego Tecum de nostris Batavorum, per sedecim admodum annos, temporibus atque fatis? Isti quidem in malos et improbos Cives indignationi, istis expostulationibus (quae futuri forte temporis aliquando erunt curae) hic non est locus’. Het tijdig aanstellen van Dellebarre tot redacteur voorkwam, dat de geregelde uitgifte der courant onderbroken werd. Intusschen heette Dellebarre slechts provisionele redacteur, en was Mr. Etienne daarom al spoedig in onderhandeling met een ander persoon, en wel met Marie Jean Louis Amable Baudus, destijds te Hamburg gevestigdGa naar voetnoot1. Wel aarzelde deze tusschen het aanbod hem door Mr. Solomé(?) eigenaar van de Gazette des deux Ponts gedaan, tusschen het voorstel om het werk voort te zetten bij den boekverkooper Fauche waar hij sedert een maand werkzaam was, en tusschen het wederopvatten van het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Journal d'Altona in de maand April van dat jaar, maar hij liet zich eindelijk vinden, en meldde den 2den Februari dat hij met 1 Maart zou overkomen. Aan het Committé van Algemeene Waakzaamheid werd hiervan door Mr. Etienne den 21sten Februari behoorlijk kennis gegeven. Intusschen bewijst het doorstreepte ontwerp dezer kennisgeving dat Baudus slechts ‘tot hulp en assistentie’ van Dellebarre werkzaam zou zijn, evenals hetgeen zoo aanstonds volgt het bewijs leveren zal, dat Mr. Johan, althans op het einde van dit jaar, voortging met aan het blad te arbeiden. In de kopie toch van een' brief van Mr. Johan Luzac aan Mr. C. de Gijselaar van 11 December 1796, vond ik, hoe deze - na eerst gezegd te hebben, dat hij reeds tusschen 1784 en 1786 verguisd was geworden, en dat dit sedert 1787 maar vooral sedert 1792 was toegenomen, toen hij de hem in Juli door Pieter PaulusGa naar voetnoot1 en Jan Valckenaer gedane voorstellen om in hunnen geest mede te werken afsloeg - verder schrijft: ‘Misschien echter ware ik buiten vervolging gebleven, indien Jan Valckenaer niet was in 't land gekomen. Deze is de hoofd-bewerker van alles wat mij gebeurd is. Zoodra was hij hier niet te lande, of hij begon met dezelfde bedreigingen, waarmede hij in 1792 mij had pogen te vervaaren, en wilde op den hoogsten toon mij de wet voorschrijven, hoe en op welke wijze mijn Nieuws-blad spreeken, welke papieren ik, bij uitsluiting van alle anderen, copieeren en volgen moest. Daar ik dit met cordaatheid, zelfs met verachting, beantwoordde, werd mijn vonnis gestreken, en besloten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij van mijn eigendom te ontzetten; eenen eigendom, dien hij in 1792 mij voor groot geld had willen afkoopen, en dien hij nu meende voor niet, of bijna voor niet te kunnen meester worden, ten einde zich dan (quasi) met mijn broeder en mede-eigenaar, die zijn schoonbroeder is, en dien hij, door dezes Megera, zich geheel onderdanig gemaakt heeft, te associeren. Dit plan mislukte almede door mijne standvastigheid, niet weinig door mijne echt-vriendin aangemoedigd en ondersteund, als die altoos en in alle gelegenheden, en onder de Oranje vervolging, en in de tegenwoordige, niet opgehouden heeft mij met raad en daad bij te staan, aan te moedigen, en op te beuren. - Ik verklaarde hem dan, ‘dat zij konden doen wat zij wilden; dat ik nimmer van mijnen wettigen eigendom zoude renuncieren, tenzij men mij dien behoorlijk afkocht, als wanneer ik dien gaarne wilde cederen, niet om hunnen 't wil, maar omdat dit soort van werk mij reeds lang tegen de borst was en verveelde, mijne dagen veel aangenamer aan mijne geliefde studiën besteedende’. Jan Valckenaer wilde echter, wel mij zijnen vriend en weldoener, maar niet zijne zuster en hare kinderen ruineren. Hij had bereids eenen schrijver te Parijs besproken, en echter, ziet - door mijne fermeteit, moest het werk der courant steeken blijven: zonder zijn schoonbroeder mede te benadeelen was het hem onmogelijk 't Project uit te voeren, om mij de pen uit de kneukels te slaan, zoo als de brave Minister Blaauw zich in eene missive uitdrukte, loopende over dit fraaije plan, 't geen zij onderling met een derden den grooten en eerlijken, en onbaatzuchtigen tegenwoordigen Messias der JodenGa naar voetnoot1 beraamd hadden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelukkig voor hem was Wybo Fynje toen President der Vergadering en tevens de ziel van het regtvaardige Committé van Waakzaamheid - hij zegge ik, die mij weleer zijn fortuin, het huwelijk met mijne zuster, meer dan broederlijken raad niet alleen maar dadelijke hulp te danken had; die, des niet te min, omdat hij geen medeeigenaar van ons Etablissement was geworden, mij in mijn eigen huis met het mes in de hand was aangevallen; wien ik echter, gedurende zijne uitlandigheid, niet had opgehouden, ten koste van mijn beurs en rust wel te doen; wiens goederen, vrouw en kinderen ik geborgen; wiens zaken ik gered; voor wiens schulden ik mij borg gesteld; wiens zoon ik had opgevoed en tot vader verstrekt; wien ik bij zijne terugkomst, alles vergevende, met open armen in mijn huis en aan mijn tafel ontvangen had, - deze was het die daartoe de propositie deed’. - ‘Schoon ambteloos, ben ik niets minder dan ledig, en (door de revolutie van alle hulp verstoken) moet ik alleen een werk doen, 't geen bij klimmende jaren mij meer tijds kost, en onaangenamer valt’. Een en ander wordt ook besproken in een tweetal brieven van Bavius Voorda aan Mr. C. de Gijselaar. In dien van Donderdag 21 Januari 1796, daags na de intrekking van het schorsings-besluit der courant, schrijft Voorda: ‘Gisteren zeide mij Jan Luzac dat zijn broer weer veranderd was van concept, en voortvaren (zou) de courant te schrijven. Ik vroeg, wie redacteur zoude zijn? Dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wist hij niet. Misschien zijn zwager Valckenaer, want deze heeft reeds voor 2 jaren getracht zich meester van de courant te maken, of van den toon waarin men ze voortaan zoude schrijven’. Ongeveer een half jaar later, 9 Juli 1796, spreekt Voorda van: ‘de berugte Wybo Fynje gewezen Delfsche Courantier, van ouds bij U bekend, en wiens zedelijk karakter gij verder kunt leeren kennen uit den rol dien hij gespeeld heeft in de zaak van onzen braven vriend Jan Luzac. Dezen heeft hij eerst in zijn eigen huis, ja terwijl hij bij hem aan tafel zat, met het mes op de borst willen dwingen om hem zijn quota in de profijten van de Fransche Courant, daar hij niets aan deed, af te staan. Dit niet gelukkende, heeft hij uit wraakzucht, als Voorzitter in 't Committé van Algemeene Waakzaamheid’ gedaan 't geen bekend is. ‘Bij de Repraesentanten speelden de Curatoren P. Paulus, Hahn en Lestevenon, waarvan de 2 eersten hun bijzondere haat en partijschap, en wrok meermalen gemanifesteerd hadden [gelijk ook LelijveldGa naar voetnoot1 en Louw van SantenGa naar voetnoot2] quasi de mooije man en als voorstanders van Luzac’. Eindelijk: ‘Valckenaer heeft op 't laatst alhier een slechte rol gespeeld, en in Frankrijk komendeGa naar voetnoot3 order gekregen om binnen 24 uur Parijs, en binnen 38 (sic) dagen het territoir van de Republiek te ruimen. Het zal mij geheel niet verwonderen men met ter tijd uit Spanje verzocht, dat hij gerappelleerd worde. Ik heb hem, wegens zijne bedriegerijen en intrigues, onder anderen ook aan Luzac | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te koste gelegd, op 't laatst geheel niet meer willen zien’. De prijsvraag: ‘Het leven en de geschriften van Mr. Johan Valckenaer’ reeds in 1863 door de afdeeling Rechtsgeleerdheid en Staatswetenschappen van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen uitgeschreven bleef tot nog toe onbeantwoord. Die vraag is dan ook van teederen aard. De billijkheid toch zal vorderen ook hier den diplomaat te scheiden van den mensch, den diplomaat, wien veel vergeven zal moeten worden bij het toetsen zijner handelingen aan de op zich zelf reeds niet altijd vaste noch boven alle bedenking verheven begrippen van zedelijkheid, den mensch, bij wien te midden zijner maatschappelijke beslommeringen de deugdelijke kern te dikwijls onzichtbaar blijft. En zijn voor dit alles de bronnen voorhanden of bekend? Dit daargelaten, zoo zijn toch zeker de hier gegeven uittreksels uit particuliere brieven voor dat nog te bewerkstelligen onderzoek van eenig belang. Niettemin zijn ze eigenlijk slechts de uitbreiding van hetgeen Mr. Johan Luzac in eene zijner MemoriënGa naar voetnoot1 wereldkundig maakte door te gewagen van ‘bedreigingen van wegens een of ander Lid van 't Committé van Waakzaamheid, hem door den voornaamen Aanlegger dezer geheele gebeurtenis aangedaan, opgevolgd door aanbiedingen van eene aanzienlijke Post en andere voordeelen, indien de Ondergetekende zig bij het Systema, 't geen die zelfde Man in een door hem vervaerdigd TijdschriftGa naar voetnoot2 voorstond, en bij dat zijner Vrienden wilde voegen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en hen in die grondbeginsels behulpzaam zijn; bedreigingen en aanbiedingen, die door den Ondergetekenden beantwoord, zoo als een Man van eer en cordaatheid die beantwoorden moest, binnes zes weeken door de Missive van den Minister Blauw, en door 't voorstel van 't Committé van Waakzaamheid, zijn opgevolgd geworden’. Weinige regelen verder gewaagt dan Luzac van ‘de algemeene achting, welke (zijn) Blad door onpartijdige waarheidsliefde, gematigdheid, en onwrikbaare verkleefdheid aan al wat eerlijk, menschlievend, en betaamlijk is, door geheel Europa heeft verworven: Gerustelijk zoude hij durven zeggen, dat hetzelve Blad nimmer dan aan geweldenaers mishaagd heeft, 't zij ze aan een Koninglijk of Vorstelijk Hof 't gezag in handen hadden, 't zij ze, onder het mom der Volks-heerschappije, door 't vergieten van 't bloed hunner Mede-Burgers, en door het vertreeden van de eerste grondbeginsels der menschelijke Zamenleeving, der Vrijheid den hartader afstaken: Van die algemeene achting hebben de bewijzen nimmer opgehouden, en ze worden nog dagelijksch ontfangen’. Hoe Caillard, van wien hierboven reeds gesproken is, de houding van Mr. Johan in de laatstverloopen jaren beoordeelde, blijkt uit het volgende uittreksel uit een' brief van zijne hand, den 19den Juli 1796 uit Berlijn geschreven. ‘J'ai lu assiduement votre feuille’, dus luidt het aldaar, ‘depuis que nous sommes séparés, et je vous avouerai sans détour que vous m'avez très souvent affligé: mais je vous ai perpétuellement rendu la justice de ne voir en vous qu'un homme profondément indigné des | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horreurs qui ont deshonoré notre révolution aux yeux des sages et auquel ce sentiment fermait les yeux sur tout le reste. Voilà comme je vous ai toujours interpreté et je n'en ai pas fait mystère: c'est le point de vue sous lequel je vous ai présenté à quiconque m'a parlé de vous, François ou Hollandois, gens en place ou autres: il a été un moment où j'étais bien près de vous, où je pensais souvent à vous, où je m'entretenais souvent de vous, malheureusement les règles de la prudence la plus ordinaire ne me permettaient pas d'aller jusqu'à vous. C'était dans les années à jamais mémorables de 93 et 94. J'ose croire que deux heures de conversation avec vous auraient, non pas changé vos principes, puisque vous ne voulez ainsi que moi que le bon, le juste et l'honnete, mais singulièrement modifié vos idées parceque bien des faits vous auraient été présentés par un homme sans passion, sans parti, un ami imperturbable de la justice et de la vérité; j'ose croire que vous auriez eu horreur de la coalition à qui j'ai eu la preuve que nous sommes redevables de toutes nos horreurs et que vous vous seriez borné à être l'historien élégant mais simple des grandes scènes qui se passaient et dont il faut espérer pour le bien de l'humanité que la fin n'est pas éloignée; j'aurais écarté le nuage de vos yeux, comme Venus le fit à Enée, vous eussiez vu alors comme lui inimica Trojae numina magna Deum, et vous vous seriez fait un devoir de revenir sur vos pas à certains égards sans trahir pour cela la cause de l'humanité et sans cesser de tonner contre les abominables massacres qui ont moissonné la fleur des vertus et des talens en France’. Welk verschil tusschen Caillard en Luzac's eigen landgenooten! Hoe er in Duitschland in dezen tijd over de Fransche Leidsche Courant werd geoordeeld, blijkt uit het volgende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uittreksel uit de Allgem. Literatur-Zeit. van 3 April 1797, No. 105, bl. 22, waar het volgende oordeel over den jaargang 1796 wordt uitgesproken. ‘Wenn das Wesen einer Zeitung’, zoo luidt het daar, ‘in einer synchronistischen Parallelstellung gleichzeitiger erheblicher Begebenheiten besteht; so erfüllt auch der 48. Jahrgang dieser Nouvelles, welche wöchentlich zweymal mit einer oder zwey Beylagen - (Supplements) - ausgegeben werden, noch immer auf das Vollkommenste den Zweck. Auch in der Schreibart und Darstellungskunst, so wie durch die Lettern, und das Papier und auch durch die Ausführlichkeit der amerikanischen Artikel zeichnet sick diese Zeitung auf das vortheilhafteste aus; nur hat sie durch die innern Staatsverhältnisse an Freymüthigkeit, und durch die Seesperre von Holland, an Neuheit der Nachrichten verloren. Einst erklärte Ludwig XIV als Jüngling, wie Voltaire sagt, gegen die Generalstaaten den Krieg, pour avoir authorisé l'insolence et les sarcasmes continuels des faiseurs de gazettes. Wenn nun noch im Junius 1790 die Gazette de la Haye, wegen eines eingerückten Briefes aus Hamburg Monate lang suspendirt, und 1795. der Courrantier der französischen Gesandschaft Genugthuung leisten musste, - wenn im Jänner 1796 der Professor Johann (Vetter des Stephan) Luzac, von dem Wachsamkeitsausschuss denunciirt wurde; so ist die mehrere Zurückhaltung in diesem Jahrgange, zumahl da der Vf. sie doch mit der Unpartheylichkeit vereinbarte, nicht zu verargen. Für den Leser ist indess dieser Zwang, den in Nr. 110Ga naar voetnoot1 der Vf. selbst eingesteht, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ein wahrer Verlust, (carrière si pénible d'Ecrivain public que la méchanceté remplit pour lui de si grands desagrémens.) Bey dem Mangel an öffentlichen Lesegesellschaften in Holland befinden sich, die neu entstandenen Revolutionsblätter, wie z.B. le Moniteur Batave, Bataafsche Courrant, le Courier de la République BataveGa naar voetnoot1 aus dem Haag, im ausschliesslichen Besitzstande, und diese Zeitung verliert daher, ungeachtet des modernen Freyheitsspruchs, unverdient immer mehr in dem nähern Bezirk ihres Debits’. Van nog twee grieven tegen de courant ingebracht gedurende het voorjaar van 1796 moet hier worden melding gemaakt. De eerste betrof het opnemen in het Supplement van No. xxxv, du Vendredi 29 Avril 1796, van een artikel uit den Courier de l'Escaut du 26 Avril, betreffende het binnenkomen van een onzijdig vaartuig onder Zweedsche vlag in de haven van Antwerpen. Het terugkomen op deze mededeeling in het Supplement van No. xxxviii, du Mardi 10 Mai 1796, was het gevolg van een schrijven van den Burger Frederik van Leyden, destijds voorzitter van het Provinciaal Bestuur van HollandGa naar voetnoot2, en verdient alleen daarom de aandacht, omdat Mr. Johan, blijkens het voor mij liggend stuk, het antwoord op gemeld schrijven voor zijnen broeder opstelde, en in het begeleidend briefje aan Mr. Etienne zich zelf noemt ‘Propriétaire en | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redacteur’, waarvoor hij zich dadelijk aan het Publiek zou bekend maken, zoodra men een ander Professor in zijne plaats zou beroepen hebben. De tweede grief gold het Supplement van het zoo even vermelde No. xxxviii, du Mardi 10 Mai 1796, waar in een ‘Extrait d'une Lettre de Stockholm du 22 Avril’, melding was gemaakt van zekere Nota die door den Baron van Budberg, Chargé d'affaires van Keizerin Katharina II, den 1sten Maart van dat jaar te Stokholm zou zijn overhandigd. De Zweedsche Chargé d'affaires te 's Hage, de Reuterswärd, beklaagde zich bij de Nationale VergaderingGa naar voetnoot1 over het opnemen van dit ten eenemaal valsche stuk, en eischte zoowel bestraffing van den Redacteur, als dat door dezen zou worden opgegeven wie schrijver van die mededeeling was, welke aanstonds moest worden herroepen. Aan het einde van het Supplement van No. l, du Mardi 21 Juin 1796, werd aan dezen eisch voldaan met de opmerking intusschen, dat de geïncrimineerde Nota aan buitenlandsche bladen was ontleend, en daar nog de ronde maakte. Het is hier de plaats nogmaals terug te komen op de geschiedenis der zegelbelasting in betrekking tot de nieuwsbladen. Den 5den October 1797 toch werd in de Vergadering van het Provinciaal Bestuur van HollandGa naar voetnoot2 door den Burger Jac. Joh. Schryver het voorstel gedaan tot ‘het Stempelen of Zegelen der Nieuwspapieren, Weekbladen, en verdere periodique Schriften’, als belovende dit eene belangrijke bron van openbare inkomsten te zullen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden. De courantiers te Rotterdam en te Leiden, benevens de mede-eigenaar der Fransche Courant in laatstgemelde plaats, kwamen aanstonds tegen dit voorstel op in eene uitvoerige Memorie, waarbij op den voorgrond werd gesteld, dat deze belasting in het wezen der zaak reeds lang bestond en zelfs zeer onlangs vermeerderd en verzwaard was. ‘Bij de nieuwe instelling der Collective Middelen’, dus ging men voort, ‘toen alle oude Impositien in Holland op eenen hervormden en veel-al verzwaarenden voet gebragt werden, kwam 'er ook eene Ordonnantie te voorschijn, in dato 14 Maart 1750’. - ‘Èn voor den jaare 1750. èn onder de jongste Regeering heeft men gemeend eene atteinte aan de vrijheid der Ingezetenen en aan het onbelemmerd vertier der vrugten van hunne werkzaamheid en industrie te zullen toebrengen, indien men hen onderwierp om eenen Stempelaar in hunne Huizen of Drukkerijen te moeten toelaaten, ten einde het Financieel Zegel op ieder Exemplaar, voor dat het verzonden of afgeleverd werd, te zetten. Derhalven, ofschoon de belasting bestond even als in Engeland, heeft men ongeraden gevonden het voetspoor eener vreemde Natie, in dezen bezwaarenden maatregel, te drukken; en waarschijnlijk zal men niet gepast vinden, 't geen men toen als al te drukkende en belemmerende heeft nagelaten, jegenswoordig in te voeren en daardoor gelegenheid te geeven om te klagen, dat nimmer de Ingezetenen meer dan heden aan nieuwe bezwaaren wierden onderhevig gemaakt, en de Drukpers meer in haaren loop werd gestremd, dan toen zij volkomen was vrij verklaard’. - De Ordonnantie zelve van 1750 werd weldra in hare volle uitgestrektheid onuitvoerbaar bevondenGa naar voetnoot1, in 't bijzonder met betrek- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
king tot de nauwkeurige opgave aan den Gaarder of Collecteur te doen. Het bleek, dat zoowel de begrooting van als het onderzoek naar het vertier van elk publiek geschrift volstrekt gelijk stond met een verbod; met de beste trouw kon men zich in zijne opgave bedriegen, daar het niet mogelijk was te weten hoe vele exemplaren men iederen postdag zou plaatsen of had geplaatst. Alzoo was men genoodzaakt tot het middel van admodiatie of accoord te komen, gelijk zulks bepaald werd bij Resol. van 30 April 1750 en 31 Juli 1751, waarbij aan de Gaarders ieder in zijne stad of plaats, geordonneerd werd, hoeveel, volgens gemaakt accoord van de courantiers moest ontvangen worden. Aldus bleef het met den Impost op de gedrukte papieren tot na de omwenteling, toen men de couranten tot eene bron van publieke inkomsten wilde maken. - Zoo zou nu het voorstel van den Burger Schryver, zoo het doorging, de vierde belasting zijn binnen den tijd van één jaar den courantiers opgelegd; want: 1o. Was het vermelde accoord aanmerkelijk verhoogd en verzwaard; 2o. Werden de pakketten nieuwspapieren aan de postkantoren gewogen, merkelijk tot nadeel van afzender en ontvanger; 3o. Was er eene belasting op de advertentiën van geboorte, trouwen en overlijden gelegdGa naar voetnoot1. - Men vreesde alzoo voor het tegronde gaan der couranten binnen Holland; het publiek zou gaan gebruik maken der buiten-provinciale couranten, gelijk de Utrechtsche, die aan de stempeling niet onderworpen zouden zijn. Ook de eenige nog bestaande Fransche Courant zou gevaar loopen, want de Fransche papieren uit Duitschland, die overal vrij verkocht werden, hadden reeds in de laatste 10 of 12 jaren drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransche Couranten hier te lande omver geworpenGa naar voetnoot1. Tot deze zelfde dagen behoort vermoedelijk het verzoekschrift van Mr. Etienne Luzac dat ik in ontwerp aantrof, maar waaraan dagteekening en opdracht ontbreken. Daarin wordt gezegd, dat hoe gering de belasting van ééne Penning voor ieder half vel druks was, 14 Maart 1750 ingevoerd, bij Resol. van Gecomm. Raden van 31 Juli 1751, de Hollandsche Leidsche Courant echter op den vasten prijs van ƒ 300 en de Fransche op ƒ 50 werd gesteld. Dat onlangs evenwel de Gaarder verklaard had, dat dit accoord niet langer kon bestaan, en de bepaling van 1750 ten volle moest uitgevoerd worden. Dat daarop het aanbod van de Wed. Anthony de Klopper en Zoon tot verhooging met 2/3 aangenomen, doch hetzelfde van hem geweigerd was. Dat zijn debiet zeer wisselvallig was, door dat hij bij liquidatie van rekening soms geheele pakken terugkreeg; dat verder het accoord dagteekende uit dagen toen dagloonen, papier enz. veel goedkooper waren, en de mededinging van buitenlandsche papieren niet zoo bestond als nu. Daarom wendde hij zich nu tot het ‘Committé’(?) met het verzoek om, evenals de Wed. Anthony de Klopper en Zoon een nader accoord te mogen treffen. Middelerwijl had de courant alweer stof tot klagen gegeven. Haar ‘Extrait des Nouvelles de Paris du 5. Septembre’ in het Supplement van No. lxxiii, du Mardi 12 Septembre 1797, waarbij verslag werd gedaan van den coup d'état van het Directoire tegen het Corps Législatif op den 18den Fructidor an V (4 September 1797), begon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namelijk met de opmerking: ‘Enfin le pressentiment, qu'on a eu, de l'approche d'une nouvelle journée, semblable dans son issuë à celle du 31. Mai 1793, ne s'est malheureusement que trop vérifié’. Die gelijkstelling van den dag ‘die de Fransche Republiek, en waarschijnlijk alle Republikeinsche staten, welke in der daad dien naam verdienden, voor den ondergang bewaard had, die dag, die Frankrijk aan alle de ijsselijkheden van den Burger Oorlog had ontrukt, waarin de Koningsgezinden het wenschten te storten’, de gelijkstelling van dien dag met ‘dien van den 31sten Mei, die den Fakkel van twee of drie Burger Oorlogen in Frankrijk ontstak; die de braafste Republikeinen deed omkomen, en die op weinig na de geheele Republiek voor altoos deed te gronde gaan’, was ‘overmaat van ongerijmdheid, of van onbeschaamdheid’. In dergelijke bewoordingenGa naar voetnoot1 sprak de Fransche Minister te 's Hage François Noël in zijne Nota aan de Commissie tot de Buitenlandsche Zaken, die in de zitting der Nationale Vergadering van 14 September 1797 in behandeling kwam. Daar ontbrak het niet aan krachtige verdediging van de vrijheid van drukpers, maar toch begreep men iets te moeten doen. Zoo kwam de zaak in handen van het Provinciaal Bestuur van Holland en van het Provinciaal Committé, voor welks Commissie van Binnenlandsche Correspondentie Mr. Etienne Luzac tegen Dinsdag 24 October, des morgens ten 12 ure geroepen werd om zich te doen aanzeggen, dat hij zich voortaan toch zorgvuldig wachten zou om iets te plaatsen ten nadeele van buitenlandsche mogendhedenGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van meer gevolgen was de klacht waarvan de opvolger van François Noël, de door Talleyrand herwaarts gezonden Charles de la Croix, die de spil geworden was waarom toen alles hier te lande draaideGa naar voetnoot1, in zijne Nota in de eerste dagen van April 1798 bij het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek ingezonden, gewag maakte. Die klacht betrof het ‘Extrait des Nouvelles de Paris du 27. Mars’ in No. xxvii, du Mardi 3 Avril 1798, en wel ‘de aldaar voorgewende Arrestatie van 21 Leden van den Raad der Oudsten der Cisalpijnsche Republiek, op last van het Uitvoerend Bewind der Fransche Republiek’. Het gevolg was dat Mr. Etienne Luzac den 10den April door den Agent bij het Departement van Algemeene Politie en Binnenlandsche Correspondentie der Bataafsche Republiek, A.J. la Pierre, aangeschreven en gelast werd om ten spoedigste het Papier of den Brief, waaraan de bedoelde mededeeling ontleend was, over te leggen. De toezending 's anderendaags van een extract-kopie uit het nieuwspapier Feuille UniverselleGa naar voetnoot2 was Mr. Etienne's antwoord op dezen eisch. Hiermede was het Uitvoerend Bewind evenwel niet voldaan, en het besloot in zijne Vergadering van Maandag 16 April het oorspronkelijk stuk op te vragen. Toen dit nu op Dinsdag 24 April in handen van het Uitvoerend Bewind kwam, werd het ten fine van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rapport in handen gesteld van - men lette wel op - den Directeur Wybo Fynje. Vier dagen later, op Zaterdag 28 April, bracht deze reeds zijn rapport uit, houdende advies om bij den Burger Luzac te doen informeren (NB.) naar den Redacteur, die gemeld artikel uit dat nieuwspapier had doen overnemen, en wel op eene zoo veelbeteekenende wijze; want die periode was in het Fransche papier met eene en dezelfde letter geplaatst, in het Leidsche daarentegen op eene zeer distingeerende wijze, sommige passages zelfs met eene curcieve letter, zoodat de slinksche bedoeling van den steller genoegzaam duidelijk was. Na deliberatie evenwel, werd, in aanmerking genomen, dat er niet alleen het Fransch maar vooral ook het Bataafsch Gouvernement veel aan gelegen lag, dat zoodanig misbruik van de vrijheid van drukpers krachtig werd tegengegaan, besloten den Agent van Algemeene Politie aan te schrijven om aan het drukken en verzenden der courant een einde te makenGa naar voetnoot1. Deze voldeed den 3den Mei aan zijnen last, waarop de Nouvelles Extraordinaires de divers endroits met No. xxxvi, du Vendredi 4 Mai 1798, haar roemrijk bestaan eindigden, om evenwel acht dagen later (slechts éénmaal, en wel Mardi 8 Mai, verscheen de courant niet) onder een' anderen titel in het rijk der levenden terug te keeren. Voor wij evenwel verder gaan, vestigen we nog eerst de aandacht op het volgende. Sedert jaren was de cou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rant altijd met een Supplement verschenen, maar van lieverlede bleek die ruimte onvoldoende te zijn, en van daar dat er eindelijk van tijd tot tijd ook wel eens een Suite du Supplement werd gegeven, waarvan mij het eerste voorbeeld bekend is bij No. lii, du Vendredi 1 Juillet 1791 (in 1790 heb ik er geen aangetroffen), terwijl die stukken sedert dat bij No. ii, du Vendredi 4 Janvier 1793, gevoegd, eene zelfstandige nummering kregen, die nogtans wel eens vergeten werd. - Zoo trekt het ook de aandacht, dat terwijl het glorievolle L'An premier de la Liberté Batave den 27sten Januari 1795 op de courant werd geplaatst, het L'An second reeds 15 Januari 1796, het L'An troisième reeds bij den aanvang van 1797 gebezigd werd. Onder den nieuwen titel van Nouvelles Politiques, publiées à Leyde, le 11. Mai 1798. L'An quatrième de la Liberté Batave, verscheen de courant op den aangewezen datumGa naar voetnoot1 in geheel denzelfden vorm als vroeger, met een nieuw nummer doch zonder dag-aanwijzing of wapen, en met een Supplement weer in 't licht. Het adres luidde nu: A Leyde, au Bureau des Nouvelles Politiques, par Abraham Blussé, le Jeune. (Met No. xcvi van 30 Nov. 1802 werd dit, door de weglating van het: au Bureau des N.P., dat reeds een enkele keer was gebeurd, bekort). Genoemde persoon, den 8sten October 1772 geboren, was oorspronkelijk bestemd voor het predikambt, doch als student te Leiden door een Luzac meer aangetrokken tot letterkundige studiën, verzocht hij bij zijnen terugkeer in het jaar 1795 binnen de ouderlijke woning te Dordrecht, zijnen vader om de Dordsche courant voor hem te willen aankoopen; zijn vader voldeed aan dit verzoek, en zoo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd Blussé redacteur van dat blad. Intusschen bleef hij om zijnen grootvader van moederszijde, die deze verandering van loopbaan noode zag, genoegen te geven, op de rol der Waalsche proponenten, en toen hij nu, juist bij de opheffing van de Nouvelles Extraordinaires, zich te Leiden bevond om eene predikbeurt waar te nemen, stelde Luzac, die hem den meest geschikten persoon oordeelde om in zijnen geest de courant voort te zetten, hem dit onder zulke gunstige voorwaarden voor, dat Blussé, na bekomen goedkeuring van zijnen vader, zich aan deze nieuwe betrekking ging wijdenGa naar voetnoot1. Bij de schriftelijke overeenkomst tusschen Mr. Johan Luzac en Blussé aangegaan, die reeds 12 Mei beraamd was maar eerst den 20sten Augustus 1798 haar beslag kreeg, ofschoon ze met 1 Mei werd gerekend kracht van wet te hebben bekomen, werd bepaald, dat Blussé het geheele werk der redactie zou op zich nemen, terwijl Mr. Johan, zooveel in zijn vermogen was en noodig mocht zijn, raad en hulp zou verleenen. Als vast traktement zou Blussé de ƒ 2000 bekomen, die Mr. Johan als schrijver der courant uit de netto opbrengst vooruitkreeg, terwijl diens aandeel in de overige winst tusschen beide contractanten zoo verdeeld zou worden, dat ieder de helft kreeg, maar dat het aandeel van Mr. Johan uit dat van Blussé tot ƒ 2000 zou moeten aangevuld worden, zoodra de laatste voor zijn aandeel meer dan ƒ 1000 ontving; zoodat wanneer de te verdeelen som ƒ 5000 bedroeg, ieder ƒ 2500 zou krijgen; zoo die som slechts ƒ 3200 bedroeg, Mr. Johan ƒ 2000 en Blussé ƒ 1200, en zoo die som tot ƒ 2500 daalde, de eerste ƒ 1500, de laatste ƒ 1000 zou krijgen; terwijl wanneer er slechts ƒ 2000 of minder te verdeelen viel, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ieder de helft zou bekomen. Bovendien zou Blussé na 15 jaren eigenaar zijn van de aan Mr. Johan toekomende helft in den eigendom der courant, maar gehouden zijn zich de vermelde financiële schikking te getroosten ook ten opzichte der weduwe en kinderen van Mr. Johan, wanneer deze binnen die 15 jaren kwam te overlijden, gedurende den tijd namelijk die dan nog aan dat aantal jaren mocht ontbreken. Uitdrukkelijk verklaarde Mr. Johan aan het einde van dit stuk, waarvan de overige bepalingen nooit kracht hebben erlangd, dat hij ‘bij het aangaan van deze conventie, met sacrifice van zijn eigen belang, geene andere aanleiding noch beweegreden gevolgd had dan zijne begeerte, om, tegen de ongelukkige en onregtmatige evenementen van den tijd, eene Affaire in stand te houden, die aan een aantal huisgezinnen een bestaan verschafte, en sedert zoo vele jaren onder zijn bestuur en gedurigen arbeid gebloeid had’. Hoe deze daad aan den eenen kant werkelijk in strijd was met zijn eigen belang, maar aan den anderen kant in overeenstemming met de behoeften van zijnen geest, bewijzen de volgende woorden uit zijn schrijven aan Mr. C. de Gijselaar dd. 26 April 1798, d.i. twee dagen vóór het verbods-besluit van de Nouvelles Extraordinaires. ‘Met mijne ambteloosheid’, zoo luidt het daar ‘zijn mijne bezigheden niet dan zeer weinig verminderd: in sommige opzigten zijn zij slechts verwisseld, en niet veraangenaamd. Ik blijf nog steeds een slaaf van het oude werk, waaraan ik geketend ben: van de zeer aanmerkelijke hulp, die eene bekwame handGa naar voetnoot1 mij daarin bood, ben ik door de Revolutie beroofd: en, daar ik voor die époque een groot deel mijns tijds aan de studie kon geven, moet ik nu de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesten mijner dagen slijten in eenen arbeid, die nimmer mijn smaak was en nu meer dan ooit met onaangenaamheden verzeld is: maar ik ben vader van een talrijk huisgezin’. Wil men nog nader bewijs, hoe, niettegenstaande al den lof en hulde hem voor dezen arbeid toegezwaaid, het werk der courant hem reeds lang tegenstond, men hoore dan hoe hij zich daarover uitlaat in de reeds tweemaal vermelde ontwerp-missive zonder adres of dagteekening, maar altijd na 1785 opgesteld. ‘Personne n'apperçoit mieux que moi’, zoo luidt het daar, ‘les défauts de ce genre d'Ecrits et (ce qui est le plus malheureux) des défauts irrémédiables, en partie par la nécessité de paraître à certaine époque et de se borner à certain espace, en partie par le désir du Public d'avoir toujours du neuf, quelqu'incertain et peu avéré qu'il soit, plutôt que de souffrir qu'on consigne dans un Recueil pareil des Pièces et Documens dignes d'être conservésGa naar voetnoot1, et qu'on n'a pas été à même d'y placer dans le tems. Mais enfin, appellé à ce travail, j'ai fait ce que j'ai pu pour le tirer du mépris, où le mauvais goût, l'ignorence, et la bassesse de tant de Nouvellistes l'ont fait tomber, et pour qu'il servît à la plus grande utilité de mes contemporains’. En bij dat alles voegde zich huiselijk leed, eene geschokte gezondheid, en de minder aangename verhouding met zijnen broeder Etienne, het gevolg der staatkundige gebeurtenissen. Bavius Voorda schrijft hieromtrent den 19den Augustus 1798 aan Mr. C. de Gijselaar: ‘Daar kwam nu onlangs bij het verlies van zijn eigen (22 Mei 1798) en zijn broeders oudste zoon, beide aan dezelfde ziekte, hetwelk hij zich zeer heeft aangetrokken, doch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke ramp gelegenheid had gegeven tot verzoening der beide broeders die ook sedert 2 à 3 jaren elkander niet zagen enkel door de schuld van Steven (min of meer hartstogtelijk van aard) die zich tegen een broeder, aan wien hij zoo oneindig veel verpligting heeft, liet opstooken’. Die opstoker kan niemand anders zijn geweest dan Valckenaer; in een fragment-schrijven van Mr. Johan aan Etienne, zonder dagteekening, maar vermoedelijk van 1796, schrijft deze: ‘Het spijt mij, dat, daar ik tot herstel mijner zoo geschokte gezondheid rust noodig heb, uwe niet zeer discrete instantien ter plaatsing der Apologie van uwen schoonbroeder mij noodzaken mij een Man voor den geest te verlevendigen, aan wien, als mede aan wiens betrekking op U en al wat daar uit voortgesproten is en nog voortspruit ik nimmer zonder de hevigste ontroering en het gevoeligst afgrijzen denken kan’. Die Apologie schijnt bestaan te hebben in een stuk ter wederlegging der aanvallen in de Gazette NationaleGa naar voetnoot1 met betrekking tot ‘het gebeurde met de Canonniers op het Raadhuis te Amsterdam’Ga naar voetnoot2. ‘Waarom’, dus gaat Luzac | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voort, ‘gebruikt hij, juist daar ter plaatse daar hij gehoond is, zijnen Batave niet, even gelijk hij hem in 1793 en 1794, met medehulp van zijnen waardigen DucangeGa naar voetnoot1 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wist te gebruiken, om le fameux professeur Jean Luzac te prostitueren, en zijn leven en persoon des te meer in gevaar te stellen, daar zijn vriend en medewerker tot mijne ruïne en ondergang, de schurk Blauw, na hem het fonds dier artikelen toegezonden te hebben (rakende eene zaak, waarin God en de geheele wereld wist dat ik als een man van eer handelde) dezelve vervolgens alhier in 't Nederduitsch overzette en deed uitgeven?’ Men meene niet, dat het schier onmiddelijk voortzetten van de courant, ofschoon onder eenen anderen naam, in alle stilte plaats greep. Blijkbaar durfde de nieuwe redacteur zulks niet te wagen. Maar daarom juist is het niet wel mogelijk zonder glimlachen uit de Notulen van het Uitvoerend Bewind van Zaterdag 12 Mei 1798, No. 24, te vernemen, hoe Blussé bij missive van twee dagen vroeger, het uitvoerend gezag kennis gaf, dat hij, vernomen hebbende dat de courant van Luzac verboden was, te rade was geworden om te Leiden een nieuw Fransch blad uit te geven, waarvan hij de eer had het eerste nummer over te leggen. Dat het Uitvoerend Bewind wel vermoedde wat er eigenlijk gaande was, bewees zijn besluit om gemelde missive in handen te stellen van den Agent van Inwendige Politie, ten einde te onderzoeken, of die nieuwe uitgave wel kon worden toegestaan, daar zoo doende de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgever der vorige courant in de gelegenheid kon worden gesteld op nieuw een blad te redigeren. Gelukkig voor Blussé was het rapport van bedoelden Agent zeer gunstigGa naar voetnoot1, en het scheen dus, dat de nieuwe courant geen gevaar meer liep stoornis te zullen ondervinden. Acht dagen later evenwel, op Dinsdag 29 Mei (No. 18), werd bij het Uitvoerend Bewind eene missive gelezen van den Agent van Buitenlandsche Betrekkingen, dd. 24 Mei, geleidende de kopie eener nota van den Minister de la Croix houdende klachten over het toelaten der pas opgeheven courant onder eene nieuwe benaming. Maar ook nu werd alleen besloten den Agent van Inwendige Politie te gelasten het blad behoorlijk te surveilleren. Intusschen was het naar aanleiding van het Supplement der courant van dienzelfden 29sten Mei, No. 6, waarin onder het artikel ‘de Leyde, le 28 Mai’ mededeelingen voorkwamen betreffende gevoerde onderhandelingen tusschen het Fransche Directoire en het Amerikaansche Congres, dat het Uitvoerend Bewind in zijne zitting van Donderdag 7 Juni daaraanvolgende (No. 11 en 12), met eene nieuwe Nota van den Minister de la Croix werd lastig gevallen. Het besluit hierop genomen ging nogtans niet verder dan tot eene aanschrijving aan den Agent van Justitie, om het recht van het Bataafsche Volk in dezen te handhaven tegen de schrijvers en uitgevers, op grond van het Decreet der Nationale Vergadering van 14 September 1797 (verg. hierboven), houdende, dat de schrijvers van couranten de Republiek niet zouden compromitteren met vreemde mogendheden, door in hunne nieuwspapieren vrij te schrijven of eigen opiniën in te voegen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijf dagen later, den 12den Juni 1798, joeg Daendels het Uitvoerend Bewind uiteen. De wijziging in den staatkundigen toestand van de Republiek door die gebeurtenis teweeggebracht, was oorzaak dat Blussé van den Agent bij het Departement van Inwendige Politie, A.J. la Pierre, de volgende aanschrijving, dd. 16 Juni daaraanvolgende, ontving. ‘Deeze alleen’, zoo luidt dit voor de geschiedenis der vrijheid van drukpers niet onbelangrijk stuk, ‘ten einde U te prevenieeren dat volgens bij mij ingekomen berichten, wellicht van wegens de vijanden van de op den 12 deser zoo gelukkig gevestigde orde van Zaaken, het een of ander Stuk of manifest aan U ter plaatsing zoude kunnen worden toegezonden, 't welk tegen de principes van de jongste omwenteling van Zaaken in ons Vaderland strijdig, en ter ondermijning van dezelve zoude kunnen gericht wesen, waarom ik noodig geoordeeld heb, ten einde U van alle onaangenaamheden te bevrijden, (zonder nogtans op de Vrijheid der drukpers bij de Constitutie bepaald eenige inbreuk te willen maaken), U te moeten waarschuwen geen Publicatien proclamatien of manifesten of wat van dien aard wesen moge, door Uwe Courant publiek te maaken, dan die U door de hoogstgeconstitueerde Magten worden toegezonden, en voorts te interdiceeren om eenige Stukken, die tegen de tegenwoordige orde van Zaaken ingericht zijn te plaatsen’. De Notulen van het Uitvoerend Bewind van de maand December 1798 maken nog gewag van twee klachten door den opvolger van de la Croix, Lombard de Langres, tegen de courant ingebracht. Bij de eerste, op Dinsdag 11 December (No. 39) door het Bewind in behandeling genomen, werd de courant ten laste gelegd, dat ze in alles, wat omtrent de Fransche Republiek en inzonderheid met betrekking tot de Belgische onlusten werd geplaatst, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vijandig hart voor de Fransche Republiek aan den dag legde, en door alarmerende tijdingen de bewoners van het platte land van België vrees aanjoeg. Naar aanleiding dier vrij vage klacht kreeg de Agent van Inwendige Politie last om Blussé voor zich te ontbieden en hem aan te zeggen, dat hij zich in het vervolg voor een en ander wachten zou. Maar reeds den anderen dag, Woensdag 12 December (No. 15), was eene tweede missive van 21 Frimaire, waarbij men zich beklaagde en voldoening vroeg wegens den hatelijken en vijandigen toon, die in de Fransche Leidsche Courant heerschte ten aanzien der tijdingen en berichten rakende de Fransche Republiek, één der onderwerpen waarmede het Uitvoerend Bewind zich moest bezig houden. Ook nu werd besloten kopie dezer missive te stellen in handen van den Agent van Inwendige Politie, met last om overeenkomstig het besluit van den vorigen dag, ook over deze klacht den courantier te onderhouden en hem te gelasten zich in 't vervolg ook hiervoor te wachten. Dat Blussé zulks plechtig beloofd en aangenomen heeft, blijkt uit de missive van A.J. la Pierre van den 21sten December 1798, die daags daarna (No. 34) door het Uitvoerend Bewind gelezen en in handen gesteld werd van den Agent van Buitenlandsche betrekkingen, met last om van den inhoud aan den Franschen Minister kennis te geven. In den loop van den zomer van het jaar 1799 bestond er groot gevaar dat de ter nauwernood geheelde breuk tusschen de beide broeders Luzac op nieuw zou worden opengehaald. Aan de afrekening toch schijnt toen een en ander te hebben gehaperd, zoodat Mr. Johan dreigde te kort te zullen komen in zijne verplichtingen jegens Blussé, die op het punt van trouwen stondGa naar voetnoot1. Het was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenwel daarover niet alleen, dat hij zich 14 Juni 1799 schriftelijk tot zijn' broeder wendde; het afstaan toch van zijne helft in den mede-eigendom der courant aan Blussé, ofschoon eerst na 15 jaren volledig beslag erlangende, - hetzij dat dit eene gedwongen of vrijwillige daad was ten gevolge van de opheffing der Nouvelles Extraordinaires op 4 Mei 1798 - gaf hem, naar hij meende, aanspraak op tegemoetkoming van den kant van zijnen broeder, begroot op eene som van ƒ 4000, zijnde de helft van de waarde waarvoor hij indertijd mede-eigenaar was geworden. Die zienswijze was inderdaad vreemd. Wel is waar kon hij beweren, dat, aangezien met hem de courant nog altijd stond of viel, zijne zorg in het vinden van een' nieuwen redacteur de geheele zaak voor zijn' broeder gered had en in stand hield, zoodat deze hem wel iets verschuldigd was, maar daar tegenover stond het wel zoo krachtig argument, dat Mr. Etienne door het optreden van Blussé, die altijd in bekwaamheid voor Mr. Johan moest onderdoen, schade zou lijden althans geen voordeel behalen, terwijl juist Blussé de eenige zou zijn die door dien afstand om niet gebaat werd, zoodat het billijk moest schijnen, dat die tegemoetkoming door dezen werd verstrekt. In hoeverre eene dergelijke nadere overeenkomst nog mogelijk was, nu er reeds bijna een jaar na het sluiten van het contract tusschen Mr. Johan en Blussé was voorbijgegaan, laat ik in 't midden. Maar te verwonderen is het, dat Mr. Johan, die in 1798 niet voorzien kon dat er na 15 jaren noch van hem noch van de courant iets meer aanwezig zou zijn, blijkbaar niet heeft ingezien dat hij door zijne vrijgevigheid na dat tijdsver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loop, op 67jarigen leeftijd van elk middel van bestaan beroofd zou zijn; want de dag zijner herstelling op den hoogleeraarszetel liet nog niets van zich bespeuren. In allen geval gevoelt men medelijden, ja deernis met hem, wanneer men hem in het gemelde schrijven aan zijnen broeder hoort gewagen van ‘den voor hem nimmer te vergeten 4 Mei 1798’ in betrekking tot het ‘Etablissement, beroemd en groot geworden door eenen slaafschen arbeid, onder welken hij bijna dertig jaren lang zijne ligchaams- en ziels-vermogens gesleten had, maar van 't welk, in zijne gevorderde jaren, nu zijne haren in zorg en moeite waren grijs geworden, geweld en boosheid, gepaard met de gruwelijkste en verraderlijkste veinzerij, sedert het begin van Januarij 1796 steeds gepoogd hadden hem te beroven’, - ‘een Etablissement, waaraan hij alle zijne vermogens, alle zijne vermaken, alle zijne vooruitzigten van eer en bevordering in dit leven had opgeofferd’, en dat ‘door zijne onvermoeide pogingen geworden was’ wat ieder wist. Dat zijn schrijven ten gevolge had, dat er aan de tijdelijke verwarring of onregelmatigheid in de afrekening een einde kwam, meen ik te kunnen verzekeren, maar of aan zijn verlangen tot tegemoetkoming in de schade die hij stond te lijden is voldaan, betwijfel ik. Den 9den Mei van het jaar 1800 evenwel teekende Mr. Etienne eene verklaring, waarbij hij beloofde, na de bewuste 15 jaren ‘Abraham Blussé de Jonge als zijnen eenigen Mede-eigenaar en als Redacteur van de Fransche Leidsche Courant te zullen erkennen’. Een nieuwe storm brak in September van het jaar 1804 boven de courant los. In No. lxxi toch van de Nouvelles Politiques van 4 September van dat jaar was onder de berichten uit den Haag melding gemaakt van de geheime zittingen die het Wetgevend Lichaam had gewijd aan de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaak der schavergoeding die de Republiek aan haren gewezen Stadhouder zoude toekennen, welk voorstel met eene meerderheid van 17 tegen 8 stemmen verworpen was. Daarbij was gezegd, dat ofschoon de gronden waarop die verwerping steunden niet publiek waren gemaakt, er uitgelekt was, dat zulks op den inhoud van bestaande traktaten scheen te berusten. Maar dergelijke mededeeling was in strijd met de Aanschrijving van het Staats-Bewind van 8 April 1802 aan den Agent van Inwendige Politie, die de courantiers had moeten gelasten om geen daden of besluiten van het Bataafsch Gouvernement als nieuwstijdingen op te geven, van welker waarheid zij niet ten volle overtuigd waren, op straffe van eene zesweeksche schorsingGa naar voetnoot1. De toepassing eener dergelijke straf werd dan ook den 6den September 1804 aan het Staats-Bewind voorgedragen, doch de vergadering begreep eerst den Hoofd-Officier der Stad Leiden, Mr. D.R. Wijckerheld Bisdom te moeten aanschrijven om schriftelijke inlichtingen in te winnen van wien de redactie bedoeld bericht ontvangen hadGa naar voetnoot2. 's Anderendaags reeds vernam de Vergadering, dat, bij afwezigheid van Blussé, Mr. Etienne Luzac geantwoord had, ‘dat het bewuste Art. niet gesproten was uit eenige particuliere schriftelijke informatien, maar alleen gecomponeerd uit diverse publieke Nieuwspapieren’; maar daar ‘hierdoor in geenen deele aan des Bewinds aanvrage was voldaan, en zoodanige gratuite assertie van voorn. E. Luzac van alle bewijs was ontbloot’ kreeg de Hoofd-Officier te Leiden nogmaals last ‘om nader te requireeren eene schriftelijke en pertinente opgave van de Nieuwspapieren, mitsgaders de Nos. en Artikelen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derzelven waar uit hij deze Nieuwstijding zeide te zijn gecomponeerd’Ga naar voetnoot1. Inmiddels had Luzac, gelijk hij ook aan den Hoofd-Officier had bericht, na de ontvangst ‘eener missive van goede hand waarbij eenige nadere ophelderingen nopens de zaak’ in quaestie waren gegeven, aan het slot van het Supplement van No. lxxii, van 7 September, aangekondigd, dat in het volgend nummer eenige ophelderingen omtrent het bedoelde bericht, dat werkelijk niet juist was, zouden worden opgenomen. Zulks vond dan ook plaats in No. lxxiii, van 11 September, onder de rubriek Leiden. Maar is het nu werkelijk aan het bovenstaande toe te schrijven dat aan de courant in de maand October daaraanvolgende eene zesweeksche schorsing werd opgelegd?Ga naar voetnoot2. Het antwoord is bepaald ontkennend. Want inderdaad is het Keizer Napoleon geweest, die dezen maatregel heeft uitgelokt. In de Correspondance de Napoléon Ier, 4o. uitgave, Tome IX, p. 598, komt onder No. 7941, een schrijven voor van den Keizer aan A.M. Fouché uit Pont-de-Briques, dd. 30 Thermidor an XII (18 Août 1804, juist drie maanden na de vestiging van het Keizerrijk) waarin gezegd wordt: ‘Il me semble avoir vu quelque part qu'on a défendu l'introduction en France de la Gazette de Francfort; elle ne me paraît cependant point extrêmement mauvaise. La Gazette de Leyde se trouve comprise dans | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
la même prohibitionGa naar voetnoot1. Je n'ai jamais lu cette gazette; faites réunir tous les numéros de ces deux derniers mois, et envoyez-les moi; faites-moi en même temps un rapport sur l'esprit qui la dirigeGa naar voetnoot2. Comme elle se publie en Hollande, je saurai bien la faire changer ou la faire supprimer’. - En de Keizer hield woord. Voor mij ligt een (Secreet) Extract uit het Register der Besluiten van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek van Vrijdag 5 October 1804, Lr. O. Versta ik den niet zoo geheel helderen inhoud van dit stuk wel, dan waren er reeds geruimen tijd ‘dringende instantien van den kant van Z.M. den Franschen Keizer’ gedaan om toch een einde te maken aan het bestaan der Nouvelles Politiques en van het Dagblad The New Merchant dat te Schiedam werd uitgegevenGa naar voetnoot3. En nu had weinige dagen te voren, den 9den Vendemiaire (1 October) de Fransche Ambassadeur Sémonville daarop wederom aangedrongen naar aanleiding van het artikel in het Supplement van No. lxxviii, van 28 September 1804, waar gewezen was op den weinig welvoegelijken toon waarop de Fransche Moniteur zich over Koning Gustaaf IV van Zweden uitliet, en op de gevolgen die dit in de verhouding tusschen de Fransche en Zweedsche natie teweeg bracht. ‘Die onbetamelijke partijdigheid welke de schrijver dezer courant sedert eenigen tijd ten voordeele der vijanden van Frankrijk aan den dag legde, en de wijze waarop hij zich veroorloofde het- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen zoo in Frankrijk zelf, als in deszelfs koloniën voorviel, met valsche kleuren te schetsen; dit blijkbaar voornemen, om de daadzaken onder een verkeerd daglicht te plaatsen, door het voordragen van niet dan onvolledige en bedriegelijke uittreksels der stukken waarop zij gegrond waren, en dezelve daadzaken, ter kwader trouw zoodanig in verband te stellen, dat daar uit verkeerde begrippen moesten ontstaan; die onbetamelijkheid der aanmerkingen, welke de schrijver zich dagelijks veroorloofde, was te schuldiger naar mate deszelfs blad, eeniglijk van staatkundigen inhoud zijnde, en door geheel Europa gelezen wordende, eenen gevaarlijken invloed uitoefende op een groot aantal lezers, welke uit geen andere bronnen puttende, gevolgelijk de meest valsche indrukken ontvingen’. Ofschoon nu het RapportGa naar voetnoot1 naar aanleiding dezer dringende aanzoeken tot opheffing der courant, er op wees dat zulks eene willekeurige suppressie van nieuwspapieren zou zijn, ongeoorloofd volgens de staatsregeling en de wetten van den lande, besloot het Staatsbewind toch den anderen dag het blad ‘bij provisie en tot nader goedvinden’ te verbieden. Zoodra had niet de Hoofd-Officier te Leiden aan Luzac en Blussé van dit besluit kennis gegeven, of beiden vervoegden zich met een verzoekschrift bij het Staatsbewind, waarbij aangedrongen werd eensdeels op spoedige opheffing, anderdeels op ‘billijke schadeloosstelling voor de zoo grievende verliezen en beroving van eigendom en bestaan, die zij en alle huisgezinnen, welke onmiddelijk door hunne affaire een eerlijk brood gewonnen, bij de gevolgen van die resolutie reeds geleden hadden of nog zouden komen te lijden’. Bij een (Secreet) Besluit van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 19 October 1804, Lr. ZZ. hield het Staatsbewind dit tweede punt voor alsnog in advies, en welke beslissing op de hoofdvraag genomen werd, vertelt het voor mij liggend afschrift niet. Maar dat er toen of weinige dagen later hierop eene gunstige beslissing viel, bewijst de omstandigheid, dat die schorsing slechts twee en een halve week heeft geduurd. Want terwijl No. lxxx, van 5 October, het laatste nummer was van de Nouvelles Politiques, zoo verscheen het blad als Journal Politique wederom den 23sten October geheel in denzelfden vorm als vroeger, maar met eene nieuwe nummering en met het nieuwe adres: A Leyde, par J(ean) C(onstance) Texier Westmuller. Wie die persoon eigenlijk was kan ik niet mededeelen. Uit het contract dat Blussé den 4den November 1804, onder goedkeuring van Mr. Johan en Mr. Etienne Luzac, met hem sloot, blijkt dat hij te 's Hage woonde. Zooveel als zijn verblijf aldaar dit toeliet zou hij in vereeniging met Blussé de courant redigeren, en verder zijn naam er op plaatsen als verantwoordelijk voor den inhoudGa naar voetnoot1. Als vergoeding voor dien arbeid zou hij alle drie maanden ƒ 300 ontvangen, deels ten laste van Blussé deels van Jean en Etienne Luzac samen. Verder zou, zoodra Blussé de redactie wenschte te verlaten, waarvan hij drie maanden te voren aan Texier Westmuller moest kennis geven, deze treden in diens rechten omschreven bij het contract van 20 Augustus 1798, en bevestigd door de verklaring van Mr. Etienne van 9 Mei 1800. Gedurende den tijd die er dan nog aan de in gemeld contract vermelde 15 jaren ontbrak, zou Texier Westmuller jaarlijks aan Blussé | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of diens vrouw en kinderen 500 Gld. betalen, waarbij Jean en Etienne Luzac samen ook nog 500 Gld. zouden voegen. Na verloop van die 15 jaren zou dan Texier Westmuller of zijne rechtverkrijgenden jaarlijks aan Blussé of diens vrouw en kinderen 1000 Gld. uitkeeren, en wel gedurende den tijd van een nieuw 15tal jaren ingegaan op het oogenblik dat hij alleen met de redactie belast was geworden. Bij dat alles behield Mr. Johan zich de bepaling voor, dat hij tot geen bijdrage verplicht kon worden grooter dan de voordeelen die hij uit de courant trok; het ontbrekende aan die bijdrage zou voor de helft door Mr. Etienne, voor de wederhelft door Blussé worden gedragen. Een soortgelijk voorbehoud ten opzichte van Texier Westmuller bestond hierin, dat deze nooit gehouden zoude zijn de vermelde 500 Gld. aan Blussé uit te keeren, wanneer hij zelf geen 2500 Gld. van de courant genoot. Siegenbeek heeft in zijne Levensschets van Mr. Johan Luzac (Leydens Ramp, bl. 143) aangeteekend, dat Mr. Johan zich sedert de gebeurtenis van Mei 1798 meer en meer aan het deelgenootschap in het opstellen der courant onttrok, tot hij, omstreeks het jaar 1800Ga naar voetnoot1 zich daarvan ganschelijk onthield. Zie hier hoe hij zelf in eene ontwerpmissive zonder dagteekening of adres zich over dit punt uitlaat. ‘Je crois vous avoir dit dans ma précédente’, zoo luidt het daar, ‘que dans le temps de la fureur Démocratique l'on m'avait privé de ma propriété paternelle. En effet après l'orage, que j'essuyai au commencement de 1796, et qui finît par me coûter mon Professorat, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parceque je ne voulus pas remettre alors la portion de ma propriété entre les mains de ceux qui la désiraient pour servir leur parti, on supprima entièrement la feuille au mois de Mai 1798. Lorsqu'à cette époque elle prit le titre de Nouvelles Politiques, j'abandonnai mes droits; et celui à qui je cédai, sous certaines conditions ma copropriété, devint aussi le Rédacteur. Si, de tems à autre, j'ai pu lui prêter volontairement la main, ce qui vient d'arriver en dernier lieu, en la faisant changer de nouveau de nom et de Rédacteur en titre, a suffi pour me déterminer à n'y plus contribuer en rien ni de plume, ni d'idées, ni de conseil’. Dat deze woorden geen oudere dagteekening kunnen aanwijzen dan de laatste dagen van October 1804, spreekt van zelf. Slechts ruim twee jaren overleefde hij dit tijdstip, en nog geen tien maanden dat van het overlijden zijner hem zoo dierbare gade. Ons, die het gegeven is een blik te slaan, zoowel op de dagen die aan den rampzaligen 12den Januari 1807 vooraf gingen, als op dat oogenblik zelf, doet het pijnlijk aan, wanneer we den zorgvollen vader, twee dagen vóór zijn noodlottig verscheiden, aan zijnen zoon Adriaan, die bij de familie Gronovius te Bodegraven was, zien schrijven: ‘Le tems se met à géler. Il est bon que vous reveniez demain. Nous vous attendons après 4 heures du soir. J'espère vous embrasser en bonne santé’. Want 24 uren later voerde de onzalige begeerte om zijnen toevallig toch afwezigen vriend Bennet een bezoek te brengen Mr. Johan den dood te gemoetGa naar voetnoot1, en dezelfde courant, die zoo vele jaren het voorwerp zijner | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanhoudende zorg was geweest, en die onder zijne leiding eerst datgene geworden was, waarvoor ze heinde en verre stond aangeschreven, zou in het Supplement van haar 6e nummer, van 20 Januari 1807, der wereld de treurmare verkondigen, hoe de rampzalige 12de Januari Mr. Johan Luzac aan zijne drie moederlooze zonen, aan de hoogeschool, aan de wetenschap en aan zijne talrijke vrienden had ontnomen. Een vroeger tijdelijk medewerker aan de courant heeft onder de initialen A.B., achter welke ik (Jean Louis) Amable Baudus meen te herkennen, in het Journal de l'Empire, van Mardi 22 Décembre 1807, bl. 3, een woord van herinnering en van hulde gewijd aan zijne nagedachtenis onder den titel van: ‘Notice sur M. Luzac, mort au désastre de Leyde’. Van zich zelf zegt de schrijver: ‘Associé pendant quelque temps à une partie de ses travaux, je connus tout le charme de ses entretiens; je croyois quelquefois entendre un des sages de l'antiquité. J'oubliois, en l'écoutant, l'exil et la proscription; et il adoucissoit pour moi les pertes les plus rigoureuses’. Verder lees ik in dit stuk: ‘Tout le monde sait l'estime dont elle a joui (de courant namelijk), elle étoit devenue véritablement européenne, et à-peu-près diplomatique. Il n'y avoit pas un ministre, pas un homme d'Etat qui ne la préférât à toute autre: elle étoit traduite à Constantinople pour le divan, et j'ai vu chez M. Luzac des voyageurs arrivant de l'Amérique, de l'Inde, de la Chine, qui venoient lui témoigner combien ils avoient été heureux de trouver sa gazette dans ces contrées lointaines, où seule elle pouvoit leur faire connoître l'état politique de l'Europe. Elle sera toujours recherchée comme le dépôt le plus sûr et le plus abondant de tous les faits qui appartiennent à l'histoire des trente dernières années, et particulièrement pour les | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
temps antérieures à l'invasion de la Hollande’. - ‘Le congrès américain, reconnu par toute l'Europe, fit donner à M. Luzac, par son ministre près les états-généraux, un témoignage honorable de son estime, j'ai presque dit de sa reconnoissance’Ga naar voetnoot1. Dit stuk in zijn geheel vertaald opgenomen in de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1808, II, bl. 114, moet blijkens de Algem. Konst- en Letterbode van 1819, II, bl. 183, aant. 3 ook in 't Engelsch vertaald zijn overgenomen door The Boston Anthology van October 1807; dat in die opgave eene drukfout is ingeslopen, misschien voor October 1808, blijkt duidelijk. Binnenslands werd door den Hoogleeraar te Water in de Jaarlijksche Vergadering van onze Maatschappij, den 7den Juli 1807 gehoudenGa naar voetnoot2 een woord van herinnering aan de nagedachtenis van Mr. Johan Luzac gewijd, nogtans zonder gewag te maken van zijne verdiensten als journalist. Maar hoe Amerika hem niet vergat bewees het jaar 1818. Den 7den December van dat jaar toch hield Gulian C. Verplanck de jaarlijksche redevoering voor The New-York Historical Society, en gaf daarin een kort overzicht van de mannen, die den grond der Amerikaansche vrijheid gelegd of haar ondersteund hadden door hunne bekwaamheden; aan de verdiensten van Mr. Johan Luzac in dit opzicht werd in dat stuk eene aanmerkelijke plaats ingeruimdGa naar voetnoot3. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of, en in hoeverre, de dood van Mr. Johan Luzac eenigen invloed heeft gehad op den verderen loop van zaken met de courant kan ik niet bepalen, maar zeker trekt het de aandacht, dat we, ruim twee maanden na den noodlottigen 12den Januari 1807, de regeering van Koning Lodewijk in onderhandeling vinden over het Journal Politique. Den 28sten Maart van dat jaar toch bood zekere Alex. Deferrière, die namens Z.M. met die onderhandeling schijnt belast geweest, aan Koning Lodewijk een ontwerp-decreet aan, overeenkomende met het later vastgestelde Decreet van 29 Mei 1807, No. 88, met dit verschil evenwel dat het ontwerp in de Fransche taal was opgesteld, en dat daarbij de dag van 1 April was aangenomen als tijdstip voor het in werking treden. Op dit ontwerp nu werden de onderhandelingen geopend. Mr. Etienne Luzac heeft toen den 31sten Maart daaraanvolgende eene Memorie overgelegd, waarbij hij deed opmerken dat de courant in de laatste twintig jaren ƒ 311,200 of gemiddeld jaarlijks ƒ 15,560 netto had opgeleverd, hetgeen bevestigd wordt door de volgende cijfers ontleend aan een' bijliggenden staat. Daaruit blijkt dat de opbrengst van het blad bedroeg:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder wees Mr. Etienne in zijne Memorie aan, dat het verbod van de courant in het Fransche KeizerrijkGa naar voetnoot1 een onberekenbaar nadeel had toegebracht aan haar debiet, maar dat, wanneer nu, - aangezien dit verbod thans, dank zij de tusschenkomst van Z.M. den Koning, opgeheven wasGa naar voetnoot2, - het blad weer in Braband en in de Departementen van den Rijn, die thans een deel van 't Fransche Keizerrijk uitmaakten, toegang vond, het debiet niet te berekenen wasGa naar voetnoot3. Ofschoon nu noch in het ontwerpdecreet, noch in het later vastgestelde, van verkoop sprake is, zoo verklaarde toch Mr. Etienne in zijne Memorie zich genegen tot den verkoop van de hem toekomende helft in den eigendom, maar deed daarbij opmerken, dat, aangezien hij weinige jaren te voren een nieuw gebouw voor drukkerij en bureau had ingericht, voor welke kosten hij slechts 500 Gld. 's jaars genoot, hij wel bereid was al het roerend goed der drukkerij bovendien over te doen, mits hem werden uitbetaald: 1o. 5000 Gld., zijnde de bedoelde 500 Gld. gekapitaliseerd; 2o. 800 Gld. 's jaars aan pensioenen voor het personeel, waarvan er enkelen 30 en 40 jaren dienst hadden, en aan de drukkerij in den Haag niet wel meer konden worden gebruikt; 3o. ƒ 15,000, of jaarlijks 1500 Gld. waarvan de helft op zijnen zoon moest kunnen overgaan. Werd hij evenwel door Z.M. te Leiden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in openbaren dienst geplaatst, dan was hij bereid geheel of gedeeltelijk van deze derde voorwaarde afstand te doen. Zelf 50 jaren oud, en gedurende eene reeks van jaren de betrekking van Schepen hebbende bekleed, iets dat schier geheel een eerepost was, nam hij nu de gelegenheid waar aan Z.M. de belangen van zijnen 20jarigen zoon, toen nog student, maar later als Mr. L.C. Luzac openlijk opgetreden en vermaard geworden, aan te bevelen als die van een' onderdaan der Koninklijke bescherming waardig. Van dien verkoop intusschen kwam voorloopig nog niets. Het Decreet toch van 29 Mei 1807, No. 88, daags vóór zijn vertrek naar de Pyreneën door Koning Lodewijk gegevenGa naar voetnoot1, en naar ik meen nergens afgedrukt, luidde woordelijk aldus: Lodewijk Napoleon, door de Gratie Gods en de Constitutie des Koningrijks, Koning van Holland. Wij hebben gedecreteerd en decreteren: Art. 1. Te rekenen van den 1 Junij aanstaande zal de Fransche Leijdsche Courant onder onze protectie en ons onmiddelijk toeverzigt staan. Art. 2. Er zal geene verandering worden toegebragt, aan den titel, aan het formaat, evenmin als aan de manier van de zakelijke redactie dezer Courant, noch in de uitgave op de dagen waarop dezelve gewoonlijk verschijnt. Art. 3. De Eigenaren der Fransche Leijdsche Courant zullen op de fondsen dezer Courant en op de voordeelen uit derzelver uitgave profluerende, alle de regten behouden, welke zij, op dit oogenblik, daarop hebben. Art. 4. De acten van het Gouvernement, welke Wij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodig oordeelen publiek te maken, zullen in de Fransche Leijdsche Courant worden geïnsereerd; ten welken einde dezelve door Onzen Minister Secretaris van Staat, aan de eigenaars der gezegde Courant zullen worden gezonden, welke voor de Fransche vertaling daarvan zullen zorgen zoo dikwijls hun die in het Hollandsch geworden. Art. 5. De acten van het Gouvernement en alle de andere artikelen, welke Wij noodig achten in die Courant te doen insereren, zullen zooveel mogelijk worden gepubliceerd in het nummer, onmiddelijk na den dag uitgegeven wordende waar op dezelve door de eigenaars der Courant zullen zijn ontvangen; zullende deze Publicatie altoos, bij praeferentie vóór andere bekendmakingen, geschieden, ten einde het gebuteerde nuttige oogmerk daarvan zekerlijk worde bereikt. Art. 6. Een exemplaar van elk nummer der meergemelde Courant zal Ons, des avonds vóór den dag der uitgave, regulier en exact worden toegezonden, en zulks vóór dat iemand daarvan kennis drage. Art. 7. De eigenaars der Courant zullen personeel en ieder afzonderlijk bij ons verantwoordelijk zijn voor al hetgeen door hun zal worden geplaatst, hetwelk met betrekking tot het welzijn van den Staat, ten aanzien van het politieke, of omtrent de zeden, berisping verdient. Art. 8. De eigenaars der Courant zullen van elk nummer ter onzer dispositie stellen 25 exemplaren, omtrent de distributie waarvan Wij zoodanig zullen beschikken als zal worden noodig geoordeeld. Art. 9. Onverminderd de voordeelen, welke door Onze bijzondere en onmiddelijke protectie voor de eigenaars der meergemelde Courant proflueren, wordt aan hun een pecunieele onderstand van vier duizend Guldens 's jaars verleend, te betalen uit de civiele lijst, van drie tot drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maanden, in gelijke portien à duizend Guldens ieder vierde deel jaars, en zulks tot aanmoediging en tot schadeloosstelling voor derzelver buitengewone uitgaven.
Gegeven in 's Konings Paleis op het Loo, den 29 Mei van het Jaar 1807, en van Onze Regering het tweede.
(Geteekend) Lodewijk. (Onder stond) Wegens den Koning De Minister Secretaris van Staat (geteekend) W.F. Roëll.
Zullende een afschrift van dit Decreet worden gegeven aan den Minister Secretaris van Staat, en aan de eigenaars der Fransche Leidsche Courant, en voorts een gelijk afschrift in de Fransche taal op de gewone wijze, door den Minister Secretaris van Staat, waarnemende de functien van Kanselier van het Koninklijk Huis, aan den Grootmeester van hetzelve Huis geadresseerd. Conform aan het origineel De Minister Secretaris van Staat (geteekend) W.F. Roëll.
Uit dit decreet, dat blijkbaar ten doel had om de regeering van Koning Lodewijk over een Fransch orgaan te doen beschikken, sproot den 20sten Juni eene nadere financiële schikking voort tusschen Blussé en Mr. Etienne Luzac, hierin bestaande, dat de geldelijke ondersteuning van ƒ 4000 van de zijde des Konings in de algemeene kas der courant zou worden gestort, maar dat uit die kas voortaan ook als een algemeen bezwaar betaald zouden worden de 1200 Gld. aan Texier Westmuller, die tot hiertoe deels ten laste van Blussé deels van Jean en Etienne Luzac samen waren geweest, terwijl bovendien van toen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af, tot dat de uitkeering aan de kinderen van wijlen Prof. Luzac zou hebben opgehouden, uit diezelfde kas door Blussé tot 800 Gld. 's jaarlijks genomen kon worden tot geheele of gedeeltelijke bekostiging van meer hulp bij het werk der redactie. Intusschen onttrok Blussé zich met 1 November 1807 geheel aan de redactie en trad Texier Westmuller met dien dag als eenig redacteur van de courant opGa naar voetnoot1. Maar bij het contract tusschen beide personen, 4 November 1804 gesloten, was, gelijk men zich herinneren zal, bepaald, dat, bijaldien Blussé de redactie verliet, Texier Westmuller gedurende een zeker aantal jaren hem jaarlijks 500 Gld. zou uitkeeren, tenzij de courant aan Westmuller niet meer dan 2500 Gld. opleverde. Van dit voorbehoud nu deed Texier Westmuller met 1 November 1807 afstand, maar alleen voor zoo lang als Z.M. de bewuste 4000 Gld. zou uitkeeren, terwijl zijn traktement op gelijke som werd gebracht. Werkelijk heeft Koning Lodewijk, zonder dat ik daarvoor redenen vind opgegeven, die som slechts 14 maanden, en dus tot op 1 Augustus 1808, uitgekeerd, in 't geheel tot het bedrag van ƒ 4666: 13: -.
Wat aanleiding heeft gegeven, dat de regeering van Koning Lodewijk zich van den eigendom der courant wenschte meester te maken, is mij niet bekend, maar de onderhandelingen daarover schijnen in April van het jaar 1809 begonnen te zijn. De slotsom dier onderhandelingen is vervat in twee decreten, tot nog toe, naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijn beste weten, nergens afgedrukt, maar door mij naar de oorspronkelijke stukken op 's Rijks Archief voorhanden, afgeschreven. De inhoud dier beide stukken, van slordigheid niet geheel vrij te pleiten, is deze:
(No. 33). Louis Napoléon par la Grace de Dieu et la Constitution du Royaume, Roi de Hollande, Connétable de France. Nous avons décrété et décrétons ce qui suit:
Art. 1. A dater du premier Octobre prochain la propriété du Journal Politique de Leide appartiendra au Gouvernement d'après Notre décret de ce jour. Art. 2. Ce Journal sera transferé à Amsterdam et sera sous la direction du Directeur du Journal Officiel, et établi dans le local occupé par cette direction. Art. 3. Cette feuille conservera son nom, forme et caractère actuel, sans qu'il y soit rien changé. Art. 4. Le Directeur du Journal OfficielGa naar voetnoot1 se conformera pour le Journal de Leyde aux instructions générales qu'il a pour le Journal Officiel, et aux ordres particuliers qu'il recevra de Notre part. Art. 5. Le Directeur du Journal Officiel aura sous lui un redacteur pour le Journal de Leyde. Art. 6. Le Directeur du Journal Officiel prendra les arrangemens convenables pour le nombre d'ouvriers nécessaires pour le Journal de Leyde; il s'entendra pour cet effet avec les propriétaires actuels et employera de préférence et sur le même pied ceux qui y sont actuellement; pour cet effet il prendra les informations requises et s'assurera de quelle manière ils étaient payés. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 7. Le Sieur Texier Westmuller est nommé rédacteur du Journal de Leyde. Il jouira d'un traitement de ƒ 2500 à prendre sur les revenus de ce Journal. Art. 8. Les revenus du Journal de Leyde serviront au payement du rédacteur et des autres employés et ouvriers de ce Journal, des pensions des trois anciens ouvriers qui y sont affectés, et de toutes les dépenses qui concernent ce Journal; l'excédent annuel de recette sera versé au Trésor public, à la concurrence de ƒ 16,000 en récépisses à 7% pour l'extinction d'une pareille somme payée aux propriétaires pour la cession de cette feuille; Nous réservant de prononcer ensuite sur l'emploi de ces revenus lorsque la dite somme aura été restituée au Trésor public. Art. 9. Il est accordé une Pension de ƒ 7 par semaine au nommé Vincent, une pension de ƒ 4 par semaine au nommé Moise Seyffers, et une pension de ƒ 2-10 au nommé Leendert, lesquelles sommes seront prises sur les revenus du Journal de Leyde ainsi qu'il est dit à l'article précédent. Art. 10. Le Directeur du Journal Officiel est chargé de l'exécution du présent décret. Donné en Notre Pavillon à Haarlem le 26 Septembre 1809, de Notre règne le 4me. (signé) Louis.
(No. 34). Louis Napoléon par la Grace de Dieu et la Constitution du Royaume, Roi de Hollande, Connétable de France. Nous avons décrété et décrétons ce qui suit: Art. 1. La somme de ƒ 16,000 en récépisses à 7% sera payée à Mr. Luzac et les copropriétaires du Journal Politique de Leyde pour la cession entière de cette feuille et de tout ce qui y appartient à l'Etat. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 2. Notre Ministre des Finances et le Directeur Général du Trésor Public sont chargés de l'exécution du présent décret. Donné en Notre Pavillon à Haarlem le 26 Septembre 1809, et de Notre règne le 4me. (signé) Louis.
Met 1 October 1809 brak alzoo voor de courant het derde, maar zeer kortstondig, tijdperk aan. Ze ging nu uit de administratieve hand van Mr. E. Luzac over in dien van den Boekhouder en Kassier der Koninklijke Courant J.P. Westerwijk Forsborgh, ambtenaar van het GouvernementGa naar voetnoot1. Veel verwarring heerschte er intusschen in het Bureau te Amsterdam, waar Texier WestmullerGa naar voetnoot2 zonder beduidende hulp geplaatst was, zoodat hij met toestemming van Mr. J.D. Meyer zich in November 1809 tot Mr. E. Luzac wendde met het verzoek, dat deze den persoon van Goddeus, die vroeger te Leiden aan de courant een werkzaam aandeel schijnt genomen te hebben, zou bewegen op een traktement van ƒ 8: 10: - 's weeks herwaarts te komen, om onder hem dezelfde werkzaamheden te verrichten als te voren. Of deze aan die roepstem gevolg heeft gegeven, is mij niet bekend, maar van de verwarring meen ik sporen te herkennen in de slordigheid van uitvoering van het blad gedurende den verderen loop van 1809, althans in mijn exemplaarGa naar voetnoot3. Texier Westmuller | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beklaagde zich dan ook in een schrijven aan Luzac, van 14 December 1809, nog altijd bitter over de verwarring aan het bureau, waar van niets boek gehouden werd, terwijl hij zelf bekende van administratie nooit eenig begrip gehad te hebben. Wat nu de aankondiging aan het hoofd der courant, sedert No. xcii, van 17 November 1809, (‘Le Rédacteur du Journal Politique, désirant faire jouïr la Capitale de l'avantage dont a toujours jouï la Résidence du Gouvernement de ce Pays, prévient ses Abonnés d'Amsterdam, qu'à partir du 1er. Janvier prochain, le Journal Politique y paroitra quatre fois la semaine, sçavoir: les Lundi, Mardi, Jeudi & Vendredi’) met de bijvoeging sedert No. cii, van 22 December 1809, dat de courant bij Schooneveld en Zoon, in de Beursstraat, zou worden uitgegeven, eigenlijk heeft beteekend, is mij niet duidelijk, want het blad kwam nog steeds tweemaal 's weeks uit. Vele waren ook de administratieve moeielijkheden over de betaling der koopsom; de assignatie op den Directeur-Generaal der Publieke Schatkist, en betaalbaar ten kantore van den Ontvanger-Generaal der Middelen te Water en te Lande, Mr. N. Bucaille te Leiden, geteekend te Amsterdam 16 November 1809 door den Minister van Financiën J.H. Appelius, en goed voor ‘de somma van zestien Duizend Guldens, betaalbaar in Recepissen uit de geldleening van den 30e van Lentemaand 1808’Ga naar voetnoot1 werd eerst 9 Januari 1810 door Mr. Etienne Luzac geteekend. Van die 16 stuks Recepissen schijnen aan dezen 8, aan Blussé 5, aan Texier Westmuller 1, en aan de kinderen van Mr. Johan Luzac 2, te zijn toebedeeld. Maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarmede was de zaak nog niet afgedaan. Want toen in October aan de eigenaars de keus was gelaten tusschen het ontvangen van 16000 Gld. aan Recepissen, of 13000 Gld. in contanten, was de koers dier stukken 81 à 82 pct. geweest, terwijl ze nu in Januari 1810 slechts 65 pct. waard waren, waarbij dan nog het verlies van 3 maanden rente kwam. Na lang tobben, vooral van den kant van Texier Westmuller, die zich met zoodanige uitkomst allerminst vereenigen kon, werd dan ook eindelijk in de eerste dagen van April 1810 aan de voormalige eigenaars een surplus van ƒ 2740 in contanten toegekend, waarvan Luzac ƒ 1370, zijne neven ƒ 342: 10: -, Blussé en Westmuller ieder ƒ 513: 15: - ontvingen. In weerwil dat het blad te Amsterdam gedrukt werd, bleef het adres der courant: A Leyde par J.C. Texier Westmuller; eerst met No. xli, van 22 Mei 1810, veranderde dit in: A Leyde, de l'Imprimerie du Journal Politique, dat altijd nog maar half de waarheid was. En zoo is men doorgegaan tot de laatste dagen van November 1811. Het Décret Impérial contenant Réglement sur l'Imprimerie et la Librairie, du 5 Février 1810Ga naar voetnoot1 toch was tegelijk met het Décret Impérial rélatif aux Journaux des départemens, du 3 Août 1810Ga naar voetnoot2, waarbij bepaald was, dat in elk departement, buiten dat der Seine, slechts één dagblad mocht bestaan, bij Koninklijk Decreet van 9 April 1811Ga naar voetnoot3 hier te lande executoir verklaardGa naar voetnoot4. Een Décret Impérial qui autorise la publication de Feuilles d'an- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nonces et de Journaux de littérature, sciences et arts dans diverses villes de l'Empire, du 14 Décembre 1810Ga naar voetnoot1, zonder bepalingen voor het oude Noord-Nederland, werd 26 September 1811 gevolgd door een Décret Impérial qui autorise la publication de Feuilles et d'Ecrits périodiques dans différentes villes de l'EmpireGa naar voetnoot2 vermoedelijk tot uitvoering van het Decreet van 9 April 1811. Bij dat Decreet van 26 September 1811 was echter geen plaats toegekend aan de zoogenaamde Fransche Leidsche Courant, en er bleef voor haar niets anders over dan de aankondiging van haar naderend einde in het Supplement van No. xciv, van 22 November 1811, door de mededeeling van het Besluit van Graaf de Celles, Prefect van het Departement der Zuiderzee van 18 November 1811, waarbij overeenkomstig de Keizerlijke Decreten van 3 Aug. 1810, 14 December 1810, en 26 September 1811, en de voorschriften van den Directeur-Generaal der boekdrukkerijen en van den boekhandel van 4 November 1811, de uitgifte van alle periodieke bladen binnen gemeld Departement, behalve één Staatkundig Dagblad en vier advertentie-bladen, met 1 December 1811 verboden werd. Het No. xcvi, van (Dinsdag) 29 November 1811, was het laatste dat verscheen.
Na het herstel van zaken in November 1813 heeft Texier Westmuller, die in November 1811 Amsterdam verlaten had, en naar ik vermoed dien tusschentijd in het genot van eenige schadeloosstellingGa naar voetnoot3 te 's Hage doorge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bracht heeft, met 1 Januari 1814 het werk der courant weder opgevat. Ten onrechte vermeldt de Heer Hatin, Les Gazettes de Hollande, p. 153, dat dit eerst met 1 Maart van dat jaar plaats greep, terwijl hij verzwijgt met welk nummer het exemplaar dezer nieuwe reeks, door hem op de Kon. Bibl. te Brussel gezien, eindigt. Door de welwillendheid van den Heer C.M. van Gogh, alhier, die in het bezit is der beide jaargangen 1814 en 1815, tot nog toe nergens elders door mij gevonden, ben ik echter in staat, de mededeeling van den Heer Hatin eenigzins nader toe te lichten. Onder denzelfden titel van Journal Politique, publié à Leyde verscheen Numero 1 onder dagteekening van den 4den Januari 1814, met het adres: A Leyde, par J.C. Texier Westmuller. Dat dit werkelijk het eerste nummer is geweest, en de courant dus niet gelijk hare overige zusters onmiddelijk in November 1813 in het rijk der levenden terugkeerde, bewijst het ‘Avis au Public’ aan het hoofd van No. iv, van 14 Januari 1814. Dit Avis luidt aldus: ‘Diverses circonstances n'ayant pas permis que ce Journal ait paru au commencement de l'année, nous donnons aujourd'hui le quatrième Numéro, nous reservant de publier successivement les trois premiers’. ‘Cette Feuille ayant toujours été considérée comme le depôt des Pièces officielles échangées entre les Gouvernemens, nous croyons faire plaisir au Lecteur, en continuant de recueillir toutes les Pièces intéressantes de cette nature, et à cet effet nous commencerons, dans ces trois premiers Numeros, l'insertion d'une quantité de pièces officielles qui appartiennent à l'Histoire du tems, et dont les circonstances dans lesquelles s'est trouvé ce Pays, depuis quelques années, n'avaient pas permis la publication’. ‘Nous prions le Public de vouloir bien continuer à cette | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feuille l'accueil favorable dont il l'a honorée pendant longues années. De nôtre coté, nous prenons l'engagement de n'épargner ni soins ni dépenses pour répondre à la confiance de nos Lecteurs. L'exactitude et l'impartialité présideront, comme par le passé, au choix des Nouvelles et à la rédaction de ce Journal auquel on peut s'abonner chez les anciens distributeurs et aux Bureaux des Postes des différentes Villes’. De uitgave begon derhalve met No. iv op 14 Januari 1814. Eerst met No. xvii, van 1 Maart 1814, werd het blad weer versierd met het wapen, in Mei 1798 verdwenen; de leeuw is nu evenwel gekroond en voorzien van den pijlbundel en het opgeheven zwaard, terwijl een wimpel met het devies: Resurrexit het geheel als 't ware draagt. Tegelijkertijd werd aan het hoofd der courant eene aankondiging geplaatst, die voortaan min of meer gewijzigd, ieder vierendeeljaars herhaald werd, dat te beginnen met 7 Maart het blad geregeld viermaal 's weeks, en wel Maandags, Dinsdags, Donderdags en Vrijdags ochtends zou verschijnen, en dat de prijs was franco per post ƒ 15: 10: - 's jaars. Van die uitgave viermaal 's weeks ontdekt men intusschen evenmin als na het jaar 1809 iets hoegenaamd, want ook nu vindt men slechts twee bladen met de dagteekening derzelfde week; de eenige gissing die ik waag is, dat de courant den eenen dag, het supplement den anderen dag werd uitgegeven. Behalve die geregelde uitgifte van supplementen bij ieder nummer, verscheen er ook nu weder van tijd tot tijd eene Suite du Supplément, ja somtijds meer dan ééne, gelijk No. i en ii bij het nummer van 25 Februari 1814, beiden met een eenigzins ander hoofd dan de volgenden van die soort, van welke No. iv, vi en volgenden van 1815, behoorende bij de nummers van 18 April en lateren van dat jaar, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich onderscheiden door dat ze niet in kolommen zijn gedrukt. Van die vervolgen verschenen in 1814 No. v, vii en ix onder den titel van Journal Politique Extraordinaire op buitengewone dagen: 3 April, 1 Mei en 8 October. Eindelijk vind ik aan het slot van den jaargang 1814: Reflexions Philantropes (sic), sur les principes politiques, qu'on suit maintenant en Norwègue, en Espagne, etc. 8 blz. de l'Imprimerie du Journal Politique de Leyde; verder: Traité de paix, entre la France et les puissances alliées, bl. 1-4, en: Fin du Traité de paix, cet. bl. 5-8, envoyé gratis aux Abonnés, kostende 5 ½ stuiver; eindelijk: Liste Nominative des cent cinquante-quatre Pairs que Sa Majesté nomme à vie pour composer la Chambre des Pairs de France. Evenzoo vind ik in den jaargang 1815 achter No. xcvi, van 1 December: Traité entre la France et les puissances alliées, conclu à Paris le 20. Novembre 1815, en achter No. xcviii, van 8 December: Seconde suite des pièces faisant partie du traité de paix, cet. waarop nog een vervolg moest komen, beiden van 4 blz. Beide jaargangen onderscheiden zich voornamelijk hierdoor van hunne voorgangers, dat het zegel-merk in den Franschen tijd ingevoerd, voortaan het blad ontsiert. Eerst bestond dat merk in het: Visé pour timbre Extra-ordinaire. Bosse. 5 Cents, later met No. xix, van 8 Maart 1814, overgegaan in den stempel: Departement der Monden van de Maas. Buitengewoon Zegel. 8 Pennn, dat voor een half vel 5 Pennn bedroeg; later met No. xcix, van 13 December 1814, ging dit merk over in het echt Nederlandsche: 8 Pn Zuid-HollandGa naar voetnoot1. Zonderling schijnt het, dat in den jaargang 1815, No. i en ii van de Suite du Supplément, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 17 en 28 Maart, nog het merk van het Departement der Monden van de Maas. Buitengewoon Zegel. 5 Pennn voeren; zulks is stellig aan niets anders toe te schrijven, dan dat er bij de verandering van het merk in December 1814, nog met het oude merk gezegelde halve vellen in voorraad waren, die men niet vroeger had kunnen gebruiken. Nog slechts op ééne bijzonderheid blijft mij over te wijzen. Bij Art. 9 van het Decreet van 26 September 1809, No. 33, had Koning Lodewijk aan een drietal personen, vroeger aan de drukkerij der courant verbonden, een wekelijksch pensioen toegekend ten laste van de kas van het Journal Politique. Toen derhalve dit blad te niet ging was de vrees niet ongegrond, dat het verder uitkeeren dezer pensioenen achterwege zoude blijven, doch de overmoeide pogingen van Texier Westmuller en Mr. J.D. Meyer - door Texier Westmuller met den naam van l'Ami de l'Humanité bestempeldGa naar voetnoot1 - wisten zulks te voorkomen en te bewerken, dat voortaan de ondernemer van het Staatkundig Dagblad van het Departement van de Zuiderzee met deze uitkeering belast werd. Na het herstel van zaken is later bij Besluit van Z.K.H. van 1 Januari 1815 aan Vincent Veijlbrief, gewezen zetter der courant, zijn pensioen van 7 Gld., en aan Leendert BekooyGa naar voetnoot2, gewezen drukker der courant, - van Mozes Seyffers wordt geen gewag gemaakt - dat van 2 Gld. 10 St. 's weeks bevestigd, en gebracht ten laste van de kas der Nederlandsche Staats-Courant, te rekenen van 1 Januari 1814 af. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat het Journal Politique met No. civ, van 29 December 1815, waarmede het exemplaar van den Heer C.M. van Gogh eindigt, werkelijk bezweken is kan ik niet aannemen, op grond dat het blad zelf niets van zijn naderend uiteinde mededeelt niet alleen, maar dat ook Texier Westmuller nog in de eerste dagen van April 1817 op Veld- en Rhijnzigt buiten Leiden woonde, van waar hij zich toen binnen weinige dagen voor goed naar elders dacht te verplaatsen. Eene finale afrekening met Luzac over den laatsten tijd die aan de overdracht van 1 October 1809 voorafging moest toen nog plaats vindenGa naar voetnoot1. Wat hiervan ook zij, en welke de reden moge geweest zijn dat Texier Westmuller zijne onderneming heeft moeten opgeven, die door niemand werd opgevat, zoo geloof ik, dat, nu eenmaal de geest van restauratie zich ook bij de weder-verschijning van het Journal Politique had doen gelden, men het met 't oog op latere jaren betreuren mag, dat deze poging tot instandhouding van een Fransch blad hier te lande schipbreuk heeft geleden. De behoefte toch, die terstond na het uitbreken van den Belgischen opstand, op Dinsdag 19 October 1830 het eerste nummer van het Journal Politique, Commercial el Littéraire de la Haye uit den boekwinkel van J.P. Beekman Hz. te 's Hage te voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijn riep, als orgaan der Nederlandsche Regeering om de aanvallen der buitenlandsche pers tegen onze nationaliteit af te weren en onze belangen te verdedigen, bewees, dat er inderdaad hier te lande eene leemte in de dagbladpers aanwezig was. Ook onze dagen, die, ongelukkig genoeg, te dikwijls bewijzen, hoe slecht het buitenland door vreemdelingen hier gevestigd of toevallig aanwezig, omtrent den binnenlandschen toestand van Nederland wordt ingelicht, wijzen op die behoefte. Ware derhalve het Journal Politique publié à Leyde, na het herstel van zaken, weder onder de bijzondere leiding van een' man als Mr. Johan Luzac gekomen, het tijdperk van 19 October 1830 tot 28 Maart 1848, toen de staatkundige betrekkingen tusschen de Regeering en het Journal de la Haye ophielden te bestaan, had niet behoeven ontsierd te worden door den voor 's lands financiën schadelijke en voor de staatkundige moraliteit weinig loffelijke geschiedenis van dat Fransche regeerings-blad. Want de verdediging van Nederlandsche belangen tegenover het buitenland, ware alsdan, evenals tijdens de worsteling der Nederlandsche pers met Le Courier du Bas-Rhin, de taak geweest, die voor de Fransche Leidsche Courant ware bewaard gebleven.
Amsterdam, November 1869. Mr. W.P. SAUTIJN KLUIT. |
|