Wyders heb ik de eer U te berichten dat de Maatschappy twee van hare Leden verloren heeft door den dood van den Wel-Ed. Gestr. Heere Mr. Z.H. Alewijn, Heere van Mijnden en de beide Loosdrechten, Schepen en Raad der Stad Amsterdam en Pieter van den Bosch, oud Leeraar der Remonstranten, te Leyden.
De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit Jaar, voor den 15den van Zomermaand, om te kunnen gebracht worden in het Verslag der Maandelyksehe Vergaderinge, volgens het eerste punt van dezen brief: en die Heeren, welke genegen zijn eene Verhandeling of Dichtstuk, 't zy met hunnen Naam, 't zy onder eene Zinspreuk, in gevolge het beslotene op de Jaarlyksche Vergadering des Jaars 1777., aan de Maatschappy toe te zenden, worden verzogt zulks mede voor dien tijd te doen.
Ik heb de eer van met achting te zijn.
MIJN HEER!
Uw Dienaar
[J.A. Clignett]
Leyden den [10] van Bloeimaand 1788.