Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1781
(1781)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handelingen van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden.Jaarlijksche vergadering, gehouden op Dingsdag, den 10den van Hooimaand 1781, des morgens ten negen uren, en vervolgd des namiddags ten drie uren.Ga naar margenoot+[Aanspraak van de voorzitter, A. van Assendelft][Levensberichten van Thomas Hoog, Johannes Henricus Folmer, P. Meijer]De President opende de Vergadering met eene aanspraak, voor welke hy door de tegenwoordig zijnde Leden bedankt werd; met verzoek, dat dezelve in de Handelingen mochte geplaatst worden; 't welk door den President is toegestaan: zijnde als volgt:
WEL-EDELE HEEREN!
‘Het geen ik in 't verleden Jaer gewenscht hadde, mag my thans gebeuren. Het Vijfde Deel van de Werken deezer Maetschappye ziet het licht, en ik hebbe de eere Uwe Wel-Edelheden hetzelve aen te bieden, en daer mede geluk te wenschen, by gelegenheid van deeze plegtige samenkomst, ter bevordering van de belangen onzer Maetschappye ingericht, op welke ik Uwe Wel-Edelheden begroete en verwelkome.
Ik twyfel niet, of hetzelve zal met zoo veel genoegen by het onderzoekend Algemeen worden ontvangen, als de vorige deelen. Ik beken, indien de waerde van het Werk eener Maetschappye moest geschat worden naer het aental der Verhandelingen, die Dezelve uitgeeft, zou het oordeel niet gunstig kunnen vallen op dit Deel, waerin slegts drie Verhandelingen, en onder dezelve een bekroond Andwoord op een uitgeschreven Prijsvraeg, worden gemeen gemaekt. Maer Uwe Wel-Edelheden staen te recht in dat begrip, dat een spaerzaeme uitgaeve van eenige weinige stukken, die den lof van geleerdheid, oordeelkunde en goeden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ smaek by bevoegde Rechters wegdraegen, te keuren is boven het vermenigvuldigd mededeelen van middelmaetige Verhandelingen: en dit is 't, hetgeen den roem deezer Maetschappye by letterlievende Vernuften reeds gevestigd heeft. De geleerde arbeid van den Wel-Ed. Gestr. Heere van Wijn, die in dit Deel voorkomt, zal by geleerde onderzoekeren der Oudheid gewisselijk dien lof wegdraegen, en de beproefde vlijt en arbeidzaemen yver van dien beroemden Tael- en Oudheidkenner, die deeze Maetschappy zoo zeer aen zijnen arbeid verplicht, en in zyne eerste Jeugd reeds openlyke blyken van de rijpheid zijns vernufts geleverd heeft, zullen hier door een nieuw getuigenis ontvangen. De verbetering van den trant onzer Nederduitsche Verzen, by den ouden gebrekkelyken vergeleken, door den Wel-Edelen Heere Huizinga Bakker aengewezen, zal elk van de beschaefdheid onzer eeuwe in dit deel der edele Dichtkunst, en te gelijk van het juiste oordeel deezes Kunstrechters, die den Zangberg aen het Y reeds voor lang verheerlijkt heeft, overtuigen. De Verhandeling van den Wel-Ed. Heere Jeronimo de Bosch, aen wien Uwe Wel-Edelheden eenen gouden eerpijs hebben toegewezen, zal niet alleen de Maetschappy zelve met een streelend genoegen, 't welk in 't bekroonen van wezenlyke verdiensten te vinden is, vervullen, maer tevens alle Redenaers aen Hem verplichten, en den Lofredenen, naer de vereischten door zijn Wel-Ed. opgegeeven, ingericht, de gevorderde sieraeden en bondige volmaektheid byzetten. Ik bedanke by deeze gelegenheid den kundigen Vertaeler, den Wel-Eerw. Heer van den Bosch, die de moeite heeft gelieven te neemen, om deeze Verhandeling in de spraeke onzer Maetschappye over te brengen, en daer door zoo wel de Maetschappy zelve, als het Algemeen, aen zynen arbeid grootelijks verplicht heeft.
Ik mag echter niet ontveinzen, Wel-Edele Heeren! dat het genoegen niet weinig zou aengroeien, indien de arbeid onzer Leden, ten behoeve deezer Maetschappye, meer geëvenredigd was aen derzelver aental en bedrevenheid; dit echter kan niet gezegd worden. Er zijn misschien verborgen drijfveeren van deeze werkeloosheid, en 't is noch mijn zaek noch mijn oogmerk die thans nae te vorschen. Zou het kwalijk gegist wezen, dat men, onder de oorzaeken, waer door zoo weinige Verhandelingen worden ingeleverd, de vermenigvuldiging van geleerde Maetschappyen en menschlievende Genootschappen, die de bevordering van 't heil des Godsdiensts en Burgerstaets of de uitbreiding der Weetenschappen bedoelen, tellen wilde, onder welke veelen zijn, die den arbeid van de werkende Leden onzer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Maetschappije onledig houden, en daer door Haer wel eens berooven van de vruchten hunner Letterkunde. Daerenboven wordt de welvaert van ons Genootschap niet door het schryven van geleerde Verhandelingen alleen bevorderd. Ik betuige openlyken dank aen den werkzaemen yver van die Leden, die in dit Jaer wederom hebben medegewerkt aen 't verzamelen van bouwstof tot het Algemeen Omschryvend Woordenboek onzer taele, een ontwerp, wiens voltoojing onze Naeneeven zien, en onzen arbeid zegenen zullen.
Hoe aengenaem zou 't voor my zijn, indien ik, gelijk in 't verleden Jaer, Uwe Wel-Edelheden geluk mogt wenschen met het vooruitzigt, om waardige verdiensten met een Eereprijs te begiftigen. Dit geeft toch den bekroonden Letterkenner niet slechts een streelenden roem, maer de glans van denzelven straelt op de Maetschappy, die hem mededeelt, te rug. Dan, dit mag ons thans niet gebeuren, daer er geene antwoorden op de uitgeschreven Prijsvraegen zijn ingekomen, en 'er, in deezen opzigte, niets overig is, dan eene nieuwe hoope tegen het toekomende, die van onze zyde best zal kunnen bevorderd worden door het opgeeven van zulke Vraegen, welke wel van groot belang, maer tevens van geen al te uitgebreiden of ook Critiquen omslag zijn. Ondertusschen zal het aen Uwe Wel-Edelheden staen, te oordeelen, in hoe verre Uwe Gekommitteerden voldaen hebben aen den last hun door Uwe Wel-Edelheden opgelegd, tot het vervaerdigen van een Opstel, ter meerdere volmaeking dier Wetten, volgens welke de Maetschappy na eenen Prijs laet schryven; een Opstel, 't welk ingericht is, om niet alleen de uitspraek over de Eerepryzen, volgens de stemmen der Gekommitteerden op eenen vasten voet te brengen, en van alle onzekerheid te ontheffen, maer ook om de Verhandelingen, die op de Vraegen der Maetschappye mogten worden ingebragt, met de meest mogelyke volkomenheid voor het licht te brengen, en daer door ook den roem en luister deezer Maetschappye uit te breiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Levensbericht van Thomas Hoog][Levensbericht van Johannes Henricus Folmer][Levensbericht van P. Meijer]‘Voor het overige moet ik, eer wy de raedpleegingen van deezen dag aenvangen, Uwe Wel-Edelheden beklaegen over het gemis van drie waerdige Leden, die der Maetschappye, sedert de groote Vergadering van het verleden Jaer, door den dood ontvallen zijn; den voortreffelyken Raedsheer Hoog, en kunstkundigen Leeraer Folmer, en den arbeidzaemen Handelaer Meijer, wier verdiensten te bekend zijn, dan dat Gy U niet vereenigen zoudt met het getuigenis van Uwen oordeelkundigen Secretaris, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 't welk Uwe Wel-Edelheden, in 't Voorbericht van 't Vijfde Deel der Werken van onze Maetschappye, vinden zullen. Hartelijk wensche ik, Wel-Edele Heeren! dat het gemis deezer uitmuntende Mannen zal vergoed worden door een werkzaemen yver van alle de Leden deezer Maetschappye, als mede door een welgevestigde keuze van zoodaenige nieuwe Leden, als meest kunnen beandwoorden aen de nuttige doeleinden van deeze Maetschappy, gelijk ik Uwe Wel-Edelheden mag geluk wenschen met het voorrecht, dat Wy onder onze Leden tellen mogen den schranderen en geleerden Bilderdijk, wiens hoofd door Uwe Wel-Edelheden, in 't verleden jaer, met een gouden Eerekrans bekroond werdt, en in wiens jeugdig brein een schat van kundigheden vereenigd is, die in Hem alleen eenen begaefden Dichter, eenen oordeelkundigen Taelkenner, eenen naerstigen Oudheidonderzoeker, eenen opmerkzaemen Geschiedkundigen, en te gelijk eenen diep denkenden Wijsgeer doen bewonderen, en wiens billyken lof ik breeder zou uitmeeten, verboodt my dit niet zyne zedige tegenwoordigheid.
Maer ik hebbe reeds te lang 't geduld van Uwe Wel-Edelheden geoefend, en uw verlangen na noodige bezigheden uitgerekt. Laet ons dan het Werk aenvangen Wel-Edele Heeren! doch niet, dan nae dat ik alvorens mijn vertrouwen op den bystand en ondersteuning van Uwe Wel-Edelheden, en te gelijk mijn verzoek van dezelve, in myne onbedrevenheid en ongeschiktheid, hebbe voorgedraagen; en eindelijk verklaerd, dat ik, met het eindigen van deeze Vergadering, den aenzienlyken post van Voorzitter, in handen van Uwe Wel-Edelheden stellen zal, om denzelven door een ander Lid, wien dit werk gelukkiger dan my zal worden toebetrouwd, te vervullen’.
De Sekretaris las de Handelingen der Maatschappye sedert de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering: die der Maandelijksche Vergadering van den 6den dezer Maand werden goedgekeurd.
De Briefschryver berichtte, dat hy, ingevolge het besluit der vorige Vergadering, aan de Heeren Jacobus Hinlópen, Rossijn, Verster, Nozeman en J. de Bosch geschreven, en van de twee laatstgenoemde Heeren de drie Vragen, in de Handelingen der vorige Vergaderinge vermeld, ontvangen had. De Vragen werden voorgelezen. Men verzocht den Sekretaris dezelve te stellen op de Lijst der Vragen, door de Leden opgegeven; en in deze Handelingen te plaatsen een verzoek aan alle de Leden der Maatschappye, om, indien zy eenige goede Vragen wisten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ voortestellen, dezelve aan den Sekretaris of Briefschryver optegeven.
De President berichtte, dat op de Vragen, door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1778 opgegeven, geene antwoorden zijn ingekomen. Men besloot derhalven de volgende twee Vragen andermaal optegeven, om beantwoord te worden voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1783.
‘By welke Rechtbanken werd, sedert de oudste tyden, en vooral sedert het bewind der Frankische Koningen, tot de vijftiende Eeuw, in deze Landen, recht gesproken in het Crimineele? Wat maakte iemand bevoegd, om als Rechter in die Rechtbanken te zitten? Door wien werden de Rechters aangesteld; en op welke wyze werd de Crimineele Rechtspleging geöeffend?
En
In hoe verre moet men zich, in het opmaken van de regels onzer Nederduitsche Tale, houden aan de Oude; in hoe verre aan de Hedendaagsche Taalgebruiken? en in hoe verre moet men de verwantschapte Dialecten; en in hoe verre de Reden daarin te hulpe nemen?’
Om de inkomende antwoorden te beoordeelen werden tot Gekommitteerden benoemd dezelfde Heeren, in de Vergadering van het Jaar 1778 verkozen; te weten: voor de Oudheidkundige Vraag, de Heeren D. van Alphen, Pestel, van de Wall, Tydeman, van de Spieghel, de Malnoë en N. Hinlópen; en voor de Taalkundige Vraag, de Heeren van Lelyveld, Kluit, N. Hinlópen, Tollius, Alewijn, Fortman en van den Berg.
Het vijfde Deel van de Werken der Maatschappye, ter tafel gebracht zijnde, werd door de Vergadering goedgekeurd, om uitgegeven te worden.
Men besloot een aanvang te maken met het drukken van de twee Verhandelingen, over het verband van de Wijsbegeerte met de Dichtkunst en Welsprekendheid; en de vertaalde Verhandeling, over den grond onzer tale uit het Moesogottisch, tot een zesde Deel. De Heer N. Hinlópen verzocht, zoo voor zich, als uit naam van den Heer Fortman, om de laatste proef van de vertaalde Verhandeling te mogen nazien; 't welk gereedelijk is toegestaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De President bedankte den Heer Hinlópen, op het vriendelijkst, voor de moeite, tot dus verre genomen, in het nazien der gemelde vertaalde Verhandeling; en verzocht hem den Heer Fortman, ook uit naam der Maatschappye, te bedanken.
Men ging vervolgens over tot de Punten, in den Brief van Beschryving, tot de raedplegingen dezer Vergadering, voorgesteld.
Ter voldoening aan het eerste Punt las de Sekretaris het verslag der Maendelijksche Vergaderinge, wegens het Woordenboek der Maatschappye: als volgt.
‘De Maandelijksche Vergadering heeft het genoegen aan deze Vergadering te berichten, dat zy ontvangen heeft van den Heer Dumbar eene tweede Lijst van woorden of spreekwyzen, meest te Deventer of daar omtrent gebruiklijk, welke gevoegd zijn by de Verzameling van Overysselsche woorden, in het Jaar 1778, door den Heer van Engelen, op verzoek van den Heer Dumbar, toen nog geen Lid der Maatschappye zijnde, ingeleverd, en sedert vermeerderd door de byvoegsels van de Heeren de Malnoë, Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk. Ook van den Heer Verster eene tweede Verzameling van woorden, in de Meyery van 's Bosch gebruiklijk; om gevoegd te worden by de eerste Verzameling, door dien Heer reeds medegedeeld. Dat zy ook nog ontvangen heeft: van den Heer Rossijn eene Alphabetische Lijst van woorden, uit den Staten Bybel, ter aanwyzing van het gebruik der dubbele en enkele klinkers, opgemaakt volgens den eersten Druk 1637. Van den Heer Bernardus de Bosch een Verzameling van excerpten uit J. de Marres Batavia; welke in de kas, ieder op zijn plaats gelegd zijn. Dat zy de woorden uit de Oldeambster en Westwoldinger Landrechten, gezonden door den Heer van Halsema, in het Woordenboek van Halma heeft laten overbrengen; doch dat zy de toegezonden Uittreksels van oude woorden uit de Werkjes van Doede van Amsweer nog niet van den Heer van Halsema ontvangen heeft. Wyders, dat de Verzameling van woorden op Walcheren in gebruik, door den Heer Kluit, en de Verzameling van Vlaamsche woorden, door den Heer van Iperen, medegedeeld, op het Alphabeth gebracht zijn; om door zoodanige Heeren, welke eenige bedrevenheid hebben in de Zeeuwsche en Vlaamsche taal, nagezien en daar het noodig is verders aangevuld te worden. Dat de Verzameling van Noordhollandsche woorden, door de Heeren N. Hinlópen en Fortman is nagezien, en ten zelf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+den einde gezonden aan den Heer Paludanus. Voor het overige, dat zy reeds een aantal excerpten van wylen Prof. Schultens heeft laten afschryven; om verders op Octavo-blaadtjes gebracht te worden: te weten, uit van Velthems Spiegel Historiael, den Gulden Throen, het Leven van Jesus Christus 1503, Cronijk van Brabant, Spelen van Sinne 1539 en 1562, Houwaarts Milenus Clachte 1578, Numan Strijt des Gemoets 1590, Peter Heijns Spieghel der Werelt, Moerman Cleyne Werelt, Zeeuwsche Nachtegaal, Geschier des werelts Proefsteen, Florianus vertaling van Ovidius Herschepping 1650, van Manders Bucolica, Roemer Visschers Zinnepoppen, Schrieck van Rodorne, Hoofts Henrik den Grooten, Verheffing van den huize de Medicis, Brieven en Mengelwerken, en Oudaans vertaalden Arnobius en Agrippa’.
De President stelde der Vergadering voor, om de beide Verzamelingen van Vlaamsche en Zeeuwsche woorden, in het verslag gemeld, te zenden aan de Heeren te Water en Paulus; met verzoek, om dezelve na te zien, en, daar zy zulks noodig en mogelijk vinden, te verbeteren en verders aan te vullen; welk voorstel is goedgekeurd. Den Briefschryver werd verzocht zulks ter uitvoer te brengen by het verzenden der Handelingen dezer Vergaderinge.
De Heer N. Hinlópen berichtte der Vergadering, dat hy den Heer Paludanus onlangs gesproken, en van hem vernomen had, dat hy reeds een aantal woorden, in de Zijp en daaromstreeks gebruiklijk, in de Lijst van Noordhollandsche woorden had ingevoegd, en voornemens was dezelve van tijd tot tijd te vermeerderen. Men verzocht den Heer N. Hinlópen om den Heer Paludanus, by gelegenheid, op het vriendelijkst te danken. Voor het overige betoonden de Leden der Vergadering hun genoegen over den toenemenden voorraad voor het Woordenboek, en bedankten de Maandelijksche Vergadering voor het verslag.
Op het tweede Punt gaven de Heeren Fontein en Calkoen der Vergadering te kennen, dat zij van hunne Medegekommitteerden, te Leyden woonende, een Opstel bekomen hadden van een Verslag, behelzende de Veranderingen, welke zy oordeelden dat in de 23ste en vijf volgende Wetten, volgens welke de Maatschappy naar eenen prijs laat schryven, behooren gemaakt te worden; doch, dat het hun voorgekomen was, dat die Heeren meer veranderingen hadden voorgeslagen, dan zy voor zich meenden rechtstreeks tot hunne Commissie te behooren: dat zij een Opstel hadden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ gemaakt van een Verslag nopens de Veranderingen in de 27. en 28ste Wet; doch dat hun de tijd ontbroken had, om daarover met de Leydsche Heeren raad te plegen. De Vergadering verzocht de beide Opstellen te hooren. Dat der Leydsche Heeren werd door den Sekretaris, het ander door den Heer Calkoen voorgelezen. De Vergadering besloot de Heeren van die Commissie Fontein, Calkoen, N. Hinlópen, Valk en de Malnoë, benevens den President en Sekretaris, te verzoeken, met elkanderen daarover te raadplegen, en te samen een Opstel te vervaardigen, behelzende de Veranderingen, niet alleen betreklijk tot de 27ste en 28ste Wet; maar tot alles wat de Commissie oordeelt noodig te wezen, ten opzichte der Verhandelingen, welke ingezonden zullen zijn om beoordeeld en bekroond te worden; en hun Verslag op de volgende Jaarlijksche Vergadering inteleveren.
Tot het derde Punt overgegaan zijnde, deden de Heeren Gekommiteerden mondeling verslag, dat zy op de Vraag, in de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering gekozen, geene bedenkingen gemaakt, noch van andere Leden der Maatschappye ontvangen hebben; weshalven de Vergadering besloot de volgende Vraag optegeven, om beantwoord te worden voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1783.
‘Dewijl de Hollandsche Steden, onder de Graaflyke Regeering, steeds in aanzien en vermogen zijn toegenomen, in zoo verre, dat men in verscheide Charters, rakende zaken van veel gewicht, dezelve nevens de Edelen en Raden gemeld vindt, zoo tot het beramen der zaken, als het bezegelen der Brieven; is daardoor eenige vermindering of bepaling van de Macht, welke de Graven eertijds geöeffend hebben, ontstaan?’
Tot Gekommitteerden, om de Verhandelingen, welke ter beantwoordinge dezer Vrage zullen zijn ingekomen, te beoordeelen, werden benoemd, ingevolge het vierde Punt, de Heeren van de Wall, van de Spiegel, Calkoen, Tollozan, de Malnoë, van Wijn en N. Hinlópen.
Het vijfde Punt in overweging genomen zijnde, werd verkozen tot een onderwerp om naar een Prijs te laten schryven, ten einde vastgesteld te worden in de volgende Jaarlijksche Vergadering; uit de Dichtkunde, deze Vraag.
‘Zijn 'er in Vondel, en anderen van onze beste Dichters, trekken van valsch vernuft? Wat moet men kennen en in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 't oog houden om die van ware schoonheden te onderscheiden?’
Ingevolge het sesde Punt werden tot Gekommitteerden benoemd, om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappye hierover te ontvangen, en benevens hunne eigene bedenkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voortedragen; de Heeren Fontein, van Lelyveld, Lublink, van den Bosch en Valk.
Ter voldoening aan het zevende Punt las de Sekretaris het Verslag der Maandelijksche Vergadering, nopens het geen in het aankoopen van Boeken voor de Maatschappy verricht is, ingevolge het besluit der laatstgehoudene Jaarlijksche Vergaderinge; als volgt:
‘De Maandelijksche Vergadering, door de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering gemachtigd, om, ten dienste van het Woordenboek, zoodanige boeken aantekoopen als zy raadzaam zoude oordeelen, heeft, op den 4den van Oogstmaand des vorigen Jaars, de Heeren Kluit, van den Bosch, Scholten, van Engelen, en Valk, benevens den President en Sekretaris, verzocht, om hunne gedachten te laten gaan en aan de volgende Vergadering medetedeelen; welke boeken zy zouden oordeelen, dat uit de Boekverzameling van wylen den Hoog Gel. Heer J.J. Schultens voor de Maatschappy zouden behooren te worden ingekocht. Op den 1sten van Herfstmaand daaraanvolgende hebben de Heeren dier Commissie aan de Maandelijksche Vergadering bericht, van oordeel te zijn, dat in de eerste plaatse behoorden in aanmerking te komen Oude Nederduitsche en zeldzaam-voorkomende Stukken; vervolgens de Grammatici en Lexicographi van onze taal en derzelver aanverwanten; als ook de werken in het Moesogottisch en Angelsaxisch, welke men tot eenen matigen prijs zoude kunnen bekomen. Hierop is den Sekretaris verzocht, om by de verkooping der Boeken van wylen den Heer Schultens, op zoodanige tyden als hy het zal noodig vinden, tegenwoordig te zijn, en in het aankoopen te handelen volgens het gemelde Praeadvies der Heeren Gekommitteerden; mits niet meer bestedende dan drie honderd Guldens. In de Maandelijksche Vergadering van den 3den van Slachtmaand heeft de Sekretaris verslag gedaan van het verrichtene; en de gekochte Boeken in de Vergaderkamer der Maatschappye vertoond; en voorgelezen een Lijst derzelve, benevens de pryzen, beloopende te samen ƒ 295 : 5 : 0. zijnde als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘By deze gelegenheid heeft de Maandelijksche Vergadering den Sekretaris verzocht, ieder Boek der Maatschappye, als derzelver eigendom, op of tegen over den titel, met zynen naam te teekenen, en een Alphabetische Lijst optemaken, en gestadiglijk te vervolgen van alle de Boeken, der Maatschappye toekomende: ook heeft zy besloten aan ieder Lid der Maatschappye vryheid te verleenen, om zoodanige Boeken, als hy, ten zynen byzonderen gebruike, by zich mochte begeeren, op iedere Maandelijksche Vergadering van den Sekretaris te vragen, tegen een Handschrift door hem geteekend; en wanneer hy dezelve langer dan een maand verkiest te behouden, dat hy zulks elke Maandelijksche Vergadering zoude verzoeken.’ De Heeren der Maandelijksche Vergadering werden voor hun Verslag, en de Heeren, welke die Commissie hadden waargenomen, voor hunne moeite bedankt, en derzelver verrichtingen goedgekeurd.
Tot Leden der Maatschappye werden verkozen De Wel-Ed. Hooggel. Heer Everwijn Wassenbergh, Hoogleeraar in de Grieksche Taalkunde te Franeker, en Lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
De Wel-Ed. Gestr. Heer Albert Jan de Sitter, Raadsheer der Stad Groningen, Lid van het Genootschap pro excolendo Jure Patrio.
Den Briefschryver werd verzocht die Heeren kennis te geven van deze verkiezing, en na het bekomen van hun toestemmend antwoord, aan ieder hun Diploma, door den President en Sekretaris geteekend, benevens een Afdruksel der Wetten, en een Naamlijst der Leden te bezorgen.
Op het negende Punt werd besloten aan de Maandelijksche Vergadering, voor dit Jaar, de vryheid te verleenen, om zoodanige Heeren, binnen Leyden woonende, tot Medeleden te verkiezen, als zy, ter bevorderinge van het oogmerk der Maatschappye, geschikt zal oordeelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De Rekening van den Penningmeester werd opgenomen. Men bevond, dat derzelver ontvang bedroeg dertien honderd vier guldens dertien stuivers acht penningen, en de uitgaaf duizend zeven en negentig guldens tien stuivers en vier penningen; zoo dat 'er nog in kas bevonden werden twee honderd zeven guldens drie stuivers en vier penningen; bedragende de onbetaalde toelagen acht honderd achtenzestig guldens. De Rekening nagezien en goedgekeurd zijnde, werd door den President en de Heeren N. Hinlópen en Parvé onderteekend, en de Penningmeester voor zyne getrouwe waarneming bedankt.
Na enige raadplegingen op het elfde Punt werden de Toelagen voor dit Jaar bepaald op zeven guldens.
Men verkoos voor dit Jaar tot President, den Heer Schultens; tot Sekretaris, den Heer van Lelyveld; tot Briefschryver, den Heer van den Bosch; tot Opziener over het uitgeven der Stukken, den Heer de Malnoë; en tot Penningmeester, den Heer Valk.
Gekomen zijnde tot het dertiende Punt: het benoemen van Gekommitteerden: berichtte de President, dat 'er dit Jaar geene Verhandelingen zijn ingekomen; doch dat uit de Handelingen der Buitengewoone Vergadering van den 21sten van Hooimaand des vorigen Jaars gebleken was, dat de Heer Bilderdijk aan de Maatschappy had te kennen gegeven, voornemens te zijn, om by zyne Verhandeling, welke in het sesde Deel van de Werken der Maatschappye zoude geplaatst worden, nog enige Bylagen te voegen, welke hy eerlang der Maatschappye zoude aanbieden; stelde derhalven der Vergadering voor, of zy niet zoude kunnen goedvinden eenige Heeren tot Gekommitteerden te benoemen, om die Bylagen, wanneer ze zouden ingekomen zijn, te beoordeelen. Het voorstel werd goedgekeurd, en de Heeren Valk, Schultens, Tollozan en van den Bosch werden gekommitteerd om die Bylagen te beöordeelen, en de volgende Jaarlijksche Vergadering, of indien het eerder geschieden kunde, eene Maandelijksche Vergadering te dienen van een Praeadvies; wordende by dezen de Maandelijksche Vergadering gemachtigd, om daarin te handelen gelijk zy zal vinden te behooren.
Voor het overige werd besloten, om in de Leydsche Nederduitsehe en Fransche Couranten, by wyze van nieuwstyding, aan het algemeen bekend te maken, welke Heeren in deze Vergadering | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot Leden der Maatschappye verkozen zijn; als mede welke Vragen door de Maatschappy zijn opgegeven.
Der Maandelijksche Vergadering werd aanbevolen het Programma optestellen, en, zoo veel mogelijk, in en buiten ons Vaderland bekend te doen worden.
Laatstelijk werden aan den Penningmeester betaald de Toelagen van den Heer de Crane, voor de Jaren 1778 van 1779. van de Heeren Tollius en Schultens, voor de Jaren 1779 en 1780. van den Heer Meerman, voor de Jaren 1780 en 1781. van de Heeren Jeron. de Bosch, van Assendelft en Engelberts, voor het Jaar 1780. van de Heeren Parvé, Dibbetz, Baron van der Does, Heere van Noordwijk, van Bleiswijk, Fagel, van Engelen, Calkoen, van den Bosch, Fontein, Huysinga Bakker, Oosterdijk, Roullaud, Lublink, N. Hinlópen, Tollozan, van Lelyveld, van der Pot en Valk, voor het Jaar 1781.
(is getekend)
A. van Assendelft.
Het voorenstaande komt overeen met het Boek der Handelingen der Maatschappye, berustende by den Sekretaris.
[Fr. van Lelyveld] |
|