| |
Een nieuw vermakelik Liedeken, wegens de Kermis, ter eeren de jonge Meysjes.
Op de Stemme: Danssen, Danssen, Danssen.
DE Meysjens, De Meysjens:
En Sondaghs om een Pintje gaen,
Danssen, danssen, danssen,
Ons Grietje, Ons Grietje,
Sy is gestadigh in 't Speel-huys,
Daer wou sy wel een reysje,
Danssen, danssen, danssen,
| |
| |
Ons Catrijn, Ons Catrijn,
Lijsbeth en Antonette, Antonette,
d'Oost-Indies-vaerders komen in,
Wy sullen ons Kap gaen setten,
Danssen, danssen, danssen,
Ons Truytje, Ons Truytje,
Die maeckte soo veel kueren;
Komt aen Matroosen en Soldaet,
Ick heb een Kamer te hueren,
Danssen, danssen, danssen,
Met een groot gelaet, Over de Straet.
Die zwieren lustig over straet,
En speelen daer het Beesje,
Danssen, danssen, danssen,
Dus quam daer, Dus quam daer,
En nam dees Meysjen met een set,
En sprack met soete reden,
Danssen, danssen, danssen,
Die komt nu uyttermuyten,
Het is nu Kermis t'Amsterdam,
Wy gaen niet meer na buyten,
Danssen, danssen, danssen,
| |
| |
Men sietse t' samen hand aen hand,
Danssen, danssen, danssen,
t'Sa speelman, t'sa speelman,
Verstelt nu eens u snaren,
En speelt een deuntjen na ons sin,
Voor al dees blijde mare,
De Boertjes, de Boertjes,
Sy komen van Moort en Harsewen
Danssen, danssen, danssen,
En houd mijn dit ten besten,
Hier hebt gy nu een Kerremis Lied,
En dat is voor het lesten
Danssen, danssen, danssen;
|
|