Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E. du Perron, november 1936. Nooit afgedrukte foto van Actueel wereldnieuws en sport in beeld (collectie mr. A.E. du Perron).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor leesliefhebbers of literatuurgenieters?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook J. Treffers (1883-1945) was zich van die laatste waarheid ten zeerste bewust. Pro memorie: Treffers was de auteur van de Indische zedenroman Schuim van goud, die in 1934, kort na zijn verschijning bij G. Kolff & Co., werd ‘ingetrokken’ - naar Joop van den Berg meent minder uit fatsoensrakkerij dan op grond van ‘diepgewortelde en verwarrende gevoelens van rassentegenstellingen’.Ga naar eindnoot2 In het boek wordt beschreven hoe het lichtzinnige Indo-meisje Ria een seksuele relatie begint met een van de inheemse bedienden. Dat het ging om een meisje uit de kwetsbare groep van de Indo's, die maatschappelijk en cultureel toch al werd achtergesteld, heeft de taboesfeer van het onderwerp nog versterkt. Het was hier dus het maatschappelijke krachtenveld, dat de ontvangst - of beter: de onmiddellijke verwerping - van het boek bepaalde. Na ‘protesten uit allerlei geledingen van de maatschappij’ nam de uitgever de oplage bij de boekhandels terug en stelde de auteur schadeloos. Enkele maanden vóór Schuim van goud was van Treffers' hand de roman Slagschaduwen verschenen, die wél genade vond bij het Indische publiek. In zijn inleiding bij de heruitgave van de gewraakte roman heeft Joop van den Berg het schrijverschap van de in Rotterdam geboren Treffers geplaatst in een naturalistische en realistische traditie. Ik wil dit beeld aanvullen en verfijnen met een beschouwing over Treffers' standpunten als literair criticus. Rond 1934 was hij als schrijver bijzonder vruchtbaar, want niet alleen publiceerde hij toen zijn twee Indische romans, maar ook besprak hij tussen 22 juli 1933 en 2 maart 1935 elke week een boek voor d'Oriënt, het Indische weekblad waarin Leo Vroman in 1941 zou debuteren als striptekenaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een voorlichtende rolTreffers' boekbesprekingen hebben steevast een omvang van bijna 1.500 woorden (een hele bladzijde) en getuigen van grote degelijkheid. Enkele malen spreekt hij over de ‘absorbeerende beslommeringen van allen dag’ (5-8-1933) en de ‘razende jacht van het bestaan van allen dag’ (16-9-1933). Het lezen van boeken heeft temidden van zo'n druk bestaan maar een betrekkelijk belang, en vandaar dat deze criticus ook duidelijk aangeeft, welke boeken ‘boeiende ontspanning’ bieden en welke volgens hem van werkelijk literair belang zijn. Er bestaan volgens hem twee categorieën van lezers: ‘zij, die in staat zijn te genieten van Literatuur (waarbij we voldoende aandacht moeten schenken aan de hoofdletter L) en zij, die graag lezen.’ Hij meent, dat beide categorieën recht van bestaan hebben, ‘evenals kooplieden, misdadigers, mannen met ijskarretjes, belastingambtenaren, en zoo voorts. Ik zeg dit met nadruk, omdat de wederzijdse waardeering tusschen litteratuurgenieters en leesliefhebbers niet altijd overweldigend groot is.’ Treffers is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor vrijheid blijheid: ‘Men late ieder rustig lezen en genieten volgens aard en aanleg, en bedenke dat het misschien even onmogelijk is iets aan je smaak voor boeken te veranderen, als het buiten onze macht ligt de kleur onzer oogen te verwisselen voor een meer gewenschte tint’ (19-8-1933). Bovendien zijn er boeken, ‘die beide gebieden bestrijken, die èn door de litteratuurgenieters èn door de leesliefhebbers met evenveel genot gesavoureerd worden.’ Hij rekent daartoe de thans vergeten roman Schipper Willaert van P. Verhoog. Boekbesprekers in Indië (de weinige die er waren) hoefden zich niet te bekommeren om literaire strategieën en positiebepalingen en hadden daardoor wellicht meer ruimte om hun eigen persoonlijkheid in het geding te brengen. Een goed voorbeeld daarvan zijn de kritieken van Walraven, die geschreven zijn in een uiterst persoonlijke stijl en die vaak overgaan in een persoonlijk getinte beschouwing, herinnering of tirade. Soms greep Walraven zijn besprekingen aan om maatschappelijke inzichten te ventileren.Ga naar eindnoot3 Ook Du Perron heeft dit soort bijbedoelingen gehad bij het schrijven van zijn kronieken. Zo heeft hij in het Bataviaasch Nieuwsblad menig plaagstootje uitgedeeld aan de beruchte journalist H.C. Zentgraaff, voordat hij in het tijdschrift Kritiek en Opbouw het podium vond om een frontale aanval op Zentgraaff, en daarmee op de koloniale mentaliteit, te lanceren. In boekbesprekingen gaat het echter in de eerste plaats om de waarde die het boek bezit in de ogen van de criticus. De criticus wil zijn publiek voorlichten, adviseren en overtuigen. Omdat Walravens besprekingen in de Indische Courant vooralsnog niet zijn gebundeld en slechts mondjesmaat, met coupures, zijn opgenomen in de bundel Eendagsvliegen, wil ik mijn onderzoek beperken tot de twee critici Treffers en Du Perron. Een contrastieve analyse vertelt ons meer over hun zeer uiteenlopende posities als criticus en schrijver, juist ten overstaan van een Indisch publiek. Treffers heeft in de bijna twee jaar dat hij als criticus optrad voor het weekblad d'Oriënt 75 boeken besproken; Du Perrons kronieken verschenen tussen 4 augustus 1937 en 25 mei 1940. Het zijn er 62, waarvan er 59 zijn opgenomen in deel VI van zijn Verzameld werk.Ga naar eindnoot4 Treffers wijdt al zijn besprekingen aan slechts één boek, hoewel hij af en toe ook ingaat op andere boeken van dezelfde auteur; Du Perron behandelt in zijn kronieken soms twee of drie boeken tegelijk. Als het een boek betreft van een belangrijk auteur, begint hij vaak met een overzicht van eerdere boeken van dezelfde schrijver. Evenals Treffers, en anders dan in zijn zeer persoonlijk geschreven Cahiers van een lezer, neemt Du Perron hier bewust de rol op zich van voorlichter. Ter Braak vond dit in hem te prijzen: deze eigenzinnige, weinig tot compromissen geneigde, zo niet onmaatschappelijke vriend was dus toch in staat zich te plooien naar de behoeften van zijn publiek.Ga naar eindnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Treffers en Du Perron: een vergelijkingWelke boeken behandelden beide recensenten? Hun keuze illustreert hun positie in het Indische literaire veld, dat overigens maar een tweedehands literair veld was, omdat, naar Treffers opmerkt, ‘wat wij hier in de boekwinkels aantreffen, ons bereikt via Holland of via de Hollandsche critieken, zoodat wij in de meeste gevallen van het bestaan ervan al op de hoogte waren en naar de komst hebben uitgezien’ (5-5-1934). Toch was er in Indië in de beste boekhandels, vooral te Batavia en Bandoeng, wel het een en ander te krijgen, ook in andere talen dan het Nederlands. Treffers wijdt 33 besprekingen aan buitenlandse boeken, waarvan hij sommige in het origineel heeft gelezen, en 42 aan Nederlandse of Vlaamse boeken. Onder die 75 titels bevinden zich drie biografieën en twee reisverslagen, voor het overige betreft het romans en een enkele verhalenbundel. Wat echter vooral opvalt is, dat van de 75 titels er 47 zijn geschreven door mannen, 28 door vrouwen en 1 door een echtpaar (Scharten-Antink). Dit is een zeer hoge score voor boeken geschreven door vrouwen, die mijns inziens niet alleen valt toe te schrijven aan persoonlijke voorkeur, maar ook te maken moet hebben met het feit, dat Indië vooral ijverige lezeressen telde. Daartegenover kent Du Perron in zijn kronieken een veel grotere spreiding over de genres: in 24 kronieken wordt literair proza behandeld, in 9 kronieken komen essaybundels aan bod, 4 gaan over bloemlezingen, 5 over historische werken, toneel en een tijdschrift, en maar liefst 20 kronieken zijn gewijd aan poëzie. Van de 62 kronieken gaan er slechts 3 over buitenlandse auteurs, te weten Martin Luis Guzman, Andre Gide en André Malraux; de rest gaat over Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Kennelijk wilde Du Perron de Indische ‘litteratuurgenieters’ wat bijspijkeren op het gebied van de Nederlandse letterkunde. Du Perrons kronieken bezitten niet alleen een literair-kritisch, maar ook een literair-historisch aspect: vijf kronieken zijn gewijd aan historische letterkunde uit de reeks Bibliotheek der Nederlandse Letterkunde. Als voorlichter uit het moederland schotelde Du Perron de Indische lezer een heel panorama voor van de Nederlandse letterkunde. Om nog eenmaal uit zijn artikel voor de Semarangse huisvrouwen te citeren: ‘Al lerarende en kroniekschrijvende, leer je zelf een opinie te hebben over alles.’ Van de 62 kronieken gaan er 7 over Indische literatuur, proza zowel als poëzie, tegen 6 besprekingen van boeken met Indische materie door J. Treffers.
Beide recensenten verschillen ook nogal in hun wijze van bespreken: Treffers' kritieken bestaan uit het navertellen van de inhoud van het boek, vervolgens observaties over de thematiek, soms ook kritische kanttekeningen bij stijl, structuur of techniek, en ten slotte een aanbeveling, die nooit compleet negatief is. Sommige boeken vindt hij een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beetje te kinderachtig voor gerijpte lezers, maar toch - om de lering die zij eruit kunnen trekken - de moeite waard voor jongere lezers (bij voorbeeld Goddelijk avontuur van Anna van Gogh-Kaulbach). Alleen van speurdersromans vertelt hij de inhoud niet na. Du Perron daarentegen vertelt nooit de inhoud na, maar haalt enkele saillante momenten aan uit elk boek, waaraan hij zijn observaties verbindt. De taak van een criticus is volgens hem om te oordelen. Het oordelen heeft bij Du Perron twee kanten: je kunt inhoudelijk of formeel commentaar leveren op de besproken teksten, wat hij vooral in het geval van poëzie dikwijls doet, maar het belangrijkste oordeel spreek je uit wanneer je de rang van een auteur tracht te bepalen. Het aangeven van het rangverschil behoort volgens hem tot de eerste vereisten van ‘een volwaardige, ernstige critiek’.Ga naar eindnoot6 Dat leidt bij Du Perron meestal tot het trekken van vergelijkingen: uit één Van Schendel kunnen gemakkelijk vier Van Wessems en om recht te doen aan de kwaliteit van Vestdijk, moet je hem vergelijken met een groot schrijver als Kafka en niet met Feuchtwanger. Voor Du Perron is talent de primaire voorwaarde voor elk auteur, maar daarbovenop moet meer komen om hem tot eersterangsschrijver te maken. Dat ‘meer’ heeft te maken met persoonlijkheid en oorspronkelijkheid. Welke criteria daarbij een rol spelen wordt niet erg duidelijk, het is eerder een kwestie van smaak. Treffers stelt op zijn manier eveneens een rangorde vast, en ook bij hem is het een kwestie van smaak en persoonlijke predispositie. Zijn voorkeur gaat uit naar romans met een diep-menselijke problematiek, maar het is niet iedereen gegeven om die problematiek ook op overtuigende wijze gestalte te geven. Als Treffers de hoogste rang wil aanduiden, heeft hij het over ‘belangrijke’ of ‘zeer belangrijke’ boeken. Daartoe behoren romans van de thans nauwelijks meer gelezen Nobelprijswinnaars Pearl S. Buck en Sigrid Undset en van de geheel en al onbekende Deense schrijfster Gyrithe Lemche. Over haar roman Edwardsgave schrijft hij: ‘Het is niet wat men noemt moderne litteratuur; geen nerveuse ongebondenheid of hartstochtelijke ontreddering. Maar diep sentiment, ons weergegeven in rustige, boeiende taal; waardevolle lectuur’ (5-5-1934). Treffers' criteria voor de literatuur die zijn voorkeur geniet zijn klip en klaar: grondige kennis van het onderwerp, scherpe opmerkingsgave en karakterisering van personen, juiste milieuschildering en ‘waarheid’, zonder dat er sprake is van kopieerlust, maar vooral ook moet het boek uit het hart geschreven zijn. Zo zegt hij over Alfred Döblin, dat wie Berlin Alexanderplatz, gelezen heeft, ‘weet welk een machtige pen deze schrijver voert, hoe hij met zijn scherp waarnemingsvermogen en groot psychologisch inzicht, onherroepelijk doordringt tot de diepste kern der dingen en meedogenloos blootlegt wat zich niet verbergen mag.’ Dit werk, dat overigens nog steeds wordt gerekend tot de klassiekers van de wereldliteratuur, werd echter gevolgd door Babylonische Wanderung oder Hochmut kommt vor dem Fall, en daar is Treffers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Treffers (1883-1945). Schrijver van Slagschaduwen en Schuim van goud (collectie Joop van den Berg).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minder over te spreken: Döblins ‘scherpte van geest’ is hier namelijk ‘geworden tot een bijtend sarcasme, een zoo bittere aanklacht tegen mensch en maatschappij, dat we ten slotte blij zijn tegen het eind ook een eenigszins milderen toon te kunnen beluisteren. De bijna frivole wijze waarop Döblin zijn opmerkingen tot ons brengt, maakt het soms zeer moeilijk de eigenlijke strekking van zijn woorden te volgen. En de plotselinge overgang van de meest verheven gedachten naar de doodgewoon-practische dingen des levens, werkt ook al niet mee om het geheel duidelijker te maken’ (8-9-1934).
Treffers was zestien jaar ouder dan Du Perron, en zijn literaire voorkeuren zitten dan ook dichter in de buurt van die van Walraven dan van Du Perron. Hij is vooral geporteerd voor realistische romans in een herkenbare sociale setting, met psychologische diepgang en een morele grondgedachte. Daar vallen héél veel boeken onder, zoals de om zijn dikte berucht geworden roman De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker. In zijn bespreking van deze roman (25-11-1934) citeert Treffers wat hij er eerder over had geschreven in het Maandblad van de Groep van Vrijzinnig-Godsdienstigen in Ned.-Indië. Deze mededeling zegt ons ineens veel over de auteur van Schuim van goud: ongetwijfeld had hij zijn taboedoorbrekende roman vanuit een sterk moreel besef geschreven. Vergelijk wat hij zegt over de jeugdige personages in een roman van de religieuze mevrouw A. van Hoogstraten-Schoch: ‘Jonge menschen, zonder eenig houvast rondplassend op de levenszee, vol venijnige critiek op ouders en ouderen, zonder eerbied, zonder ontzag, vallend van het eene exces in het andere. [...] Al deze menschen zitten gevangen in hun eigen onrust; ze missen een horizon’ (28-10-1933). Klinkt het niet een beetje als een kritiek op zijn eigen personages in Schuim van goud?s Alleen was Treffers te veel realist om zich te laten verleiden tot expliciet vertellerscommentaar. In een goede roman spreken de feiten en gebeurtenissen voor zichzelf. Wel moet de auteur de feiten in een overtuigende samenhang presenteren; er mag geen sprake zijn van louter mimesis (23-6-1934). Het zijn toch vaak buitenlandse schrijvers, die de Nederlandse voorgaan in het betere soort realisme. Zo prijst Treffers het werk van Hans Fallada, waarin de ‘wonde [wordt] blootgelegd in het monsterlichaam dat wij samenleving noemen’ (2-6-1934). Treffers was voorwaar een zeer ernstig man! Auteurs in het meer luchtige genre of met een lichte toets zoals Henriëtte van Eyk, C.J. Kelk, Felix Timmermans en Johan Fabricius vindt hij bekoorlijk en boeiend, ze schrijven onderhoudend, maar ‘belangrijk’ zijn hun boeken niet. Uiteraard zijn we het hier met hem eens. Anders ligt het met boeken die niet passen in zijn concept van realistische literatuur met een diepmenselijke kern. Hij weet zich niet goed raad met Arthur van Schendel, wiens begaafdheid niet ligt ‘in het verzinnen van spannende intrigues of inslaande gebeurtenissen’. Van Schendel schrijft zijn boeken dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook niet voor iedereen (5-1-1935). Treffers vindt Lijmen van Willem Elsschot een ‘gewild-geestig boekje, waar alle waarschijnlijkheid aan ontbrak en dat zelfs in zijn sarcasme en ironie te ver ging, te opzettelijk was, om eenigen indruk te maken van logica of redelijkheid’ (11-8-1934). Hij heeft duidelijk geworsteld met de roman To the lighthouse van Virginia Woolf, waarvan hij de bijzondere kwaliteit wel aanvoelt, maar niet kan duiden. Hij moet toegeven dat de schrijfster met haar fijne psychologie de aandacht gevangen houdt, maar zij stelt wel ‘zeer hooge eischen aan smaak en onderscheidingsvermogen van de lezer’. Hij vertolkt dan het gevoel van de gemiddelde lezer, waar hij zegt dat er voor de meeste lezers iets moet gebeuren in een roman: ‘wij moeten iets meebeleven, wij moeten in spanning worden gebracht en die spanning moet op bevredigende wijze worden opgelost’ (16-2-1935). Ook met Menno ter Braak heeft Treffers grote moeite. Bijna aandoenlijk is de wijze waarop hij zich blootgeeft als hij zegt dat Ter Braak wel buitengewoon scherp opmerkt, maar op een manier die ons altijd het onbehaaglijke gevoel verschaft, dat wij iets geks, of burgerlijks, of kleinzieligs doen. ‘Meedogenloos kan hij de menschelijke huichelarijtjes en onlogische daden in het licht zetten. En dan moeten we hem wel gelijk geven, maar we hebben toch tegelijkertijd het gevoel of ons iets dierbaars ontnomen wordt’ (30-12-1933). We zagen al eerder, dat voor Treffers scherpe opmerkingsgave niet mag ontaarden in sarcasme, maar moet leiden tot een ethisch gemotiveerde katharsis. Du Perron gaat in zijn kroniek over Ter Braak in op het verwijt dat het grote publiek hem maakt om zijn cerebraliteit, ‘een te grote scherpte van blik zelfs’. Hij vermoedt, dat er meer achter zit: de doorsnee-Hollandse lezer reageert vooral zo vijandig, omdat het zijn toon niet kan uitstaan. Du Perron zelf streeft in zijn kronieken een balans na tussen de objectieve toon die past bij zijn voorlichtersrol en de subjectieve, ironische toon van zijn vroegere kritieken ‘for the happy few’. Hij schuwt de speelse metaforen niet. Wat hij schrijft over Elsschot zou tot Treffers gericht kunnen zijn. Elsschots eerste romans lieten al zien, dat zijn talent uniek was onder de Noord- en Zuid-Nederlandse ‘realisten’, dat het ‘verre uitstak boven de erkende meesters van het ogenblik, de uitvoerige en in hun quasi-“diepmenselijkheid” zo vlakke en vervelende auteurs, zo èrg dogmatisch in hun ijver nergens het banale te buiten te gaan, waarvan Johan de Meester met zijn driftig gehijg in Geertje misschien nog de waardigste representant blijft.’Ga naar eindnoot7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behandeling van Indische materieMisschien doen wij Treffers te weinig recht door zijn voorkeuren zo schril te doen afsteken bij die van Du Perron. In hun waardering voor de in hun tijd alom geprezen schrijfster van Indische romans Székely- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lulofs vertonen zij toch weer enige overeenkomst. Treffers noemt Székely-Lulofs de maatstaf waaraan de andere Indische auteurs worden afgelezen (14-7-1934), maar zelf is hij niet onverdeeld tevreden over haar romankunst. Naar aanleiding van haar boek De andere wereld schrijft hij: ‘Nu maakt het den indruk dat wij wat ze uit eigen ervaring door en door kent verwonderlijk juist en goed weet weer te geven; maar wat daar buiten staat wordt vaag en fantastisch. In een interview heeft zij verklaard het gevoel te hebben langzamerhand boven haar stof te komen staan; in “De Andere Wereld” heb ik dat nog niet kunnen constateeren. Indië weet ze voor ons te doen leven als geen ander auteur, niet alleen het land met zijn inheemsche bevolking, maar ook de Europeanen die er wonen, in al hun schakeeringen. Maar het is alles de directe afdruk van het zelf geziene en beleefde; en waar haar eigen scheppend talent moet optreden, merkten wij onmiddellijk een daling’ (31-3-1933). Ook maakt Treffers kritische kanttekeningen bij haar vertaling van een roman van Körmendi, die op enkele plaatsen ‘wat duister’ is. Hiernaast klinkt Du Perrons oordeel uiteraard veel venijniger: hij noemt mevrouw Székely-Lulofs de ‘onbetwiste prima donna in de vlotte banaliteit’ die het genre van de plantersroman heeft vernieuwd met haar romannetje Rubber, waarvan de ‘sous-produits’ niet op zich hebben laten wachten.Ga naar eindnoot8 Het is bij Du Perron een kwestie van wat je met elkaar vergelijkt: ‘wanneer men na mevrouw Székely het werk leest van een Jo Manders of een Mea Cevanu, dan lijkt zij een koningin over woord en gedachte [...] Maar leest men mevrouw Székely na - ter keuze Slauerhoff of Van Schendel, dan schrijft zij als een kamenier, minus de franse geest die dit genus heet te kenmerken.’Ga naar eindnoot9 Treffers tracht zijn lezers niet tegen de haren in te strijken, maar soms uit hij zich op verrassende wijze. Na Pearl S. Buck te hebben aangeprezen om haar diepgaande kennis van China, stelt hij de vraag: ‘hoevelen onzer, die hun heele leven in Oost-Indië hebben gewoond, weten ook maar iets van de zeden en gewoonten der inheemsche bevolking?’ (13-1-1934). Hij presenteert zichzelf ook meermalen expliciet als Hollander, en de lezer is dat ook: wij Hollanders zijn zus en zo, zwaar op de hand, angstig-degelijk, wat terughoudend in het uiten van bewondering, etc. etc. Du Perron daarentegen is de Indische jongen, die soms een beetje stoeit met zijn Indische lezer: ‘o kranige, welingelichte, subtiele en tot oordelen superbevoegde, indische lezer’. Ook hij geeft aan, dat de zeden en gewoonten van de inheemse bevolking niet intiem worden gekend, waar hij zegt: ‘Wij lachen om de kleurtjes die wij zelf aanbrengen als wij blijk willen geven van heel goed te zien hoe de Oosterlingen òns zien; wij zien het zo “raak”, dat wij erdoorheen en erachter terechtkomen; onze visie is er tenslotte dus náást, maar zo leuk en pittoresk.’ Ook Daum, die in Du Perrons ogen een ‘ongeëvenaard chroniqueur’ is, heeft dit aspect van het ‘doorhebben van de Inlander’.Ga naar eindnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In tegenstelling tot Treffers (en in zekere zin ook Walraven), zoekt Du Perron in literatuur iets anders dan realisme. De Indische literatuur is over het algemeen realistisch van aard, zij is van huis uit ‘roddelliteratuur’ en heeft een fascinatie met ‘toestanden’, maar Du Perron zou ook voor de Indische literatuur iets anders wensen. Zo schrijft hij: ‘Ik kan mij een grote indische roman denken, in Batavia en Buitenzorg spelend, maar waarin het hele decor expres onwezenlijk gemaakt zou zijn, bevolkt met “dode zielen’, niet behandeld op de wijze van Gogol, maar eerder op die van Poe of Kafka. Maar met zulke theorieën praat men eenvoudig naast de Daums en Foores.’Ga naar eindnoot11 Het is bij een wensdroom gebleven.
Kees Snoek (1952) promoveerde in 1990 op De Indische jaren van E. du Perron. Hij heeft gepubliceerd over o.a. Hella S. Haasse, Rudy Kousbroek en Leo Vroman en werkt aan de voltooiing van de eerste grote biografie van E. du Perron. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage: lijst van Treffers' besprekingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|