Indische Letteren. Jaargang 14
(1999)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |||||||||||||
Soesah op een zeereis
| |||||||||||||
Melis Stoke en Herman SalomonsonDe Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft twee schrijvers met de naam Melis Stoke voortgebracht. De eerste schreef zo rond het midden van de veertiende eeuw de Rijmkroniek van Holland, een boek waarop Vondel deels zijn Gijsbrecht van Aemstel baseerde. De tweede keer dat de naam Melis Stoke opduikt, is in de eerste helft van de twintigste eeuw, de naam dient dan als pseudoniem voor Herman Salomonson. Diens leven en werk zijn tot nu toe betrekkelijk onbelicht gebleven. Herman Salomonson wordt op 24 maart 1892 geboren te Amsterdam. Na de HBS kiest hij aanvankelijk voor een technische studie in Delft. Al snel verruilt hij de techniek voor de journalistiek. Tussen 1915 en 1923 werkt hij onder meer bij het Algemeen Handelsblad, De Groene Amsterdammer en La Gazette de la Hollande. In 1923 wordt hij directeur-hoofdredacteur van De Javabode te Batavia. Hij blijft dit werk vier jaar lang doen en richt ondertussen ook nog De Indische Loods, het orgaan van de Politiek Economische Bond, op. In 1927, als hij teruggekeerd is in patria, wordt hij leider van het Europese filiaal van Berretty's Algemeen Nieuws- en Telegraaf Agentschap van Nederlandsch-Indië: Aneta. Vanaf 1935 verricht hij dit werk in de kolonie zelf, maar na een jaar vertrekt hij weer naar Nederland.Ga naar eind3 In datzelfde | |||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||
Herman Salomonson werd tijdens de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd. Het is niet duidelijk waarom hij een rouwband draagt. De foto is door hemzelf gesigneerd.
| |||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||
jaar bekeert Salomonson zich tot het christendom. Hij wordt overtuigd lid van de Oxford-groep. In 1939 wordt Salomonson gemobiliseerd. Hij komt terecht bij het Centrale Luchtvaartbureau in Den Haag en brengt het al spoedig tot kapitein. Daarnaast blijft hij gewoon directeur van het persagentschap Aneta. Dan breekt de oorlog uit. Op 16 mei 1940 wordt hem verboden het bureau van Aneta nog langer te betreden. Salomonson gaat zich dan toeleggen op het schrijven van poëzie. Enige tijd later wordt hij gearresteerd door de Gestapo en gevangen gezet in het Oranjehotel te Scheveningen. Hij wordt onder meer ondervraagd over zijn betrokkenheid bij de religieuze Oxford-groep. Tijdens zijn verblijf in de gevangenis wordt hij mishandeld. Ondertussen blijft Salomonson gedichten schrijven, die naar buiten worden gesmokkeld. Onverwacht wordt hij uit Scheveningen weggevoerd naar het ijselijke Buchenwald.Ga naar eind4 Hij is van joodse origine. Op 7 oktober 1942 wordt Salomonson in Mauthausen ‘auf der Flucht erschossen’. Hij laat een vrouw, een zoon en een dochter na. Twee jaar na zijn dood wordt ook zijn tweeëntwintigjarige zoon Hans geëxecuteerd, omdat hij bij het verzet betrokken was. In 1946 verschijnt postuum Recrutenschool en andere gevangenisverzen, een selectie bijeengebracht door onder anderen Martinus Nijhoff, van Salomonsons in gevangenschap geschreven gedichten.
Herman Salomonson heeft, naast ontelbare krantenartikelen voor onder meer De Javabode, De Indische Post en De Locomotief, zowel onder pseudoniem Melis Stoke als onder eigen naam ongeveer dertig boeken het licht doen zien, waarvan 24 romans. Daarvan zijn er acht die minder of meer binnen het terrein van de Indische letterkunde vallen. Zoutwaterliefde. Kroniek van een reis per mailboot (1929) en het vervolg daarop Patria (1931), Verlof (1932), De blinde en de lamme (1933), De reis zonder einde (1937), Luchtvacantie (1938), De razende berg (1939) en Pinksterveldtocht (1940). Verder schreef hij nog een paar essayistische werken over Indië, zoals Indië voor zestig jaren en nu (1930), Op den drempel van 1933 (1933) en Wat men in Indië moet doen en laten (1939).Ga naar eind5 De reis van en naar Indië is een geliefd onderwerp van Salomonson. In Zoutwaterliefde, De reis zonder einde en Luchtvacantie neemt hij de heenreis onder de loep, in Patria. Kroniek van de thuiskomst de terugreis naar Holland. Vanaf het moment dat Herman Salomonson op 13 november 1923 met de ‘Tambora’ uit Marseille vertrok, heeft de overtocht hem niet meer losgelaten. | |||||||||||||
Walraven en Du PerronEr is niet al te veel over Herman Salomonsons letterkundige oeuvre geschreven. Ik was dan ook blij verrast toen ik in de enig bewaarde brief van Willem Walraven aan zijn vriend E. du Perron het volgende | |||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||
las: ‘In het B.N. van Zaterdag 27 april zag ik met vreugde je beschouwing over Melis Stoke. Inderdaad is deze knaap niet zo slecht, een handige kerel, die veel werkt naar het schijnt, maar dan toch wel in hoofdzaak om geld te verdienen.’Ga naar eind6 In de bedoelde recensie in het Bataviaasch Nieuwsblad bespreekt Du Perron een groot deel van het Indisch werk van Melis Stoke, alhoewel het artikel vooral over De razende berg gaat. Over het boek Zoutwaterliefde is Du Perron nogal positief: Ik kende van jaren geleden, toen Greshoff zich er in Brussel nogal mee zat te vermaken, het boek dat nog steeds als zijn meesterstuk geldt, Zoutwaterliefde.Ga naar eind7 [...] Du Perron vindt Salomonson een honorabel amusementsauteur die boven de koloniale middelmaat uitsteekt. Vooral omdat hij humor ten opzichte van zijn eigen creatie aan de dag legt, iets wat hij bij Madelon Székely-Lulofs node mist. Toch vindt Du Perron ook dat het komische en het satirieke element Salomonson parten speelt. Hij mist een ernst, een soort levensbitterheid achter of onder de ‘critische’ blik, die aan een boek een belangrijker karakter geeft - mits de auteur dan weer talent genoeg bezit.Ga naar eind9 Bovendien vindt E. du Perron dat ‘de levenskennis van Melis Stoke wordt verpraat en versnipperd door zijn vlotheid’.Ga naar eind10 | |||||||||||||
Kroniek van een reis per mailbootZoutwaterliefde is een merkwaardig boek. Meestal staan in een roman de belevenissen van één personage centraal. In dit werk is dat anders. Het gaat de auteur er niet om een keurig verhaal met een plot te vertellen, maar het is hem vooral te doen om zogenaamde passagiersverwikkelingen. De onderlinge problemen, ruzies en liefdesaffaires waarmee de passagiers en het scheepspersoneel te maken krijgen, kortom de onderlinge verhoudingen, vormen de hoofdmoot van het boek. Dit uit zich ook in de opzet van Zoutwaterliefde. Stoke maakt gebruik van een wisselend perspectief; in elk hoofdstuk is een ander personage aan het woord. Zo worden veel personages in de gelegenheid gesteld hun visie te geven op de gebeurtenissen en op elkaar. In drie hoofdstukken neemt de schrijver/verteller zelf het voortouw. | |||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||
De figuren die achtereenvolgens het woord krijgen zijn: de schrijver zelf, de gentleman-poseur Van Wel, de burgerlijke B.B. ‘er Beentjes, de hysterische oud-actrice Laura Dickhof, de kwaadsprekende kenau Sophie Prester, haar huichelachtige echtgenoot overste Prester, de psychastenische planter op leeftijd Dickhof, de verstandige scheepsarts Petit, de aan lager wal geraakte Zweedse baron De Maltz, en Saimin de inlandse hutbediende. Melis Stoke laat deze personages commentaar geven op de verwikkelingen aan boord en daarmee vooral ook op elkaars gedrag. En zo krijgt de lezer een aardig beeld van de zaken die aan boord van deze mailboot spelen. Vooral ook omdat tussen de personages die aan het woord komen, zich twee van niet-Hollandse komaf bevinden: een inlandse hutbediende en een Zweedse baron. Zij zorgen in deze kroniek voor een visie van buitenaf op de Hollandse gemeenschap. Tussen Holland en Indië vaart in 1926 een erotisch broeinest. Het is de ‘Tromp’ waar de zoutwaterliefde welig tiert. Van Wel schetst het virus, waar hij later zelf mee besmet zal raken: Ik heb er reeds gezien, die, zooals ik vrij en onafhankelijk het schip bestegen, om het te verlaten, onherroepelijk vastgehecht aan een andere, wier verband tot haar naaste te broos bleek. En ik heb er gezien die onder den invloed van zee en zonlicht en overvoeding en werkeloosheid, met andere, of tijdelijk-losse schakels in veel te nauwe verbinding kwamen, en vóór ze het wisten of wilden aan de groote keten bungelden in grillige en volstrekt onsolide en onlogische combinaties. (p. 5-6) De omstandigheden aan boord van een mailboot oefenen een directe, negatieve invloed uit op het gemoedsleven en het gedrag van mensen. Dat is het thema van Zoutwaterliefde. De reis en alles wat daar mee te maken heeft, zorgt voor een verandering ten kwade in de houding van alle passagiers. Dokter Alexander Petit constateert: Door het vele eten en luieren, het gebrek aan geestelijke inspanning, de hitte, de zeelucht en weet ik al wat meer, verslappen de remmen van het bewustzijn, en dan gaan ze er van door op de drijfkracht van hun instincten. Zoodra het peil van het leven, het daadwerkelijke leven, verlaagt, komen de normaliter verwerkte, in het onderbewustzijn verschoven dingen dichter bij het oppervlak. Denkt u eens aan de sagen van verdronken stadjes waarvan men, bij laag water, nog de klokken kan hooren luiden. Bij heel laag water steekt nog een brokje muur boven het oppervlak. Zoo is de ziel, wanneer het levenspeil daalt... Vergeten klanken... resten van vergeten bouwsels... Dat zijn instincten die zich laten gelden... (p. 221) | |||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||
Het verloop van de overtochtEen korte inhoud schetsen van Zoutwaterliefde is lastig. Eigenlijk gebeurt er maar weinig vermeldenswaardigs aan boord van het ‘M.S. Maarten Harpensz. Tromp’. Het gaat in het boek om intriges, problemen en liefdesverhoudingen en het becommentariëren daarvan. Het verhaal speelt zich dan ook voornamelijk aan tafel, op het dek en in de diverse hutten af. Aan boord van de ‘Tromp’ maken de passagiers op de eerste dag kennis met elkaar. Henri van Wel ontmoet een oude vriend, dokter Petit, en een vroegere liefde, Nora Valstar, die getrouwd blijkt te zijn met een zekere Lutters, een jurist bij de Secretarie. De overtocht van Holland naar Indië stelt volgens Henri van Wel niet zoveel voor. Men reist op Hollands grondgebied van Holland naar tropisch Holland: Wij Hollanders [...] stappen toch eigenlijk van Holland naar Indië over. Het is geen reis. Zoo'n mailboot is een stukje Holland. Elk van ons vindt daarginds zijn taal en zijn kennissen, zijn Hollandsche telefoonboek en zijn Hollandsche belastingbiljetten en Verkade's Deventerkoek... Alles onder de palmen... maar toch Holland. De driekleur aan een bamboe-mast. De heele reis is zee en lucht en lucht en zee met nu en dan even een haastig uitstapje in een haven die er uit ziet als een permanente tentoonstelling... We varen de halve wereld rond om daarginds weer Holland te vinden...’ (p. 87) In Port Saïd gaan enkele passagiers gaan aan wal. Er dient zich daar ook een nieuwe passagier aan: baron De Maltz. In de rooksalon zet hij het op een zuipen. Hij schoffeert daarbij het scheepspersoneel. Van Wel kalmeert hem enigszins. Na enige tijd komen de excursionisten terug aan boord. De ‘Tromp’ stoomt op naar het Suez-kanaal. Laura Dickhof waarschuwt Van Wel voor het verschijnsel zoutwaterliefde. Ze vindt dat hij wat al te veel toenadering zoekt tot Nora Lutters. Ondertussen vindt baron De Maltz al snel aansluiting. Hij speelt bridge en later poker met onder meer Prester en Beentjes. De hoofdonderwijzer Meeuwisse wordt betrapt als hij de jeugdige Truusje wil zoenen en wordt vanwege zijn pedofiele neigingen nu met de nek aangekeken door de overige passagiers. Hij blijft daarom een groot deel van de reis ‘ziek’ in zijn hut. Tussen Laura Dickhof en baron De Maltz ontstaat een sterke vorm van genegenheid. De ‘Tromp’ vaart op de Indische Oceaan, ‘het fatale traject van de zoutwaterliefde’ (p. 69). Hier komen de spanningen tot een hoogtepunt: | |||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||
Het gansche schip scheen er van geladen. Dan hier, dan daar, waar twee temperamenten elkander te na kwamen, knetterde en siste het even. De spanningen versterken elkander door inductie en alleen een rest van zelfbeheersching en drang tot zelfbehoud weerhielden vooralsnog catastrophale ontladingen. Onder den invloed van de voorspoedige vaart en het overdadig eten ontwaakten oeroude instincten van wrok, afgunst, haat en begeerte... (p. 129) Er wordt een gekostumeerd bal georganiseerd. Meneer Dickhof en zijn vrouw zien Van Wel en Nora Lutters op het sloependek bij elkaar staan. Er wordt ook een kinderfeest op touw gezet. Baron De Maltz wordt beschermheer en mevrouw Prester voorzitster van de feestcommissie. Ondertussen maakt de Zweed meneer Beentjes en meneer Prester grote sommen geld afhandig met kaarten. Als de verliefde baron De Maltz even later met Laura Dickhof aan dek zit en Beentjes op revanche komt aandringen, weigert de edelman. Beentjes is totaal veranderd door zijn verliezen. Van een nederige, voorkomend burgerman is hij verworden tot een norse egocentrist. Meneer Dickhof komt woedend zijn flirtende vrouw halen. Van Wel breit de zaak weer enigszins recht. Beentjes en Prester winnen de verloren sommen terug van De Maltz en zelfs meer. De baron bedrinkt zich. De volgende dag is het kinderfeest in volle gang. Baron de Maltz is nog te zeer herstellende van zijn drinkgelag om aan zijn plichtplegingen te kunnen voldoen. Baron De Maltz heeft aan het ontbijt van de hofmeester enkele rekeningen gekregen. Hij kan zijn ‘beren’ niet betalen; hij is platzak. Vethaak onderhoudt hem erover: Baron de Maltz... laten we ophouden met dat spelletje... U wilt toch niet beweren dat u in een positie bent die u zou noodzaken al uw hebben en houden op last van de justitie te zien verkoopen om vervolgens als ongewenschte vreemdeling voor rekening van het Nederlandsch-Indische gouvernement of van uw consul per vierde klasse te worden teruggezonden naar Europa..? In zijn hut schrijft hij een afscheidsbrief aan een vroegere vriendin. Door schaamte en angst overmand pleegt hij uiteindelijk zelfmoord. Zijn hut wordt verzegeld. Tijdens de lunch beledigt Beentjes Laura Dickhof. Van Wel verkoopt hem een muilpeer. De kapitein geeft beide heren een uitbrander. Ook Lutters spreekt Van Wel enigszins vermanend toe. Zijn omgang met Nora Lutters geeft aanleiding tot roddels. Baron De Maltz krijgt een zeemansgraf. Ter afleiding wordt er een avond van voordrachten en kamermuziek georganiseerd. Presters lezing | |||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||
over de economische positie van de Chinezen wordt ruw verstoord door met de suikermachinist meegekomen lieden uit de tweede klasse. Ook een opvoering van ‘Hamlet en de geest’ heeft te lijden onder een nauwelijks te onderdrukken hilariteit. Op Sabang doen de meeste passagiers inkopen. Truusje maakt Prester, die eigenlijk altijd al een oogje op haar heeft gehad, een fles parfum afhandig. Lutters heeft bericht ontvangen dat hij aangesteld is te Batavia. De reis loopt ten einde. Henri van Wel vertelt aan dokter Petit dat Nora Lutters van haar man af gaat om met hem te kunnen trouwen. Dokter Petit constateert de gevolgen van de gestegen temperatuur: De hitte is ternauwernood dragelijk te noemen. Een verzengende gloed hangt onder de zonneschermen. Het hout- en koperwerk aan dek is zoo heet dat men denkt zich de hand te branden wanneer men iets aanraakt. Moe, mat klef en verdwaasd liggen de passagiers in hun ruststoelen. Er is geen animo meer voor dektennis of voor welke andere lichamelijke inspanning ook. Men heeft zich overgegeven aan de tropen: willoos en op genade of ongenade, (p. 223) De onderlinge spanningen zijn afgenomen. Saimin heeft het nu erg druk, hij verwacht niet dat de passagiers in Indië tot rust zullen komen: vanavond is de selamatan der Westerlingen, waarbij wij de spijzen zullen opdragen en de wijnen waarvan niets geofferd zal worden ter verzoening van de geesten... en dan... morgen, wanneer zij het schip verlaten zullen, met al hun bagage en koffers en kisten... dan zal dit schip plotseling hol en leeg zijn, want de onrust waarvan het vervuld was, zwermt weg met de Westerlingen mee, waar ze gaan, gelijk een zwerm muskieten om de moeizaam door de modder der sawahs wadende karbouwen, prikkelend hun lichamen, verblindend hun oogen en boosaardig gonzend aan hun ooren... zonder ophouden, zonder rust.. tot aan het einde der aardsche kwellingen en het begin van die vertwijfeld zwervende geesten... Dat toean-Allah hen behoede!... (p. 249-250) | |||||||||||||
Herman Salomonsons humorEen grap uitleggen is hem om zeep helpen. Het blijft dan ook een hachelijke zaak om het over de humor van een bepaalde schrijver te hebben. Er is tenslotte maar één manier om echt van een humoristisch werk te genieten en dat is gewoon het boek te lezen. Daarom zal ik met citaten werken. Henri van Wel introduceert de zoutwaterliefde als een tragikomedie: | |||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||
De eerste bel voor de lunch riep de medewerkers aan de tragicomedie, welke een gezamenlijke isolatie van een paar honderd heterogene elementen op een mailboot onvermijdelijk meesleept, voor het eerst te zamen. (p. 4) En een tragikomedie is het in die zin dat tragische en komische gebeurtenissen elkaar afwisselen.Ga naar eind11 Salomonsons humor steunt op zes pijlers:
Het verhaal Zoutwaterliefde heeft veel weg van een literaire soap.Ga naar eind12 Het gaat niet zozeer om de personages, maar veel meer om allerlei verwikkelingen om hen heen. Tijdens de reis door de Indische Oceaan escaleert er van alles. Zo wordt baron De Maltz min of meer met Laura Dickhof betrapt door meneer Dickhof en tussen Van Wel en Nora Lutters bloeit een liefdesaffaire op. De Maltz berooft zich van het leven door vergif in te nemen vanwege de consequenties van zijn gestegen schulden en Henri van Wel verkoopt Beentjes een muilpeer, omdat hij Laura Dickhof voor ‘slet’ uitmaakt. Scheepsdokter Petit stelt na de muilpeer van Van Wel de volgende diagnose: ‘Kerel... kerel...’ lachte hij, ‘dat is me een toestand... zoo heb ik je nog nooit gezien. Daarvoor moet je een week lang niets anders dan lucht en water gezien hebben. Dat zijn nu die wonderlijke uitbarstingen van den Indischen Oceaan... De menschen verliezen hun remmen en botsen tegen elkander aan... Goeie help wat een reis. Een zelfmoord... een gevecht... en een overspannen vrouw. Ik kom zojuist van mevrouw Dickhof die volkomen apathisch op haar bed ligt en zich de hand laat vasthouden door dien houterigen man van haar... Het lijkt hier wel een zenuwinrichting.’ (p. 167) Het hoge soapgehalte van Zoutwaterliefde wordt ook in de hand gewerkt door het reeds beschreven wisselende perspectief. Hierdoor weet de lezer dus steeds meer dan de personages. Zo komt men er bijvoorbeeld achter dat de echtelieden Prester verborgen agenda's voor elkaar hanteren. De haaibaai Sophie Prester is razend enthousiast als zij hoort dat haar man een auto wil kopen in Indië. Leopold Prester denkt, naar aanleiding van de reactie van zijn vrouw, toch maar van de auto af te zien. Hij had er wel graag een gekocht: | |||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||
Van den onverwachten pokerpost kan er een af. Jarenlang heb ik daar al over gedacht. Ik heb zoo'n ding hard noodig. Het is de eenige manier om er eens uit te komen. Waarom zou ik al mijn levensgenot opzouten tot na het pensioen..? Wie dan leeft die zorge dan. Er zijn nog wat Indische jaren af te werken. Het autoplan is tactisch ingeleid als een daad van hartelijkheid. Maar er was iets onrustbarends in de uitwerking van het bekendstellen van het voornemen. ‘Hè ja,’ zei Sophie dadelijk, en meteen kreeg ik het benauwde gevoel van eeuwig en altijd naast haar in die auto te zullen zitten. Maar dadelijk daarop begreep ik aan wat ze zei, dat ze zichzelf al in de auto zag zitten zonder mij. Ze zou er mee naar vriendinnen rijden, jawel, en boodschappen doen, en toeren. Allemaal in mijn auto. | |||||||||||||
Het gebruik van typesSalomonsons humor heeft zijn wortels in de negentiende-eeuwse humorcultus. Zijn humor sluit aan bij schrijvers als Hildebrand en Klikspaan en heeft iets sterk relativerends. Zijn personages zijn niet zozeer karakters, maar types. In Zoutwaterliefde passeren er heel wat de revue: een cynische gentleman-poseur en zijn oude jeugdliefde die getrouwd is met een jurist bij de secretarie, een burgerlijke B.B.'er, een hysterische actrice en haar oudere psychastenische man, een huichelachtige overste en zijn kwaadsprekende kenau-vrouw, een aan lager wal geraakte edelman, een dikke suikermachinist die eigenlijk in de tweede klasse thuishoort, een professor, een niet altijd even betrouwbare inlandse hutbediende, een pedofiele hoofdonderwijzer, de luidruchtig lolbroekende tweedeklassers en een Indisch gezin compleet met vroegrijpe dochter en onnozel zoontje. Types die wellicht voor velen die voor de Tweede Wereldoorlog per boot naar Indië reisden, meteen te herkennen waren en die door hun gedrag nog steeds de lachlust opwekken, omdat Herman Salomonson ze zo raak heeft neergezet. Bijvoorbeeld bij monde van dokter Petit: Vethaak, de administrateur, een verfoeilijke kletskous, genre: kèn-je-die-goeie-mop-van-die-twee-lui-enz., enz...: genre Tweede-klasse-Rooken, enfin, Vethaak die alles weet en nergens wat van begrijpt, heeft me gretig, hoewel ongevraagd het een en ander verteld omtrent die menschen [Dickhof en zijn vrouw]. Een actrice op tournée, getrouwd met een planter uit het binnenland. Vermoedelijk zal ze tegenwoordig meer scènes maken dan in al haar vroegere rollen... (p. 70-71) | |||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||
Rake beschrijvingenMelis Stoke hanteert in Zoutwaterliefde een zeer scherpe pen. Hij grossiert in rake beschrijvingen: Wanneer de passagiers van een mailboot beu zijn van de flauwe spelletjes, overstuur van gekibbel, geprikkeld door afgunst, overvoeding en baldadigheid, dan stellen zij hun kinderen eenige uren in de gelegenheid diezelfde gevoelens op te doen gedurende eenige morgenuren en dan heet het kinderfeest. Er worden spelletjes georganiseerd en wedstrijden die eigenlijk nauwelijks verschillen van die welke de ouders hebben gedaan; er wordt een verkleedpartij gehouden; geschenken en versnaperingen worden uitgedeeld, twisten laaien op en worden gesmoord, machtige invloeden laten zich gelden en stuiten op even machtige contra-acties, en een enkeling verlaat weenend tusschentijds het veld van ontmoeting, (p. 144) Een van de mooiste beschrijvingen is die van het begin van de reis. Henri van Wel verhaalt over het vertrek: De ‘Maarten Harpensz. Tromp’ was klokslag twaalf uur uit Genua vertrokken en zijn machines maalden geduldig de eerste mijlen af van de lange reis naar Java. Een spoor van blank schuim lag achter ons op de gladde zee en teekende het begin van den tocht naar de andere zijde van de aarde. | |||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||
Grappige situatiesEcht hilarisch wordt Zoutwaterliefde maar zelden, maar toch zijn de komische voorvallen in het boek de moeite waard. Zo hebben de meeste opvarenden in Port Saïd behoorlijk toegegeven aan hun kooplust. Bij groepjes kwamen de excursionisten aan boord terug. Mevrouw Prester aan het hoofd van een gezelschap waarvan zij de leden beurtelings inlichtte omtrent de wezenlijke waarde der gedane inkoopen. Zij zelve was, naar haar man gewillig vertelde, zeer wel geslaagd in den aankoop van struisveeren tegen een prijs die verre beneden dien van de wereldmarkt was. Ook had zij den heer Beentjes behoed voor financieel verlies door hem met klem het koopen van een tapijt af te raden waarop een moskee in gloeienden zonsondergang was afgebeeld en dat hij voor zijn binnengalerij bestemd had. Zoals reeds vermeld geeft overste Prester een lezing over de positie van de Chinezen in Nederlands-Indië. Laura Dickhof vertelt hierover: Wat Prester zei, weet ik niet meer, maar het duurde ontzettend lang. Ik staarde naar een stapel folio-vellen die hij een voor een opnam en treiterend langzaam voorlas. Toen hij het laatste vel omdraaide, begonnen de menschen met hun voeten te schuifelen en te zuchten, en uit het rumoerige groepje werd al zoo'n beetje bravo geroepen... En toen gebeurde er iets ontzettends. Met een soort bestraffende blik door zijn bril en een triomfantelijk gebaar draaide Prester het heele dossier om en begon de achterkanten van de vellen die ook volgeschreven waren, voor te lezen. We waren dus pas op de helft. Je begrijpt de reactie. Een paar menschen liepen weg en iemand riep ‘half time’. En toen Prester na anderhalf uur opeens met een soort stemverheffing de vraag stelde: ‘En wààrom is nu de Chinees zulk een onmisbare schakel in het economische leven?’ en daarna triomfantelijk rondkeek, begon opeens de suikermachinist die van de stilte wakker schrok in zijn handen te klappen, terwijl drie jongelui uit zijn gezelschap hardop begonnen te zingen: En wáárom,
en dáárom,
en wáárom,
en dáárom,
| |||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||
alléén om de hupfaldera, de hupfaldera, de hupfaldera...
(p. 184-185)
Zij worden uiteindelijk uit de zaal verwijderd door administrateur Vethaak. | |||||||||||||
Opmerkingen van buitenstaandersBaron De Maltz en zijn hutbediende Saimin zijn allebei niet afkomstig uit de Hollandse maatschappij. Zij zijn buitenstaanders die met verwondering en onbegrip naar de Hollandse passagiers en schepelingen van de ‘Tromp’ kijken. Zij zorgen voor ‘het andere geluid’. De inlandse hutbediende Siamin verbaast zich regelmatig over het gedrag der Europeanen: Op een schip kan men rusten en slapen. Maar Europeanen willen bewegen. Ze gooien met ringen en ballen, en duwen houten schijven over het dek, van den eenen krijtring naar den anderen, die men later weer moet afvegen, (p. 107) De Zweedse aristocraat merkt over zijn Hollandse medeopvarenden op: Blind voor de afmetingen van hun jungle-leven bootsten al deze lieden zoo goed en zoo kwaad ze dat afgaat de normen en gebruiken van de Westersche maatschappij na. Ik vernam tot mijn verbazing dat ze daarginds schouwburgen en dancings hebben maar dat er nergens grootsche speelpaleizen bestaan, zoodat de puriteinsche settlers zelfs Europeesche badplaatsen voorbij zijn gestreefd in den drang tot het benaderen van 't geen de menschen hardnekkig en slaafs een ‘betere samenleving’ blijven noemen. | |||||||||||||
Tot besluitHerman Salomonson was een humorist en in Nederland neemt men humoristen niet al te serieus. In het geval van Melis Stoke is dat zeker niet terecht. Met een vlijmscherpe pen schreef hij het cliché-beeld van | |||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||
de romantische plezierreis naar Indië aan scherven. De overtocht per mailboot blijkt een reis vol verveling, spanningen, ruzies en onwaarschijnlijke verliefdheden te zijn. Dat is het belang van deze kroniek. Dat Zoutwaterliefde bovendien een vermakelijk boek is, is voor de lezer mooi meegenomen. | |||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||
De paginanummers na de citaten uit Zoutwaterliefde verwijzen naar de tweede druk van 1930. Ik maak verder gebruik van mijn doctoraalscriptie Naar Indië! De heenreis in fictie en van de bijdrage van mijn hand ‘Een drijvend zielsziekenhuis. De reis van Holland naar Indië per mailboot in eigentijdse fictie 1870-1940’ uit Naar de Oost! Verhalen over vier eeuwen reizen naar Indië, 112-147. |
|