Indische Letteren. Jaargang 12
(1997)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
Titelblad van de roman Warm Bloed.
| |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
Nona Diana, Du Perron en een ritmeester
| |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
Indische nona: verwend, gauw verveeld en voortdurend erop uit om de aandacht van mannen te trekken.Ga naar eind3 Ik verkeerde in de veronderstelling dat Tjerita Nona Diana een oorspronkelijke tekst was van Gouw Peng Liang, ten eerste omdat niets op het tegendeel wees, en ten tweede omdat Salmon in haar bibliografie niet aangaf dat het hier een vertaling betrof. Het feit dat de belangrijkste personages Indo-Europeanen en totok-Europeanen zijn, wekte allerminst mijn argwaan, aangezien dit meer dan eens voorkomt in Chinees-Maleise literaire werken. Echter, toen een collega uit Jakarta, Myra Sidharta, mij in het najaar van 1995 wees op een passage in Du Perrons Het land van herkomst die verdacht veel lijkt op het laatste gedeelte van Tjerita Nona Diana, ben ik een speurtocht begonnen naar intertekstuele relaties en de historische achtergrond van deze narratieve teksten.Ga naar eind4 | |||||||||||||||||
Du PerronIn Het land van herkomst verhaalt de hoofdpersoon Arthur Ducroo in het hoofdstuk ‘Voorhistorie van mijn ouders’ een aantal anekdotes uit het leven van zijn vader. Zo lezen we onder andere: Een andere vriend van mijn vader was de bekende ritmeester Veersema, wiens vermoorden een van de grote schandalen van Batavia is geweest, en waarover zelfs romannetjes zijn geschreven met titels als Warm Bloed of Een Drama in de Tropen. Het warme bloed was in dit geval dat van een wat lome, volgens mijn tante Tine lijzig lispelende, ofschoon toch wel manzieke dame van het Koningsplein, die met een Noor getrouwd was, en hem al vele malen bedrogen had toen zij de ritmeester tot minnaar nam.Ga naar eind5 De in twee pagina's door Du Perron beschreven lotgevallen van ritmeester Veersema vertonen opvallende overeenkomsten met het slot van Tjerita Nona Diana. Du Perrons verwijzing naar het ‘romannetje’ Warm bloed bracht mij op het spoor van de schrijfster E. Overduyn-Heyligers, die in 1904 een roman met die titel heeft gepubliceerd. Bij lezing van Warm bloed kwam ik tot de ontdekking dat Tjerita Nona Diana een bewerkte vertaling is van deze Nederlandstalige roman. We kunnen ons afvragen waarom Gouw Peng Liang met geen woord verwijst naar de originele Nederlandse tekst, zoals hij dat overigens ook niet doet in zijn Boekoe tjerita Nona Clara Wildenau (Het verhaal van juffrouw Clara Wildenau).Ga naar eind6 Had hij de intentie om deze verhalen als eigen werk te presenteren? Of maakte hij er geen melding van omdat het voor hem niet van belang was of hij vertaalde of creatief schreef? Het is evenwel niet mijn bedoeling hier dieper in te gaan op deze vragen of een vergelijkende studie tussen de Nederlandse en Maleise versie te maken; dat hoop ik bij een andere gelegenheid te doen. | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
E. Overduyn-Heyligers publiceerde Warm bloed onder haar eigen naam als tweede roman na Gewetenswroeging. Zes boeken schreef ze onder het pseudoniem Mâs Ranoe. Volgens Buur zijn er in totaal dertien werken van haar hand verschenen, die mogelijk niet alle Indisch zijn.Ga naar eind7 Overduyn-Heyligers is een vergeten schrijfster. Nieuwenhuys heeft haar niet opgenomen in zijn ‘Damescompartiment’, kennelijk vond hij haar niet noemenswaard. Ook elders ben ik geen verwijzingen naar haar tegengekomen. Ik vond slechts enkele biografische gegevens in een map in het Letterkundig Museum, die voor het overige voornamelijk besprekingen van haar roman Gewetenswroeging bevat. Elisabeth Frédérique Françoise Joséphine Heyligers werd in 1868 te Batavia geboren en overleed op 77-jarige leeftijd op 13 februari 1944 te Den Haag. Haar overlijdensadvertentie vermeldt dat zij twee maal weduwe was, eerst van M.J.L. Oudshoorn, vervolgens van ‘Zijne Excellentie W.L. Overduyn’. Welke functie haar tweede man heeft bekleed, weet ik niet. De kritieken op Gewetenswroeging zijn allesbehalve lovend, zoals blijkt uit de volgende citaten uit kranten en tijdschriften:
Het oordeel dat de critici tijdens het leven van Overduyn-Heyligers velden over haar werk, is weinig aanmoedigend. Inderdaad zijn de stijl en het taalgebruik in haar romans niet van bijzondere literaire kwaliteit. Bovendien heeft zij de gewoonte om het lijdend voorwerp achter in de zin te plaatsen, hetgeen een merkwaardige syntaxis oplevert. Toch wil ik ter harer verdediging opmerken dat iemand die meer te weten wil | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
komen over de sociale verhoudingen in Indië, specifiek met betrekking tot gender en ras, Gewetenswroeging met belangstelling zal lezen. Achter het voortkabbelende verhaal vol misverstanden en op het oog onbereikbare liefdes liggen bepaalde normen en waarden van de Indische samenleving verscholen. Het eerste hoofdstuk toont al meteen aan hoe de verwachtingen van de Nederlandse Louise van Wijck botsen met wat zij aantreft in Indië. Zij wordt gedwongen zich anders te kleden, namelijk in sarong en kebaya, er andere eetgewoontes op na te houden, en vol afschuw ziet zij hoe de kinderen van haar Indische gastvrouw worden opgevoed. De minachting van Louise van Wijck voor haar Indische ‘zusters’ is gebaseerd op culturele en rasseverschillen. Een van de hoofdpersonages is Laura Vlierboom, het voorkind van, zoals later blijkt, assistent-resident Randhout en een Chinese moeder. Laura keert na een aantal jaren terug naar Indië. Zij weet niet wie haar ouders zijn, vanaf haar tweede jaar is zij grootgebracht door haar pleegmoeder, de weduwe Vlierboom. De schaamte waarmee zij leeft omdat zij een niet-erkend buitenechtelijk kind is, haar om die reden lage sociale status die het Van Wessem onmogelijk maakt om haar ten huwelijk te vragen, alsmede het geroddel dat zij teweegbrengt, vormen de thema's van het verhaal. Ook goena-goena speelt een rol in de roman. De getrouwde Louise van Wijck voelt zich bijzonder aangetrokken tot ene jonkheer Von Altheim. Zij is zich er niet van bewust dat de aantrekkingskracht het resultaat is van middeltjes die haar worden toegediend. Voorkinderen en goena-goena zijn veel voorkomende onderwerpen in de literatuur. Het is bekend dat deze verschijnselen in de Indische werkelijkheid wel degelijk bestonden. Er zijn echter weinig historische gegevens voorhanden die tot diepgaand geschiedkundig onderzoek kunnen leiden. Men sprak niet vrijuit over voorkinderen of de toepassing van goena-goena, dat was taboe. De lezers van Gewetenswroeging moe(s)ten wel nadenken over deze thema's. De weergave van de mentaliteit van met name de vrouwelijke personages (Louise van Wijck en Laura Vlierboom) geeft een interessant beeld van bepaalde persoonlijke en sociale aspecten van het Indische leven. In mijn ogen wordt het dan ook tijd om het leven en werk van Overduyn-Heyligers nader onder de loep te nemen. | |||||||||||||||||
Warm bloedWat is de inhoud van Overduyn-Heyligers' 279 bladzijden tellende roman Warm bloed, waarnaar Du Perron verwijst? De hoofdpersoon is Diana de Kanter, dochter van een Nederlandse vader en een Indische moeder, Roos genaamd. Het verhaal begint wanneer Diana terugkeert naar Batavia na vier jaar op kostschool te zijn geweest in Brussel. Ze heeft beschaafde Europese manieren geleerd, wordt beschouwd als ‘een | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
kapitale meid’, ‘een prachtstuk’,Ga naar eind13 en dus als een goede partij voor menige jongeman. Tijdens het bal op de Harmonie waar zij ‘uitkomt’, koestert Diana zich in de mannelijke belangstelling. Zij voelt zich speciaal aangetrokken tot een zekere Van Maren, die vanwege buitenechtelijke affaires een dubieuze reputatie geniet. Echter, om niet zijn kans voorbij te laten gaan vraagt ene luitenant Herman Jansen meteen de dag na het bal de ouders De Kanter om de hand van hun dochter. Zij stemmen toe en ook Diana accepteert het aanzoek, al is het niet van harte: Onwillekeurig gleed haar meisjesdroom aan haar oog voorbij [...] Hoe koel en vormelijk, zonder de minste passie, leek haar de voorbereiding tot een Indisch huwelijk, een doodgewone verbintenis [...] Val je in den smaak dan wordt [sic] je gevraagd, doodgewoon als koopwaar...Ga naar eind14 Na een grootse bruiloft en de huwelijksreis vestigen Diana en Jansen zich in een bescheiden luitenantswoning bij het Waterlooplein. Diana is gefascineerd gebleven door Van Maren, een man aan wie ze in gedachten veel meer passie en hartstocht toeschrijft dan de ‘eenvoudige eerlijke jongen’, ‘de schuchtere blonde reus’ met wie ze is getrouwd.Ga naar eind15 Tijdens een avond op de sociëteit wordt Diana geconfronteerd met Van Maren in gezelschap van mevrouw Roodenburg, van wie gefluisterd wordt dat zij zijn minnares is. Diana kan die nacht niet in slaap komen, de ogen van Van Maren achtervolgen haar. Ze verlaat haar slaapkamer en zoekt de koelte op van de voorgalerij. Op eens doorvoer een schok haar leden; daar was het weer het visoen van straks, nu nog duidelijker, minder materieloos. Zij sloot haar oogen en opende ze weer en zag naderen zijn gestalte. Na deze vurige ontmoeting met Van Maren realiseert zij zich dat er ‘in haar altijd een onbevredigd verlangen [bruist], haar binnenste innerlijk van brandende gloed [verteert]’.Ga naar eind17 Ter gelegenheid van de kroning van de koningin is er een gemaskerd bal georganiseerd. Diana en Van Maren maken van de gelegenheid gebruik om zich terug te trekken en zich over te geven aan elkaars liefkozingen. Jansen heeft hen echter in de gaten gehouden en betrapt | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
hen. Diana weet niet wat haar nu te wachten staat. In haar radeloosheid neemt ze de volgende ochtend Soerô, de koetsier van haar ouders met wie ze altijd vrijelijk is omgegaan, in vertrouwen. Tenslotte komt Jansen thuis met de mededeling dat hij Van Maren heeft bezocht en van hem heeft geëist dat hij Diana zal trouwen. Jansen zal de schuld op zich nemen, opdat de scheiding kan plaatsvinden en Diana een jaar later kan hertrouwen. Diana keert terug naar haar ouderlijk huis. Per brief ontvangt Diana het formele aanzoek van Van Maren. Ze denkt terug aan haar eerste huwelijksvoorstel: Beide keeren was 't hemelsbreed verschillend geweest, en beide keeren was het haar tegengevallen. Dit was eigenlijk nog saaier dan toen met Herman. Ze had nog zooveel te vertellen gehad eerst. Wie zou ook gedacht hebben, dat er zoo spoedig een eind zou gekomen zijn aan hun intieme verhouding! 't Beviel haar eigenlijk best zoals het den laatsten tijd gegaan was.Ga naar eind18 Nu de verhouding niet meer geheim is, is voor haar het spannende ervan af. Diana moet zich een jaar lang koest houden, en daarom vertrouwt ze Soerô toe om haar brieven naar Van Maren over te brengen. Menigmaal laat ze de koetsier binnen in haar boudoir. Soerô, die de dochter van zijn werkgever al vanaf haar terugkeer uit Brussel begeert, weet langzaam maar zeker in Diana's hart door te dringen: [...] en telkens betrapte ze zich, dat onder het schrijven het beeld van Soerô haar geest vervulde. Overal waar ze zich wendde zag ze zijn oogen, in haar intiemste gedachten verrees zijn beeld voor haar. [...] Toch schreef ze getrouw haar brieven aan van Maren, dronk ze de geuren der bloemen, die hij haar zond; maar hem zich voorstellende in de gedaante van Soerô, in hem begeerend Soerô, die had haar vleeschelijke liefde.Ga naar eind19 De ouders De Kanter, die de vrije omgang tussen Diana en hun koetsier ten enen male afkeuren, besluiten om naar Europa te gaan. Als eerste worden het rijtuig en de paarden verkocht en wordt Soerô ontslagen. Wanneer hij de avond voor de vendutie Diana wil opzoeken, treft hij Ma Ngalim, de lijfmeid van Roos de Kanter, die hem de toegang ontzegt. Zij laat weten dat ze hem doorheeft, impliciet erop doelend dat hij goena-goena heeft toegepast op hun jonge meesteres. Uit woede wurgt hij haar. Het is een slecht teken voor de dingen die gaan gebeuren. Het verhaal maakt een sprong in de tijd naar de eerste receptie die Diana en Van Maren geven in hun luxueus ingerichte huis aan het Koningsplein. Dit is Van Marens ‘come back’ in de Europese gemeenschap van Batavia. Tijdens de receptie wordt Diana voorgesteld aan ritmeester Uitterweerd, die direct zeer onder de indruk raakt van zijn gastvrouw. Na een half jaar huwelijk is de relatie tussen Diana en Van Maren | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
verkild. Wanneer Diana een keer alleen met Soerô, die weer bij haar in dienst is, in het paviljoen aan het werk is, geeft zij zich over aan zijn jarenlang ingehouden hartstocht: Vergetend bijna een mensch in haar nabijheid, een mensch trillend van ingehouden passie, die gestaag haar had doen groeien in haar dicht bijzijn, ontsnapte een zucht bijna kreunend haar lippen. Soerô sprong op en in den chaos van haar verward voelen, van ongeordend denken, werd ze van hem...Ga naar eind20 Hierna volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Angst voor Soerô gaat Diana's leven beheersen. Uit Europa arriveert het overlijdensbericht van Roos de Kanter. En terwijl Van Maren met zijn geld aan het speculeren is, wordt de relatie tussen Diana en Uitterweerd, die haar iedere avond bezoekt, intiemer. Om haar bange gevoelens te ontvluchten besluit Diana naar haar vader in Europa te gaan. Ze boekt voor een overtocht twee dagen later. Dan lukt het Soerô een keer om Diana's kamer binnen te dringen. Hij doet de deur achter zich op slot en zij voelt zich verlamd van angst. De komst van haar echtgenoot bevrijdt haar uit deze netelige situatie. De avond voor haar vertrek komt Uitterweerd haar laat in haar paviljoen opzoeken. Zij schenkt hem haar volle vertrouwen en vertelt alles over haar leven, haar huwelijk met Jansen, haar relatie tot Van Maren, en ook over haar passie voor Soerô. Als Uitterweerd om drie uur 's nachts haar privé-vertrek verlaat, wordt hij op het erf belaagd en verminkt door een stel inheemse mannen, onder wie hij Soerô herkent. Diana hoort van Van Maren wat zich heeft afgespeeld: Hij [Van Maren, TH] kwam binnen en sloot de deur achter zich dicht. Diana wordt door vrienden van haar ouders naar de boot gebracht. Wezenloos vertrekt ze met de Godavery naar Singapore, waar ze in de krant leest dat Uitterweerd overleden is. Als een wrak gaat ze aan boord van de Franse mailboot. Gedurende de reis wordt ze door de overige passagiers met de nek aangekeken. Er is echter één Fransman die medelijden toont, met als resultaat dat ze in Marseille aan wal stapt als een fiere krachtige vrouw, die onverschrokken aller blikken doorstond, er geen geheim van makend, dat zij haar Franschen | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
reisgezel zou volgen naar Parijs, in vrijwillig aanvaarden van het vonnis door de wereld geveld.Ga naar eind22 Hiermee eindigt de roman. Diana heeft wederom een man gevonden aan wie zij zich kan hechten. | |||||||||||||||||
Hartstocht en verlangenHet is duidelijk dat over de romanfiguur Diana de Kanter meer te zeggen valt dan dat ze de ‘toch wel manzieke dame van het Koningsplein’ is, zoals Du Perron haar omschrijft. Zij wordt gekenmerkt door haar warme bloed, het Indische bloed dat zij via haar moeder, dus in de vrouwelijke lijn, geërfd heeft. In dit opzicht toont Overduyn-Heyligers duidelijk dat zij beïnvloed is door het naturalistische denken. Race, moment et milieu zijn essentieel in de karaktertekening van haar personages. In het verhaal komen twee categorieën mensen voor: Europeanen (totoks) aan de ene kant tegenover Indischen en inheemsen (aangeduid als ‘inlanders’Ga naar eind23) aan de andere kant. Uit alles blijkt dat in Indo-Europese mensen het Aziatische bloed domineert over het Europese bloed. De woorden van mevrouw Williams, een goede kennis van de De Kanters, tot Diana dienen als illustratie: Jij zoo'n echte djawa in je hart en je man [Jansen, TH]... Kassian ...Je moet maar zien te wennen, totoks zijn heel anders dan wij.Ga naar eind24 De scherpe tegenstelling tussen ‘wij’ en ‘zij’ maakt dat de twee groepen onverenigbaar zijn. Volbloed Europeanen, zoals Jansen en Uitterweerd, hebben een kalme natuur, zijn gelijkmatig gestemd, niet gedreven door passie, en ze zijn ontoegankelijk voor de stille krachten van Indië. Daarentegen zijn Indo's en inheemsen in hun wezen gedetermineerd door temperament en hartstocht. Ook zijn zij ontvankelijk voor mysterieuze machten die sterker zijn dan zijzelf. Elders wordt wel onderscheid gemaakt tussen Indo-Europeanen en Javanen. Zo is het geaccepteerd dat Javanen sirih kauwen, ‘maar wij kunnen zoo iets niet doen’, zegt Roos tot haar dochter.Ga naar eind25 Verder hebben Javanen (‘natuurmenschen’) geen enkel besef van hogere reine liefde.Ga naar eind26 Zij worden uitsluitend beheerst door lust en begeerte. In het algemeen is echter in deze roman de scheidslijn tussen Indisch en ‘inlands’ minimaal, voor zowel Diana als Soerô geldt immers: ‘in beider aderen stroomde hetzelfde bloed’.Ga naar eind27 Zij die zich laten meeslepen door de instincten van hun zogenaamde warme bloed, komen zonder veel moeite onder de invloed van een ander. Zo realiseert Diana zich dat Van Maren de man is die reeds van het eerste oogenblik dat zij hem gezien had, indruk op haar gemaakt had, haar had gevangen gehouden in zijn macht.Ga naar eind28 | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
Soerô ervaart hetzelfde in zijn gevoelens voor Diana, hij is bedwelmd door opgezweepte passie en geweldigen haat [...] haar weelderige vormen [joegen] het bloed hem met woeste schokken door de aderen.Ga naar eind29 Hoewel Soerô en Diana makkelijk ten prooi vallen aan de geheime kracht die iemand op hen uitoefent, blijven Europeanen toch niet helemaal gevrijwaard van dergelijke krachten. Zo heeft Jansen intuïtief bange voorgevoelens dat zijn huwelijk op de klippen loopt, en raakt Uitterweerd onmiddellijk in de ban van Diana: [...] een geheime macht dreef hem thans ook haar vriendschap te zoeken. [...] zichzelf bewust, dat hij op het punt stond zijn leven te verwoesten en de kracht missend om zich te beheerschen.Ga naar eind30 Voor Europeanen blijft goena-goena echter onbekend terrein. Diana daarentegen probeert een aantal malen magie te gebruiken, als Indische is dat haar niet vreemd. Na haar eerste bal vraagt ze aan Ma Ngalim, haar moeders lijfmeid, om haar aan een middeltje te helpen dat haar in staat zal stellen met Van Maren te trouwen, die in Europese kringen verguisd wordt. Veel later, wanneer ze weet dat Uitterweerd door Van Marens toedoen is toegetakeld, geeft ze haar eigen lijfmeid en zoogzuster, Ma Ngalims dochter, opdracht om Van Maren te vergiftigen. Ook in dit opzicht staan haar handelen en denken dicht bij dat van Soerô. Als we Ma Ngalim mogen geloven, heeft Soerô Diana in zijn macht gekregen door middel van goena-goena.Ga naar eind31 Gekoppeld aan de raciale stereotypering wordt Diana een aantal zogenaamd typisch vrouwelijke karaktertrekken toegeschreven: dromen, fantasieën en smachten naar het onbereikbare gaan gepaard met een gebrek aan rationeel of pragmatisch denken. Als vrouw vindt ze haar bestaansrecht in haar uiterlijke schoonheid en haar seksuele aantrekkingskracht op mannen. Liefde betekent voor haar het spel en de sensatie van het veroveren van andermans hart. Zodra ze de aandacht van de man in kwestie heeft gewonnen, is het spannende ervan af en voelt ze de behoefte een ander te verleiden. In haar behaagzieke geflirt komen ras en gender, het warme bloed en de vrouwelijke koketterie, samen. Warm bloed is het voorbeeld van een driedubbele seksuele moraal. Het is immers duidelijk dat Diana een aantal gender-taboes overschrijdt, wanneer zij, de Indo-vrouw, zich fysiek overgeeft aan Soerô. Ten eerste is zij een getrouwde vrouw en wordt zij geacht monogame trouw aan haar echtgenoot te betonen. Ten tweede is zij Soerô's meesteres en doorbreekt zij de vastomlijnde sociale posities van haarzelf en haar personeel. Ten derde overschrijdt zij de raciale scheidslijn omdat zij, de vrouw behorend tot de Europese gemeenschap, seksueel contact heeft met een Javaanse man. Al wordt er in een gesprek tussen Diana | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
en mevrouw Williams op gezinspeeld dat Soerô een mengbloed is,Ga naar eind32 door het verhaal heen wordt hij afgeschilderd als een ‘inlander’. De taboes die gelden voor haar, als vrouw, bestaan voor mannen niet of in mindere mate. In het algemeen hecht men minder waarde aan de monogame trouw van een getrouwde man en, als hij een buitenechtelijke affaire aangaat, wordt hem dat vaak minder zwaar aangerekend. Verder is het in de Indische samenleving gebruikelijk dat een Europese man (totok of Indo) met een inheemse huishoudster zijn bed deelt. Seksuele omgang tussen de blanke of Indo-Europese man en zijn inheemse vrouwelijke personeel is dus geaccepteerd. Volgens de publieke opinie verheft een Europese man een inheemse vrouw als hij haar tot zich neemt, terwijl omgekeerd, zoals in het geval van Diana, een Europese vrouw zich verlaagt als zij vreemdgaat met een inheemse man. In de verhalen over Indië treffen we zelden een seksuele verhouding tussen een (Indo-)Europese vrouw en een inheemse man aan. Hoezeer dit een taboe is, blijkt onder andere uit een andere roman, namelijk Schuim van goud van J. Treffers. Het boek werd uit de handel genomen omdat de hoofdpersoon van het verhaal, Ria, een Indo-Europese scholiere te Batavia, zich aangetrokken voelt tot de inheemse tuinjongen en zonder schaamte met hem de liefde bedrijft.Ga naar eind33 Overigens toont het einde van deze roman opvallend veel gelijkenis met dat van Warm bloed, wanneer Ria op de boot naar Europa de scheepsdokter weet in te palmen. Kennelijk geldt voor zowel Ria als Diana dat hun temperament hen niet in de steek laat zodra ze Indië verlaten. Tegelijkertijd blijft het een open vraag wat voor invloed het koude Nederland zal hebben op hun ‘warme bloed’. | |||||||||||||||||
De ritmeesterZoals vermeld, laat Du Perron in Het land van herkomst Arthur Ducroo vertellen over de vriend van zijn vader, ritmeester Veersema, wiens lotgevallen overeenkomen met die van Uitterweerd in Warm bloed / Tjerita Nona Diana. In de dertiende druk van het boek vinden we Du Perrons autobiografische aantekeningen bij het verhaal die bestemd waren voor Greshoff. Hierin onthult hij dat Veersema in werkelijkheid ‘de bekende ritmeester Hoogeveen’ was, en dat ‘de dame voor wie hij vermoord werd Holst [heette]’.Ga naar eind34 Met deze fascinerende informatie krijgt Warm bloed een geheel eigen dimensie, namelijk die van sleutelroman. Omdat het verhaal geen tijdsaanduidingen bevat, maar wel uitdrukkelijk het gemaskerd bal ter ere van de kroning van de koningin noemt, was mijn eerste vermoeden dat dit gedeelte van het verhaal zich afspeelt in 1898, toen Wilhelmina de troon besteeg. Dat gaf echter nog geen enkele aanwijzing voor het moment waarop de moord op de ritmeester plaatsvond, aangezien het tijdsverloop tussen de scheiding van Diana | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
en Jansen en het moment dat zij naar Europa vertrekt in uiterst vage termen wordt aangegeven. Via de diverse jaarboeken van de Naam- en ranglijst der officieren van het Koninklijke Leger der Nederlanden en van de Nederlandsche Indiën vond ik nadere gegevens over de ritmeester.Ga naar eind35 Anton Marie Hoogeveen werd op 19 december 1874 aangesteld als tweede luitenant van de cavalerie.Ga naar eind36 Op 23 augustus 1878 werd hij bevorderd tot eerste luitenant, om vervolgens op 16 april 1887 te promoveren tot ritmeester der cavalerie. In het in het KITLV te Leiden aanwezige exemplaar van de Naam- en ranglijst uit 1892 vond ik een pennenstreep door Hoogeveens naam met daarbij een † in de kantlijn, ten teken dat hij was overleden. Vervolgens ging ik op zoek in de overlijdensregisters en vond in de Naamlijst der Europeesche inwoners van het mannelijk geslacht in Nederlandsch-Indië en opgave omtrent hun burgelijken stand uit 1893 dat op 8 december 1891 aangifte van het overlijden van Hoogeveen was gedaan te Batavia. De Naamlijst der Europeesche inwoners bevatte tevens de naam Holst, die Du Perron geeft in zijn notities, als wonend te Batavia. Eén ding stond voor mij vast: Overduyn-Heyligers had, met welke bedoeling dan ook, de gebeurtenissen in haar roman een flink aantal jaren later gesitueerd dan ze in werkelijkheid hadden plaatsgevonden. Met de zekerheid van de datum van Hoogeveens dood was de volgende stap het raadplegen van kranten. Zonder veel moeite vond ik een serie artikelen over de zaak Holst in het Bataviaasch Nieuwsblad, de Java Bode en de Locomotief. Op 8 december 1891 doen zowel het Bataviaasch Nieuwsblad als de Java Bode verslag van de aanslag op de ritmeester: [...] dat men op Koningsplein Zuid-zijde aan den wegkant een zwaargewonden half gekleeden Europeaan had gevonden [...] die in een onbeschrijfelijken toestand daar door bloedverlies uitgeput was neergevallen. [...] De rechter hand was afgekapt bij den pols en de linker pols was half doorgesneden. Behalve deze verwondingen was het lichaam aan den borst en buikkant nog overdekt met andere diepe houwen en steeken, waarvan eenige in den onderbuik bijzonder ernstig waren. [...] De bedienden van den heer A.H. zouden [...] bekend hebben den heer H. zoo verminkt te hebben in de veronderstelling, echter, met een dief te doen te hebben.Ga naar eind37 De volgende dag wordt bericht dat ritmeester Hoogeveen, die ‘zoo gruwelijk mishandeld is’, is overleden aan zijn verwondingen.Ga naar eind38 De cavaleristen van zijn garnizoen zijn zozeer uit op wraak dat zij met zo'n vijftig man het huis van Axel Holst binnendringen en een aantal spiegels kort en klein slaan. Op bevel van de resident worden zij tot de orde geroepen. Op 10 december wordt de bij velen geliefde ritmeester naar zijn laatste rustplaats begeleid. Een imposante begrafenisstoet van ‘veertig ge- | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
wapende
Advertentie tot vendutie van de bezittingen van A. Holst in het Bataviaasch Nieuwsblad van 7 januari 1892.
| |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
cavaleristen, gevolgd door vier trompetters, eveneens te voet, waarachter de muziek van het 9e en 10e betaljon’, marcheert voor de met kransen versierde lijkwagen uit, terwijl een reeks van meer dan zestig wagens erachter volgt.Ga naar eind39 De predikant die bij het graf spreekt, zegt ‘Hoogeveen te Buitenzorg gekend te hebben als een goed vader en trouw echtgenoot, wiens eenig zoontje nu ouderloos was achtergebleven’.Ga naar eind40 Op de dag van de beegrafenis wordt Axel Holst gearresteerd en naar de gevangenis gevoerd. In de vroege ochtend van 11 december doet hij een zelfmoordpoging ‘door met een klein mesje een der aderen van den rechter pols te openen’.Ga naar eind41 Hij wordt bewusteloos naar het Militair Hospitaal overgebracht, waar hij meer dan een maand, namelijk tot 21 januari 1892, zal verblijven. Op 28 december 1891 vermeldt de krant dat de heer Holst heeft geprobeerd de hongerdood te sterven en daarom onder dwang kunstmatig wordt gevoed. In een reactie op een artikel in de Locomotief vraagt het Bataviaasch Nieuwsblad zich af of medelijden met deze man op zijn plaats is.Ga naar eind42 Er zijn diverse berichten over de arrestaties en verklaringen van de bedienden van Holst. Twee keer wordt de koetsier uitdrukkelijk in de kranten genoemd. Op 18 december zou hij in Bandung zijn aangehouden, maar op 23 december blijkt dat die informatie onjuist is. Zijn verklaring wordt van belang geacht ‘daar de heer A.H. blijft volharden bij zijne bewering dat hij meende met een dief te doen te hebben, terwijl zijne vier medebeklaagden zeggen geweten te hebben wie hun slachtoffer was’.Ga naar eind43 Van mevrouw Holst is aanvankelijk niet bekend waar zij zich ophoudt. Als zij in Meester Cornelis, Batavia, is gelokaliseerd, wordt zij ondervraagd door de officier van justitie.Ga naar eind44 Zij vertrekt op 2 januari 1892 met de Godavery naar Europa en is daarna niet meer beschikbaar voor verhoor in Indië. Het Bataviaasch Nieuwsblad van 7 januari 1892 bevat een advertentie voor de vendutie van de inboedel van A. Holst op 11 januari. De eerste rechtszitting vindt plaats op 7 juni 1892. Het artikel in het Bataviaasch Nieuwsblad bevat veel gegevens over de in de rechtszaak betrokken personen. Als hoofdschuldige wordt voorgeleid Axel Holst, 43 jaar oud, agent van de Internationale Crediet en Handelsvereeniging Rotterdam te Batavia, en verder de vier medebeklaagden Napin, Djatim, Djan en Miming. Tweeëntwintig getuigen in deze zaak worden met naam en functie genoemd, twee van hen zijn echter naar Europa vertrokken, onder wie mevrouw L. Holst, geboren Netscher. Op verzoek van de verdediger zal de zaak met gesloten deuren worden afgehandeld. Als reden wordt aangevoerd: dat overspel op den bodem dezer zaak ligt; de beleedigde echtgenoot nog geen vordering tot echtscheiding ingediend heeft en verzoening dus tusschen de echtgenooten mogelijk blijft [...]. | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Een andere reden is dat de behandeling in 't publiek strijdig zou zijn met de openbare moraliteit.Ga naar eind45 In de daaropvolgende dagen verschijnen in de kranten slechts korte berichten over verklaringen van bepaalde getuigen. Zo getuigt Miming dat hij en Napin op de avond van de moord Axel Holst hadden gewekt, waarna deze hem (Miming) een sabel zou hebben gegeven om daarmee de dief, die zich in het huis zou bevinden, af te maken. Nadat de heer Holst op de kamerdeur van zijn vrouw had geklopt, sloeg een man gekleed in zwart jasje maar verder naakt op de vlucht, waarop Miming en Napin, tezamen met Djan en Djatim, de achtervolging inzetten en hem afranselden. Eerdere berichtgeving had gemeld dat de vier, volgens geruchten, hadden gehandeld op last van de heer Holst, die hun een geldelijke beloning had toegezegd, wetend dat Hoogeveen zich in zijn huis bevond.Ga naar eind46 Tenslotte eist de officier van justitie op 18 juni 1892 vier jaar gevangenis voor Axel Holst en acht jaar dwangarbeid in de ketting voor de vier inheemse beschuldigden. In de uitspraak van het vonnis van de raad van justitie op 25 juni worden de beklaagden Napin, Miming en Djatim schuldig verklaard aan doodslag onder verzachtende omstandigheden en deswege veroordeeld tot 4 jaren dwangarbeid buiten den ketting; is de beklaagde Holst schuldig verklaard aan medeplichtigheid aan doodslag, door het verschaffen van een wapen wetende dat dit tot het plegen van dat misdrijf moest dienen onder verzachtende omstandigheden en deswege veroordeeld tot 1 jaar gevangenis, en is de beklaagke [sic] Djan vrijgesproken.Ga naar eind47 Verder acht de raad het onbewezen dat iemand van de beklaagden heeft geweten dat het hier Hoogeveen betrof. Ik heb geen krantenartikelen na de datum 25 juni 1892 over deze zaak gevonden. Of de zaak later weer in discussie is gebracht en of de kwestie anderszins een nasleep had, weet ik niet. | |||||||||||||||||
Tot besluitDankzij de min of meer terloopse opmerking van Myra Sidharta over bepaalde gelijkenissen tussen de Maleise Tjerita Nona Diana en Het land van herkomst heb ik een boeiende ontdekkingstocht kunnen maken naar de sleutelroman Warm bloed en het Bataviase schandaal dat eraan voorafging. Er zijn nog vele onbeantwoorde vragen die de moeite van het onderzoeken waard zijn. Om te beginnen weten we weinig over het leven van E. Overduyn-Heyligers. Is het mogelijk dat zij in 1891, ten tijde van de doodslag op Hoogeveen, als 23-jarige in Batavia woonde en deel heeft uitgemaakt van het geruchtencircuit? Kende zij misschien | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
een van de betrokkenen persoonlijk? In hoeverre komt het door haar beschreven leven van Diana de Kanter overeen met dat van L. Holst-Netscher? Waar ligt de scheiding tussen fiction en facts? Meer gedetailleerde gegevens over de schrijfster en mevrouw Holst-Netscher zouden de affaire in een ander daglicht kunnen stellen. Du Perron meldt dat ‘de manzieke dame’ met een Noor getrouwd was. Was Holst inderdaad afkomstig uit Noorwegen? In hoeverre beantwoordt het beeld dat Overduyn-Heyligers schetst van Van Maren aan dat van Axel Holst? Had hij werkelijk zo'n reputatie als rokkenjager? Een opvallende discrepantie tussen Warm bloed en de krantenberichtgeving is dat in de roman met geen woord wordt gesuggereerd dat Uitterweerd getrouwd is (geweest). Hij wordt expliciet als een uiterst correct persoon beschreven, die zich verre houdt van ‘het pervers geknoei in Insulindes hoofdstad’.Ga naar eind48 Uit de Java Bode blijkt echter dat Hoogeveen getrouwd is geweest en een zoontje heeft. Ook wordt er in de kranten verwezen naar kinderen van Holst, waarbij ik de indruk kreeg dat dit kinderen zijn uit een eerder huwelijk, terwijl niets in Warm bloed op kinderen wijst.Ga naar eind49 Met de karaktertekening van de Indo-Europese vrouw als warmbloedig, sensueel en verleidelijk bevestigt Overduyn-Heyligers het racisme en seksisme dat in Indië bestond. Onderzoek naar haar leven en haar overige boeken kan uitwijzen in hoeverre deze racistische en seksistische ideeën het gevolg zijn van de invloed die het naturalistische denken op haar had. Manifesteert de gedachte dat een mens onontkoombaar gedefinieerd wordt door race, moment et milieu zich in al haar werk? Een aantal van haar boeken is gepubliceerd door L.J. Veen in Amsterdam.Ga naar eind50 Aangezien Veen ook uitgever was van De Tijdspiegel en De Hollandsche Lelie zou het heel goed mogelijk zijn dat er in deze tijdschriften aandacht wordt besteed aan Overduyn-Heyligers en haar literaire productie. Voorts prijkt zij op een gezelschapsfoto in een herdenkingsboek van de Bond van Nederlandsche Toneelschrijvers.Ga naar eind51 Helaas ben ik niet in de gelegenheid om deze bronnen verder te raadplegen. Historisch graafwerk naar de personen die model hebben gestaan voor de personages in Warm bloed kan wellicht ook leiden tot nieuwe interessante aspecten van dit voorval in de koloniale samenleving van Batavia zo'n honderd jaar geleden. Wat ik hoop aangetoond te hebben is dat een als onbelangrijk afgedane schrijfster als Overduyn-Heyligers stof tot onderzoek kan opleveren dat meer dan de moeite waard is. | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
Titelpagina Gecompromitteerd met bibliotheekstempel.
|
|