't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
Voys: Ik drink de Nieuwe Most.
DUs praald deez' Groote Held
Midden in d' Eer geveld:
Maar ach! al dood, daar van 't Land dienst bequam,
En Brit, en Zweed als op zijn tanden nam.
Eilaas rampzaalig Lood,
Moest gy daar treffen een die hem aan-bood,
| |
[pagina 129]
| |
Om al die geen die naa hem volgen,
Hen te geven stof,
En tragt' naa Marcus Lof.
De daad van Curtius
Is in geheugenus
En draafd al-om op Vleugels van de Faam
Door Aard' en Wolcken! ô! loff'lijke naam.
Maar nu, niet zonder reên,
Mogen wy roemen op deez' Held, die geen
Gevaar, nog dood wilde ontvlieden:
Maar in 't spits geschaard,
Van strijd-lust niet ontaard.
Ei! ziet hoe yder een,
't Zy Rijke of Gemeen,
Het doode Lijk, en d' Uitvaard nu by-woond,
En hem het hooft met Lauwerieren kroond.
| |
[pagina 130]
| |
Den Yzer-God, die schijnd
In hem t' her-leeven: maar eilaas! 't verdwijnd
In rook; ey ziet, daar gaat hy heenen,
En daald in het Graf,
Die aan 't Land winsten gaf.
K. Krook. |
|