't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
Stemme: Al eer men komt ter eeren, ziet.
DEs Menschen leven is altijd
Een strijd hier op der aarden,
Veranderlijk, Kort, en subijt,
En glijd haast t' zijnder vaarden;
'k Hoop mijn bezwaarde geest, die zal
Door 't zingen wat verligten,
Dies ik voor al
Een Afscheid-lied heb willen digten
In 't Hoornsche Dal.
Adieu mijn vrienden algelijk,
| |
[pagina 116]
| |
Ik hoop u weêr te spreeken;
Zoo niet, God haal uw in zijn Rijk,
Daar my niet zal gebreeken:
Want ziet, ik reken, en ik beken,
God is met my gestadig
Waar dat ik ben,
Hy zal voor my zorgen genadig
Als een Klok-hen.
Gelijk de Hen sijn Kiexkens broed,
Als zy zijn jong en teder,
Onder haar Vleugelen behoed
Voor regen, of onweder;
Zoo zal dien Veder, die 't al beschermt
My t' alder tijd bewaaren
Door de Zons wermt;
Ook als des Zees verwoede Baaren
| |
[pagina 117]
| |
Ons Schip bestormt.
God (hoop ik) zal ons Leidsman zijn,
Den Weg wil hy ons baanen,
Vaderlijck zal hy wezen mijn
Als ik by d' Indiaanen,
En de Iavaanen zal komen in 't Land,
En ik kan spraak nog wegen:
Maar Godes Hand
Wil my bestieren, en versnegen
Mijn klein verstand.
Ik ben (God dank) zeer wel gemoet,
Het staat my zoo te vooren,
Dat ik gezond, als menig doet,
Zal scheiden van de Mooren,
En weêr tot Hooren zal komen, maar
't Staat in des Heeren Handen;
| |
[pagina 118]
| |
Al valt het zwaar
Zoo veer te scheiden uit deez Lande
Voor zoo veel Iaar.
Adieu ik dan voor 't leste schrijf,
De Heer wil u bewaaren;
Kort is de tijd die ik uit blijf
't Zijn maar vier, of vijf Iaaren,
Wil God my spaaren, ik komen sel
Wederom hier te Lande,
Door de Zee fel
Reis ik na d' Indiaansche Stranden;
Adieu, vaart wel.
I.I. Kort. |
|