len als entertainer? Vestdijk beminnelijk boeken signerend, en daarbij strooiend met opdrachten? Vestdijk als gedreven prater in een talkshow? Hij was eens voor de televisie, werd geïnterviewd door Gomperts. Ik keek ernaar met mijn hospita die nog nooit iets van Vestdijk had gelezen. ‘Wat een enge man,’ zei ze, ‘ik zou nooit iets van die man willen lezen.’ Faulkner was een zwijgzame man die, als hij al iets zei, niet te verstaan was. Ook die miste volledig alle eigenschappen die vandaag de dag onontbeerlijk lijken voor een schrijver.
Dat je, als je om welke reden dan ook, de oneigenlijke taken van het hedendaagse schrijverschap niet wilt vervullen, desondanks toch kunt floreren als schrijver, lijkt nu al weinig waarschijnlijk, en zal volgens mij in de toekomst vrijwel geheel uitgesloten zijn. Ik heb die oneigenlijke taken altijd blijmoedig vervuld, beschik bovendien ontegenzeggelijk over enig talent als entertainer, en weet het hachelijk probleem van de opdrachten bij het signeren altijd op te lossen met bijbelteksten (bijvoorbeeld Spreuken 7 vers 18 voor jonge vrouwen, Spreuken 31 vers 10 voor oudere dames), maar ja, ik ben dan ook géén Faulkner of Vestdijk. En al moge ik dan die oneigenlijke taken in Nederland blijmoedig vervullen, daarbuiten wens ik niet op te treden. Ik ben onder meer twee keer uitgenodigd in Finland, twee keer in Canada, vier keer in Duitsland, één keer na vertaling van De jakobsladder voor de Franse televisie, twee keer in Rusland, één keer in Italië, maar ik heb, daar ik reizen haat tot in het diepst van mijn ziel, al die uitnodigingen afgeslagen. Ook ben ik nooit naar de Buchmesse in Frankfurt geweest. Slechts Engeland en Zweden heb ik bezocht omwille van promotie van vertalingen. In Engeland is evenwel mijn uitgever failliet gegaan. In Zweden, waar ik nu een keer of zes geweest ben, wordt mijn werk goed verkocht. Waaruit wellicht kan worden afgeleid dat het inderdaad effect sorteert als je je gezicht laat zien in de landen waar je werk in vertaling verschijnt.
Met andere woorden: succes in het buitenland is kennelijk alleen weggelegd voor schrijvers die niet opzien tegen promotionele activiteiten in den vreemde. Margriet de Moor maakt hele tournees door Duitsland en Frankrijk, Tessa de Loo bereist eveneens heel Duitsland, Cees Nooteboom heeft, soms samen met Harry Mulisch, al in heel Europa aanvallig reclame gemaakt voor zichzelf, en Hella Haasse en Adriaan van Dis... enfin, zij doen maar, ik heb het er niet voor over, dan maar géén succes elders. Ik wil 's avonds gewoon in mijn eigen bed slapen. Was ik zo arm dat ik geen dak boven mijn hoofd had, dan zou ik wel anders piepen, en wel al die uitnodigingen uit het buitenland aannemen, maar niettemin lijken mij al dit soort tournees al net zo weinig bevorderlijk voor het ontstaan van grote literatuur als de bittere armoede in New Grub Street.
Wat, kortom, vandaag de dag de redelijk succesrijke broodschrijver bedreigt is niet het spookbeeld van New Grub Street, maar het spookbeeld van de alomtegenwoordige commercie die dwingt, die noodzaakt tot activiteiten die, indien uitputtend beschreven, wellicht ooit een roman van de allure van New Grub Street kunnen opleveren, maar die voor het gros van de schrijvers wellicht zelfs funester zullen blijken te zijn dan armoede, honger, koude. Wie met een lege maag in een kille kamer zit, kan desondanks een meesterwerk afleveren, maar wie zich rept van talkshow naar signeersessie naar literaire avond, daarbij tussendoor nog twee interviews gevend, kan, al heeft hij de beschikking over een draagbaar tekstverwerkertje, onmogelijk de rust vinden en de concentratie opbrengen om een meesterwerk te concipiëren. En het lot van de niet zo succesrijke broodschrijver zal nog minder te benijden zijn. Die zal gewoon weggevaagd worden. Want wie niet verkoopt, zal niet meer uitgegeven worden, en zal, derhalve, ook geen aanvullende honoraria meer kunnen opstrijken of kunnen meedingen naar de Maanden van het Fonds der Letteren. Dus broodschrijver worden? Nooit doen, hou je baan, in de avonduren en weekends heb je genoeg tijd om te schrijven, en kun je, alleen al vanwege het feit dat je in loondienst bent, onmogelijk alle uitnodigingen aannemen voor allerlei oneigenlijke nevenactiviteiten. Bovendien kan je dagelijkse arbeid - denk alleen aan de neerslag van al Bordewijks avonturen in de advocatuur in zijn werk - inspirerend werken, sta je met beide benen in de maatschappij, ben je niet zo van God en alle mensen verlaten als achter de schrijftafel, en zal het je, omdat je niet van de pen hoeft te leven, veel gemakkelijker vallen die pen te hanteren. Neem een voorbeeld aan Trollope. Zéér drukke werkkring bij de Engelse posterijen. Niettemin een oeuvre dat klinkt als een klok, 47 dikke romans, korte verhalen, reisboeken,
biografieën, essays. Niet: schrijven om te leven, maar leven om te schrijven, daar gaat het om.