heeft wat zij later wou terugvinden. Wij hebben hier te maken met een collectief instinct, dat voor het overleven van de soort van essentieel belang is; dat eropuit is de generaties met elkaar in gesprek te laten blijven om hun diepste ervaringen uit te wisselen, die immers over de dood heen reiken. Dit is de evolutionaire zin van de ‘meme’ van het hiernamaals, die in alle culturen rondwaart. Ook in schriftloze culturen. In het voodoo-ritueel raken de deelnemers in trance, om zo ‘met hun voorouders te spreken’, zoals gezegd wordt. En doen wij iets anders als wij naar Shakespeare of Beethoven luisteren?
Bij de eerste blikseminslag van het bewustzijn moet de zich oprichtende aap natuurlijk gedacht hebben dat hij het centrum van het heelal was. Natuurlijk draaide de zon om de aarde, en vanzelfsprekend zocht zijn god hem op in zijn heilige stad om daar voor hem zijn zoon te offeren-het kinderlijke ego is zo groot als de kosmos. De beschavingsgeschiedenis is als het afpellen van de ui van Peer Gynt, de ui van de eigenwaan: onder bloed en tranen moest de mensheid ten slotte toegeven dat de zon niet om de aarde draait, en de aarde niet om Jeruzalem of Mekka, ja zelfs niet om de mens, zoals moeder Gaia en de milieuproblematiek ons inprenten. Het voortschrijden van de beschaving bestaat uit het pijnlijk afbreken van ons ego, dat als laatste bastion zijn onsterfelijke ziel heeft. Die laten wij ons niet afnemen!
Onlangs bezocht ik een belangrijk concert in dit Mozart-jaar. Karl Barth heeft ooit gezegd dat in de hemel natuurlijk Bach gespeeld wordt, maar als God even niet oplet spelen de engelen stiekem Mozart. De eminente gastheer van het concert gewaagde ook van ‘hemelse muziek’. Na afloop vroeg ik hem of hij, eenmaal aangekomen in de hemel (wat hij vast van plan was) teleurgesteld zou zijn als zou blijken dat deze hemelse muziek alleen op de planeet Aarde te horen was geweest. Hij antwoordde dat hij eigenlijk niet in de hemel geloofde. Ik wel, zei ik, ik heb het zojuist gehoord: de hemel bestaat. Hij bestaat in ons, zoals Jezus al gezegd heeft en Mozart laat horen. Toch weten de mensen niet waar ze hem zoeken moeten. Jaren geleden werd aan Willem Aantjes op de televisie gevraagd hoe het toch kwam dat de astronauten nog nergens de hemel hadden gezien. Maar ze zijn nog niet bij Saturnus geweest, antwoordde hij. Inderdaad, de hemel is, net als de waarheid omtrent je eigen verleden, alleen in jezelf te vinden.
Steeds duidelijker wordt het, met ieder verslag uit de laboratoria, met iedere natuurserie op de televisie, dat onze blauwe, levende planeet een ongedroomd mirakel is dat iedere ‘geopenbaarde’ hemel, ieder paradijs achter de dood als het onzinnige produkt van menselijke arrogantie en eigenwaan ontmaskert. Al was het alleen al omdat er geen dieren in voorkomen. Alleen maar onsterfelijke zielen die, voorzien van het juiste visum, een eeuwigheid lang het grote gelijk van de Leider mogen bejubelen, boven het gekerm uit van hen die daar beneden branden in de hel van het grote ongelijk. Wat een Saddam Hoessein-achtige barbaarsheid! Als zoiets al bestond zou ik er geen seconde in willen vertoeven.
Wat kan het toch zijn, die hysterische religieuze behoefte aan iets nòg wonderbaarlijkers dan de dauw in een spinneweb, iets nòg goddelijkers dan een kudde trompettende olifanten? Welke hybris verhindert ons genoegen te nemen en voldoening te beleven aan onze rol als doorgevers van het leven op deze planeet? Waarom kan ons ‘ik’ het niet verdragen slechts een verbindingsstreepje te zijn tussen het niets dat eraan voorafging en het niets dat erop volgt? Waarom willen wij altijd beloond worden voor wat wij toch al gekregen hebben?
In het planetarium van Artis werd enige tijd geleden een show vertoond over ontstaan en vermoedelijk einde van ons zonnestelsel. Over 5 miljard jaar, na een leven van ongelofelijk constante en gulle energielevering zal onze zon doven, inkrimpen en vervolgens exploderen. Daarbij zal ook onze planeet verbranden. Buiten gekomen begon het zesjarige zoontje van mijn vriend ineens onbedaarlijk te huilen. ‘Na 5 miljard jaar zal alles verbranden!’ snikte hij. Ik werd kwaad op die show, met zijn geleerde kortzichtigheid. De boodschap voor de kinderen had moeten zijn dat wij nog 5 miljard jaar de tijd hebben om het zonneproces onder controle te krijgen. Zoals Hubert Reeves zegt kan de zon dan nog wel 500 miljard jaar mee. En tegen die tijd bewandelen wij ongetwijfeld de melkwegen.
Stephen Hawking, het kosmisch orakel van Cambridge, zegt dat de nu levende generatie de sleutel tot het universum zal vinden. In een split second is het allemaal 15 miljard jaar geleden met een onvoorstelbare explosie begonnen. Was dit het werk van een God die met zijn vingers knipte en vervolgens niet meer naar het resultaat omkeek? Want overal in de kosmos gelden dezelfde natuurwetten en nergens is daarop ooit een goddelijk amendement aangetoond. Wat voor zin heeft dan zo'n God? Of is hij slechts de thermometer waarop wij de temperatuur aflezen van het diepverborgen, roodgloeiende mag-