| |
| |
| |
Dagboek 1969-1970
Maarten 't Hart
1969
10 jan. Ik had mij voorgenomen om geen aantekeningen meer te maken in deze schriften maar ik kan het niet volhouden. Er moet toch één plaats zijn waar je onvervaard je mening kunt uiten.
4 febr. Eindelijk cantate 103 van Bach gehoord. Het beginkoor van deze cantate ontbreekt bij de beginkoren met een 4+ van Vestdijk maar dat komt vast en zeker omdat hij het heeft nagespeeld op de piano, het nooit echt gehoord heeft. Het is een woest en meeslepend koor en de grote kracht ervan is gelegen in die tegelijk met de achtste-twee-zestienden figuur (zo karakteristiek voor Bach) oprukkende chromatiek. Je kunt het koor niet in jezelf doodzingen omdat je niet in staat bent die chromatiek en die snelle nootjes tegelijkertijd te neuriën. Vandaar dat je het eindeloos kunt beluisteren.
4 febr. Beeldspraak van D.H. Lawrence. ‘Her hands upon the field of his living, radio-active body’. Een zin uit Women in Love. Je zult je toch wel twee keer bedenken voordat je je handen op het lichaam van iemand legt dat radio-actief geladen is.
6 febr. Vandaag las ik in Talking with Women van Nell Dunn een prijzend oordeel over het verhaal de hengst St. Mawr van Lawrence. Ik wil met dat prijzende oordeel nog wel meegaan - de verhalen zijn zo kort dat je ze uit hebt voordat je je ergert, de romans niet.
31 mei. Las eerst Can you forgive her van Trollope waarin een neef en een nicht met elkaar willen trouwen maar gedwarsboomd worden door bloedverwanten. Weer een verrukkelijke Trollope, geestig, vrolijk, vol meesterlijke dialogen en onsterfelijke scènes (wat heb ik gelachen om de weduwe Greenow en haar beide aanbidders). Veruit het beste in het werk is echter het portret van Lady Glencora.
Na Can you forgive her nam ik Doña Perfecta van Perez Galdós ter hand. Waar gaat het over? Over een neef en een nicht die met elkaar willen trouwen maar familieleden verzetten zich daartegen. Vreemd is dat toch! Zoiets heet nu deftig ‘synchroniciteit’. Jung meent dat dat naast het causaliteitsprincipe een tweede belangrijk principe is maar het causaliteitsprincipe is door Einstein al grondig opgeruimd en voor het synchroniciteitsprincipe is, denk ik, toch helemaal geen natuurwetenschappelijk bewijs aan te voeren. Overigens is het opvallend dat Jung dit alles beweert in zijn autobiografie Herinneringen, dromen, gedachten. Een prachtig, hoewel helaas erg humorloos, boek. De titel vooral ook erg karakteristiek voor Jung. Herinneringen en dromen en gedachten zijn typisch innerlijke belevenissen. Jung is geen waarnemer van dingen buiten hem en daardoor ook geen man met een natuurwetenschappelijke instelling.
Nog even terugkomen op Doña Perfecta. Mooie, verbitterde aanval op het Roomskatholicisme. Ik neem me voor meer van deze Benito Perez Galdós te lezen.
1 juni. Zojuist het slot van Miau van Perez Galdós gelezen. Een zeldzaam indrukwekkend boek. Ik weet niet wat ik meer moet bewonderen: het portret van Luis, het kind met zijn religieuze visioenen, de grootvader wiens pogingen om een aanstelling te krijgen zo symbolisch vergeefs zijn, de Miau's, die vrouwen met hun zinloze show die evenwel ook veel verloren mogelijkheden aan de dag brengt, de schoonzoon Victor Casaldo, misschien wel het meest knap geportretteerde karakter in dit boek, ook omdat Galdós zijn ideeënvluchten zo goed uitwerkt.
Indrukwekkend vooral ook het slot met
| |
| |
al een duidelijke ‘monologue intérieur’. Veel trouwens in dit boek doet denken aan later literair werk. De hopeloze pogingen van Ramon Villaamil om een aanstelling te krijgen doen denken aan het zinloze werk van K. in Das Schloss van Kafka. Maar Galdós kan het zonder surrealistische elementen die voor mij het werk van Kafka altijd behoorlijk bederven. Ik heb bij Miau ook voortdurend moeten denken aan The Children of Jesus Sanchez van Oscar Lewis.
8 juni. Ja, Jung heeft echt helemaal geen gevoel voor humor. Hoe kun je nu ooit een boek de titel meegeven Seelenprobleme der Gegenwart. Ik ben benieuwd of ik ooit eens iemand zal ontmoeten die Jung helemaal gelezen heeft en dan oprecht bekent dat hij nooit heeft gelachen. Ik in ieder geval niet. Toch blijft hij je wel bezighouden, heb ik zelfs bewondering voor hem die ik dan maar weer probeer te bestrijden met denken aan het idee Archetype en het idee Collectief onderbewuste, twee van zijn veronderstellingen waarvoor niet het geringste kruimeltje bewijs is.
7 juli. E.D. heeft een dochter opgedaan. Reden voor M.W. om uitvoerig de ongelukken van zijn kinderen op te sommen. Dat ging als volgt: eenmaal is er één van de tafel gedonderd, eenmaal heb ik er één tussen de trapspijlen vandaan moeten trekken en eenmaal heb ik (hij heeft drie kinderen) twee knikkers uit drie neuzen gehaald. Kijk, zo spreekt nu een echte wiskundige.
19 juli. Schrijven is toch het best denkbare middel om alle soorten tobberij het hoofd te bieden, om enigszins zelfrespect te behouden en om wraak te nemen op anderen. Maar als je eenmaal goed bezig bent, verdwijnt dat allemaal naar de achtergrond. Het nadenken over imaginaire figuren is een bijzonder gelukkig stemmende bezigheid. Ik denk niet dat ik de middagen op het laboratorium spoedig zal vergeten, de middagen die ik besteedde aan het schrijven van Stenen voor een Ransuil. Ik kan het ook niet helpen dat ze hier wel een etholoog wilden hebben maar absoluut niet weten wat ze hem moeten laten doen.
2 aug. De poëzie van Annette von Droste-Hülshoff. Ze heeft een ongewoon groot vermogen om rijmende regels te schrijven. Ook in metrisch opzicht voldoen haar gedichten aan alle eisen. Maar wat een lange gedichten! Hoe kom je ooit door de strijd bij de Ludwinergruft heen. Misschien ging het dichten haar wel te gemakkelijk af, misschien wist ze ook niet van ophouden als ze eenmaal begon.
Neem bijvoorbeeld het gedicht Das Hirtenfeuer, het begint prachtig:
Und an des Rades Speichen
Schwellende Tropfen schleichen.
Schlafend die Kröte zuckt,
Rollt sich fester die Schlange.
Daar had ze het bij moeten laten maar er volgen nog 8 strofen. De laatste is eenvoudigweg niet meer te genieten. Het bijzondere van die eerste twee strofen is dat ze er slechts een opsomming in geeft, meer niet. O, o, waarom moesten daar nu toch zingende herders op volgen?
In het algemeen is zij op haar best als ze gedichten schrijft over de natuur en haast altijd bestaan haar goede regels uit een opsomming. Zodra de dichteres in de natuur een soort aanknopingspunt ontdekt met haar eigen leven is die steeds zo suggestief opgeroepen sfeer plotseling weg. Maar soms kan ze opeens leven en natuur verknopen tot een zeldzaam mooi gedicht. Zo bijvoorbeeld in Im Grase. Dat is geen poëzie meer, dat is muziek.
Süsse Ruh, süsser Taumel im Gras,
Von des Krautes Arome umhaucht,
Tiefe Flut, tief tief trunkne Flut,
Wenn die Wolk am Azure verraucht,
Wenn aufs müde, schwimmende Haupt
Süsses Lachen gaukelt herab,
Liebe Stimme säuselt und träuft
Wie die Lindenblut auf ein Grab.
Ook de drie andere strofen ongehoord mooi en je weet bovendien dat je voortaan, als je een bloeiende lindenboom zult zien, altijd aan die laatste regel uit de eerste strofe zult moeten terugdenken. Vooral dankzij de ritmiek blijft dit gedicht je bij. Het doet je enigszins aan Manley Hopkins denken.
Wat is er verder veel kaf onder dit koren! Misschien dat je alles bij elkaar net twintig meesterlijke gedichten uit dit reuzen-oeuvre kunt halen. En haar slechte gedichten zijn ook wel heel slecht, anders dan bij Emily Dickinson die eigenlijk
| |
| |
nooit oninteressant is. Annette von Droste-Hülshoff is dat wel. In haar oeuvre maakt spaarzaam groot licht de schaduwen wel erg diep.
20 aug. Begrijp steeds minder goed waarom Henry James de Palisser-novels niet heeft kunnen lezen, zoals hij in Partial Portraits zegt. Ik heb nu Phineas Redux gelezen en goed, het is niet zo meeslepend als The Eustace Diamonds, maar toch altijd nog meeslepender dan welke roman van James ook. Wat een verrukkelijk boek, wat een geweldig gaaf beeld van Madame
| |
| |
Goesler en wat een verrassing dat ze met Phineas trouwt. Alleen al om het huwelijksaanzoek van Phineas en haar reactie daarop zou je dit boek kunnen lezen. Wat jammer dat er nu nog maar zo weinig romans van Trollope zijn die ik niet heb gelezen. Er zijn stellig wel grotere schrijvers maar ik maak me toch sterk dat ik, als ik uit de wereldliteratuur maar één schrijver mocht kiezen om te lezen en te herlezen, het Trollope zou zijn. Het is allemaal zo geestig, zo levendig, zo vitaal, zo door en door verrukkelijk.
21 aug. Voor het eerst cantate 101 van Bach gehoord. Dadelijk opgenomen op de band. Cantate 101 begint met een grimmig, wat grauw koor, waar je lang naar moet luisteren voordat je ontdekt hoe bijzonder het is. In het werk een duet waar je helemaal stil van wordt. Het is uiteraard in 12/8, altijd een garantie bij Bach voor iets groots. Eigenlijk is het geen duet maar een kwartet want fluit en hobo zijn net zo belangrijk als sopraan en alt. De opbouw van de melodie is wel heel knap. Bach begint met een zestiende, gevolgd door twee twee-en-dertigsten, laat dan een gepunteerde achtste na een voorslag, een zestiende en weer een achtste volgen, herhaalt de achtste en gaat een kleine secunde omlaag. Dan volgt dezelfde figuur maar nu een trap hoger (kortom er is sprake van een sequens) en dan breekt hij de zo verkregen figuur op in onderdelen die in verschillende volgordes terugkeren. Tenslotte volgen allemaal zestienden. Verderop blijkt dan hoe goed deze lange figuur zich leent voor contrapuntische verwerking en hoe mooi de zangstemmen daarbij passen. Het is echt iets ongelofelijks. Ik zou toch wel eens precies willen uitzoeken of de duetten in de cantates in het algemeen van een zeer hoog niveau zijn. Zo op het eerste gezicht wel want in cantate 3, 9, 20, 21, 42, 80, 100, 156, zijn buitengewoon mooie duetten te vinden. En het betoverendste wat Bach misschien wel ooit schreef is het duet uit cantate 78.
1 sept. Nu dan The Prime Minister gelezen. Daar in alle werken over Trollope te lezen is dat dat nu een van zijn weinige saaie romans is (en ook één van de langste) had ik mij al voorbereid op een geduldsproef. Elke dag lees ik honderd bladzijden nam ik mij voor, dan heb ik het in 8 dagen uit. Maar van dit voornemen is niets terecht gekomen. Ik begon er zondagmorgen vroeg in en heb tot zondagavond laat onafgebroken gelezen. Ik kon er niet in ophouden. Ja, natuurlijk, de lotgevallen van de Prime Minister zijn niet bijster interessant en het geplukhaar over het al dan niet aanschaff en van vier oorlogsbodems is bepaald saai. Ook de gebruikelijke subplot is saai. Maar natuurlijk redt de jongedame, in dit geval Emily Wharton, weer alles. Er zijn trouwens een paar opmerkelijke dingen in dit boek. Trollope beschrijft heel uitvoerig een spoorwegknooppunt met allerlei wissels. Eerst dacht ik: waar is dat nu goed voor, maar opeens begreep ik dat Trollope met die beschrijving langs een omweg de gecompliceerdheid van het karakter van Lopez aangeeft. Een gaaf stukje symboliek. Lopez pleegt zelfmoord op het station. Ik moet nu toch Anna Karenina weer eens gaan herlezen want deze zelfmoord en de zelfmoord van Anna Karenina lijken verdacht veel op elkaar. Wie zou wie geraadpleegd hebben? Kan het nu jammer genoeg niet nakijken want ik heb de vereiste naslagwerken niet tot m'n beschikking.
2 sept. Ik heb het nagekeken. The Prime Minister verscheen voor het eerst in acht maandelijkse afleveringen van november 1875 tot juni 1876. In vier delen werd het nogmaals uitgegeven in 1876. Tolstoi schreef Anna Karenina van 1873 tot 1876. Trollope kende geen Russisch en Anna Karenina verscheen pas na de voltooiing van The Prime Minister. Tolstoi kende wel Engels en, wat belangrijker is, had een mateloze bewondering voor Trollope. Hij moet The Prime Minister onmiddellijk na het verschijnen gelezen hebben. Ik heb nu de zelfmoord in Anna Karenina ook weer herlezen en de overeenkomsten zijn werkelijk verbluffend. Lopez neemt de omnibus naar het station, wandelt op het station, wordt gezien door een bewaker, rent langs het station maar laat een sneltrein voorbij gaan, en gooit zich vervolgens voor de volgende sneltrein. Anna Karenina wordt in een rijtuig naar het station toegebracht, loopt op het perron waar zij wordt opgemerkt door twee dienstmeisjes, door een conducteur en door een kleine jongen die haar, evenals de bewaker bij Trollope, geen ogenblik uit het oog verliest. Ze daalt een trap af aan het eind van het station, gooit zich voor de tweede wagon die langs komt omdat haar rode reistas haar bij de eerste wagon waar zij zich onder wil werpen, hindert. Op de reistas na is alles hetzelfde!
| |
| |
4 sept.
Soms kun je eenzaam wandelen op straat
en naar de lucht zien en de stille daken.
Het lijkt of je de wolken aan kunt raken
en even is het of je echt bestaat
en of er nooit een ogenblik zal komen
waarop je stiller zijn zult dan in slaap.
Maar op de daken strijken vogels neer
en om de hoek verschijnt een oude man.
1 nov. The Bell Jar van Sylvia Plath gelezen. Met uitzonderlijk talent en verrassend observatievermogen geschreven. Ze wordt wel vergeleken met Emily Dickinson. Dat vind ik vreemd. Het is duidelijk dat bij Sylvia Plath het ‘I find ecstasy in living’ van Emily Dickinson ontbreekt. Sylvia Plath had geen plezier in leven. Ze observeert niet alleen koel en onaangedaan, nee, ze is ook koel en onaangedaan. Dit boek is een van de meest vreugdeloze, trieste boeken die ik ooit onder ogen heb gehad. Je wordt er zelf depressief van, anders dan bijvoorbeeld van het werk van Van Oudshoorn waar je juist opgewekt van wordt. Typisch schrijven als vorm van rancune, dit werk. Bij dit enorme talent moet de wraak wel heel zoet zijn geweest, lijkt me.
14 dec. Gisteren een reünie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de school. Ik zou er nooit heen zijn gegaan als er niet een kleine kans was geweest om M.R. te ontmoeten. Ik arriveerde even voor half twee, ging in de hal naast het aquarium staan waar ze nu vogels in hielden, en bleef staren naar de binnenkomende mensen. Telkens werd ik begroet door mensen die ik nauwelijks herkendeik staarde alleen maar naar de ingang om haar te zien. Na een kwartier dacht ik moedeloos: ze komt niet meer. Ik liep naar de kelder van het gebouw, daar was ze ook niet. Ik keerde terug, zag dat er in de cantine ook mensen waren, opende de tochtdeuren en zag haar dadelijk staan bij een raam terwijl het toch erg vol was daar en zij ook erg was veranderd. Zeven jaar lang had ik haar niet gezien maar ik herkende haar niet alleen onmiddellijk doch wist haar ook ogenblikkelijk te vinden in een grote zaal vol mensen. Ik durfde niet goed meer naar haar te kijken, ik voelde me vreemd duizelig, liep maar wat rond en toen opeens kwam ze naar me toe en zei: ‘Jou wil ik ook even de hand drukken’.
Vreemd, het was allemaal zeven jaar geleden en toch leek er niets veranderd, toch wist ik dat ze in zeker opzicht de enige is en het altijd zal blijven en dat dat los staat van haar en mijn huwelijk, van haar kinderen, van haarzelf, van mijzelf, iets dat daar boven uitgaat en niet meer ongedaan gemaakt kan worden.
16 dec. Fantaseer urenlang over gesprekken die ik met M.R. zou kunnen voeren. Onder andere over de vraag: wie vind je de grootste componist. Mijn antwoord: dat kan ik niet zeggen. Misschien kan ik het zo formuleren: van Schubert houd ik het meeste, Bach bewonder ik het meeste en Mozart aanbid ik.
| |
1970
4 jan. Vorig jaar ruim honderdduizend bladzijden gelezen, waarvan twintigduizend van Trollope, meestal in de trein. Walpole zegt in zijn boek over Trollope dat we, als we de zes romans over Barsetshire gelezen hebben, wel alles weten over Barset maar niet veel wijzer geworden zijn over onszelf en ik heb de indruk dat Walpole dat oordeel ook best van toepassing vindt op de andere romans van Trollope. Nu, wat dan nog? Ik heb verbazingwekkend veel plezier beleefd aan de romans van Trollope en dat alleen al is voldoende reden om ze te lezen. Maar ben ik meer over mijzelf te weten gekomen? Zeker wel. Ik heb veel meer inzicht gekregen in datgene wat men een ‘zwakke persoonlijkheid’ noemt, in het ontbreken van durf, van bravoure. Van Trollope heb ik geleerd dat de zachtmoedigen het aardrijk niet beërven en de brutalen niet de halve wereld bezitten maar dat het erop aankomt ‘firm’ te zijn en een ‘will of your own’ te bezitten. Zachtmoedigheid kan alleen respect afdwingen als het niet, (net als bij een baard die een zwakke kin verbergt), een masker is voor lafheid. Van je af bijten kan soms domweg hard nodig zijn. Je weet dit alles natuurlijk allang maar bij Trollope wordt het zo overtuigend en doorlopend getoond dat zijn romans lessen zijn in het ballen van je vuist op het juiste moment.
16 maart. Van schilderkunst begrijp ik toch maar heel weinig. Alleen als ik schilderijen zie van Monet begint mijn hart iets sneller te kloppen. Wat zeg ik, schilderijen, nee, reproducties. De enkele schilderijen van Monet in The National Art Gallery maakten lang niet zoveel indruk op me als reproducties van diezelfde schilderijen in een boek over Monet dat ik
| |
| |
vandaag heb ingekeken. Dat bewijst, dunkt me, toch wel afdoende dat ik geen begrip heb voor schilderkunst.
En waarom vind ik het schilderij met al die klaprozen en die tweemaal twee figuurtjes van Monet nu het mooiste schilderij dat ik ken? Toch niet om de kwaliteiten van het doek waarover ik niet kan oordelen. Nee, het schilderij toont op een zo overtuigende manier een jeugdherinne- | |
| |
ring dat het mij daarom ontroert. Vroeger had je in Maassluis een weg die de dijk met een lager gelegen gedeelte van het land verbond zodat langs de weg een schuine helling was waarop altijd klaprozen groeiden. Het is net alsof Monet die weg heeft geschilderd. Alleen het huis in de verte hoort er niet maar daarom lijkt het schilderij net een droom van die weg waarin een klein loopje met de werkelijkheid is genomen. Omdat ik eenmaal met mijn moeder als kind tussen die klaprozen wandelde, is het net alsof die twee mensen rechtsonder op het schilderij, een vrouw en een kind, mijn moeder en mij voorstellen. Ik moet, toen het gebeurde, een jaar of drie zijn geweest. Waarom liepen we daar, mijn moeder en ik? Van alles wat ervoor en erna gebeurde heb ik alleen maar het idee dat het anders was dan alles wat ik later heb meegemaakt. Vergeefs probeer ik me te herinneren wat er gebeurde, het lijkt of dat heel belangrijk is, of ik, als ik het zou weten, plotseling veel raadsels zou kunnen oplossen. Want het allervreemdste is wel dat we door die klaprozen liepen terwijl ik mij van later herinner dat mijn moeder doodsbang was voor klaprozen. Toen ik vijf jaar oud was, heb ik daar op diezelfde schuine helling een reusachtige ruiker klaprozen geplukt. Trots stapte ik de kamer binnen van ons huis met die enorme bos rozen. Ik heb rozen voor je geplukt, zei ik. Bah, weg met die giftige bloemen, zei ze, stop ze onmiddellijk in de put, weg, weg. Ik heb de klaprozen één voor één in de put gestopt. Sindsdien heb ik het nooit meer kunnen opbrengen bloemen voor een meisje mee te brengen.
Maar waarom zouden we nu, terwijl ze zo'n hevige afkeer had van klaprozen, op die zonnige zondagmiddag tussen de klaprozen gelopen hebben? Wat kan er toen aan de hand zijn geweest? Het schilderij van Monet geeft ook geen antwoord en toch lijkt het alsof die twee figuurtjes linksboven, die nog aan de afdaling moeten beginnen, direkt bij de oplossing van het raadsel betrokken zijn.
7 juli. Wat is Het Krankzinnigengesticht van Machado de Assis een prachtig verhaal! Tot voor kort had ik nog nooit iets over deze schrijver gehoord. In het boek Against Interpretation van Susan Sontag (smakeloos intellectueel gezeur met pretenties) wordt Machado de Assis in één adem genoemd met Italo Svevo. Ik heb nu drie romans van hem gelezen en een in het Duits vertaalde selectie uit zijn verhalen (Meistererzählungen). Ik vind het bovengenoemde verhaal wel het beste wat ik van deze schrijver ken, maar ook de roman Dom Casmurro heeft veel indruk op me gemaakt. Tijd en landsaard van de schrijver in aanmerking genomen is het eenvoudig verbluffend hoe zakelijk, helder, scherp, ironisch en intelligent deze man schrijft. En wonderlijk dat het verhaal Het Krankzinnigengesticht zoveel lijkt op Ziekenzaal no. 6 van Tsjechow.
11 juli. Een gedicht van Douglas Dunn dat ik niet wil vergeten:
There is something joyful
With its network of small veins
Has changed to the underside of a leaf.
28 juli. Wives and Daughters van Elizabeth Gaskell heb ik gelezen als was het een roman van Trollope. Dat lukte heel goed. Soms merkte je desondanks dat niet Trollope maar een ander de pen had gevoerd. Er is wat minder dialoog, er zijn fijnzinniger natuurbeschrijvingen, het verteltempo ligt wat lager dan bij T. gebruikelijk is. Maar je kunt dit boek lezen als een uitermate gaaf specimen van Trollope's kunnen.
7 sept. Tijdens mijn vakantie in Zeeland heb ik Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil gelezen. Dat heeft me moeite gekost! Door mij ertoe te dwingen dagelijks 100 bladzijden te lezen is het me gelukt deze turf te doorworstelen. In dit boek staan natuurlijk schitterende dingen, voortreffelijke bladzijden maar het is voor mij te bespiegelend, te weinig levendig. De soms gemaakte vergelijking met Proust slaat nergens op. Bij Musil is te veel nadenken en te weinig leven aanwezig. In zijn uitgebalanceerd Duits staan prachtige filosofische verhandelingen maar levende mensen tref je echt niet aan in zijn boek. Kun je je Ulrich voorstellen? Nee. Diotema? Nee. Clarissa. Ja, enigszins. Haar man Walter? Nauwelijks. Agatha? Tamelijk goed. Hoe dan ook: je kunt je niet losmaken van de gedachte dat er eindeloos
| |
| |
aan dit proza geschaafd is. Ik hou zo van spontaniteit, impulsiviteit, gekke, grillige invallen. Nee, geen schrijver voor mij, Musil, al vond ik Die Verwirrungen des Zöglings Törless meesterlijk.
Als altijd tijdens een vakantie voornamelijk heimwee en angstgevoelens. Dit keer de angst als volgt uitgekristalliseerd. Het huisje waarin wij zaten lag in de kromming van een niet-verlichte weg. Bij de bocht minderden alle auto's vaart. Telkens als er een auto aankwam even de gedachte (als de auto vaart minderde): deze zal stoppen en er zullen misdadigers uitstappen die ons zullen overweldigen. Daarna opluchting na het verder rijden van de auto.
8 sept. Zo dicht bij huis en toch heimwee. Wat is dat toch voor een afschuwelijk gevoel? Toen ik voor het eerst van huis was, als kind van een jaar of acht bij mijn oma logeerde, stond ik elke avond voor het dakraam van haar huis op de Herenlaan in Maasland, kon dan het drie kilometer verderop liggende Maassluis zien liggen, en ging bijna kapot van verlangen naar huis. Daarna nooit meer van huis geweest tot in 1965. Toen met E.B. veertien dagen naar Engeland. Had niet gedacht dat heimwee zo erg kon zijn, een bijna lijfelijke pijn, iets dat je helemaal ondersteboven werpt. Veertien dagen lang's nachts met een verbijsterende intensiteit over Maassluis gedroomd, wandelde alsmaar over het zonnige marktplein en iedere keer stormden agenten het politie-bureau uit en namen mij gevangen en dan telkens het verrukkelijke gevoel: nu ben ik gevangen, nu hoef ik nooit meer weg uit Maassluis. Als ik dan wakker werd steeds weer die ontzettende dreun op je hoofd: je bent niet thuis, je bent in Engeland en het duurt nog wel zes, vijf, vier, drie, twee dagen voordat je naar huis mag. Duurt het nog twee dagen dan ga je de uren tellen. Het gekke is dat ik, zelfs als ik mensen alleen maar over met vakantie gaan hoor praten (en dat doen ze altijd op een toon alsof dat het leukste is wat er bestaat) al meteen het heimwee voel opkomen. Als je zelf, tegen je zin, met vakantie gaat, zeggen ze (vaak jaloers) tegen je: prettige vakantie. Dan heb ik altijd een heel sterke neiging om erop te slaan. Met vakantie gaan: het is echt de ergste straf die ze me kunnen aandoen.
9 sept. Het beroerde van heimwee is ook dat niemand je begrijpt. H. zegt altijd:
| |
| |
iedereen heeft van die gevoelens, het is helemaal niets bijzonders, je moet je er over heen zetten. Nou, als dat waar is zou ik wel eens willen weten waarom mensen dan zo graag van huis gaan. Ik weet heel zeker dat als H. niet zo graag weg wilde, ik nooit, nooit, nooit ook maar een dag zou weggaan. Nergens vind je, noch in de literatuur, noch in de muziek, heimwee op adequate wijze beschreven of getoonzet. Alleen in het tweede deel van de negende van Dvorak hoor je het plotseling. Je kunt er met niemand over praten, iedereen kijkt je aan en je ziet in de blik van de ander: die is niet goed wijs, die kan zomaar met vakantie en vindt het niet leuk. Niet leuk? Ik vind het afschuwelijk. Wat is er nu elders te zien waarvoor je op reis zou willen gaan. Gebouwen? Schilderijen? Gebouwen zijn helemaal nooit mooi en reproducties van schilderijen zijn doorgaans mooier dan de originelen. Nee, je zou alleen voor landschappen op reis kunnen gaan. Maar bossen zijn overal eender. Nou ja, ik weet dat ik op dit punt niet redelijk ben (of nog minder redelijk dan op andere punten) maar ik zou me zielsgelukkig voelen als ik nu, zolang ik leef, nooit meer op reis zou hoeven. In Rusland schijnen de inwoners hun land, soms zelfs hun district niet uit te mogen. Hoe zeldzaam benijdenswaardig!
14 sept. Dagboeken en brieven van Hebbel. Kostelijke lectuur. Hebbel heeft allerlei gekke, curieuze, idiote invallen. Vaak schrijft Hebbel over moorden. Soms zijn het waanzinnig gekke verhalen. B.v. over een man die zichzelf wil vergiftigen. Doet vergif in een glas wijn. Toevallig wil een vriend hem ook vergiftigen, doet vergif in hetzelfde glas wijn. Hebbel noemt dan de mogelijkheid dat het ene gif een tegengif is voor het andere. Verder vertelt Hebbel over een schandaal in Napels. Doodgravers zouden gestorven vrouwen hebben verkracht. Opmerking van Hebbel: stel dat er een schijndode vrouw bij is, zou ze ook nog zwanger kunnen worden.
Hebbel is geboren in 1813 evenals Kierkegaard, Verdi en Wagner. Vier mensen met een uitgesproken gevoel voor dramatiek. Vier totaal verschillende persoonlijkheden. Moet wel een goed jaar zijn geweest, dat 1813.
18 okt. Voor het eerst een paar dagen van huis zonder dat verschrikkelijke gevoel van heimwee. Misschien was het er wel maar kon ik het niet opmerken omdat er zulke krachtige tegenprikkels waren. Het congres werd in Bern gehouden. Wat een prachtige stad! Je kunt onbekommerd langs de oevers van de Aare wandelen en denken: hier zou ik nu wel willen wonen.
Maar nog veel indrukwekkender waren de bergen. Op een zondag zijn we naar Schynige Platte geweest. Bij de afdaling van de Oberberghorn ben ik in een schoorsteen omlaag gevallen. Ik kon me nog juist aan de rotsen vastgrijpen voor ik nog dieper omlaag stortte. Ik was zelf nauwelijks geschrokken, eerder opgelucht. Het was alsof ik altijd al geweten had dat zoiets onvermijdelijk een keer op reis zou moeten gebeuren, alsof dat al die angsten in het verleden en al dat heimwee verklaarde. De val bevestigde dat ik geen ongelijk had gehad, toch minder gek was dan al die anderen altijd hadden gezegd. Zij scholden mij voor idioot uit omdat ik reizen zo zeldzaam weerzinwekkend vind. Maar Ernst was erg geschrokken. Zijn anders zo diepbruin getinte, ronde Zwitserse hoofd was lijkbleek.
Later in bed wel bang. Het was alsof de schrik om de val vertraagd doorkwam, alsof het zo erg was dat het uitgesteld moest worden en met mondjesmaat moest worden toegediend. Ik lag te rillen en te zweten in bed, dommelde telkens even weg, droomde dan dadelijk dat ik omlaag viel, schrok weer wakker en voelde dat de koorts steeds krachtiger toesloeg. Gek dat je koorts kunt krijgen als je hevig geschrokken bent. Om drie uur 's nachts begon ik te ijlen. Ik wist wel dat ik het deed maar kon het toch niet voorkomen. Het was een vrij zacht geluid, iets als het huilen van een hond. Alles werd gerecapituleerd, niet alleen van die dag, maar van alle dagen op reis tot in het verste verleden toe. Het werd bij elkaar gevoegd, geconcentreerd tot een mateloze angst die me uit mijn slaap hield en me tegelijkertijd steeds deed wegzinken in een droom van eindeloos vallen. Ik kon er niets tegen uitrichten, niets mee aanvangen, moest het allemaal ondergaan totdat ik opeens, weer uit de hemel omlaag vallend, M.R. zag wandelen langs een heg. Ze liep zoals ze altijd wandelde op het plein van de school. Er ging een zo grote rust van uit dat ik me opeens ook veel rustiger voelde en ik zweefde daar boven haar zonder dat zij me zag. Ik zal het nooit vergeten.
20 okt. Bij Dickens natuurlijk toch veel heimwee maar niet zo indringend als in Bezwaarlijk verblijf van Van Oudshoorn. Ik geloof niet dat hij het woord gebruikt in dat geschrift maar dat is het.
|
|