Du Perron volgens methode
J.J. Peereboom
Ada Deprez, E. du Perron, 1899-1940, Zijn leven en zijn Werk; uitg. A. Manteau; licenciaatsstudie voor de universiteit van Gent.
Ik heb het boek over Du Perron van Ada Deprez gretig doorgelezen. Dat zegt op zichzelf niet veel over de kwaliteit ervan: een boek dat zo vol staat met biografische bijzonderheden en stukken uit zijn brieven, bekende en onbekende, had erg prullig gemaakt moeten zijn om voor mij onverslindbaar te worden. Mijn waardering ervan kan misschien het best zo uitgedrukt worden, dat de schrijfster aan de ene kant geen lelijke fouten lijkt te maken, en dat zij aan de andere kant een te klein risiko gelopen heeft van fouten maken. De voor de hand liggende vraag is dan of ik soms met de schrijfster van mening verschil over de geschiktheid van de wetenschappelijk-objektieve methode voor dit onderwerp, en er hoeft geen twijfel te bestaan of zo is het. ‘Bij voorkeur werd daarom de directe neerslag van Du Perron's belevenissen aan zijn brieven ontleend, in navolging van de Franse literair-historische methode, die ernaar streeft om in plaats van persoonlijke interpretaties en parafrases de onvervangbare waarde van de authentieke documenten te laten uitkomen’. Dat is inderdaad gedaan: ik heb het niet geteld, maar zou zeggen dat wel twee-derde van het boek door Du Perron zelf geschreven is - in navolging, zou iemand zonder de waarschuwing wel hebben kunnen denken, van de populaire Engelse biograaf Hesketh Pearson, die begrepen heeft dat een werk over een onderhoudende auteur bijna niet vervelend kan worden, en bovendien in de helft van de tijd klaar is, als het grotendeels uit citaten wordt samengesteld. Het is een goed middel, deze methode, om te illustreren wat een biograaf zelf te vertellen heeft, maar als basis voor iemand die ‘een duidelijk en waarheidsgetrouw beeld van Du Perron's leven’ wil geven, is zij volgens mij verkeerd gekozen.
Wij zouden hierover kunnen twisten tot wij erbij neervielen, en geen overeenstemming bereiken zolang het andere standpunt blijft dat wetenschap-is-wetenschap-is-nergens-iets-van-zeggen; maar ik dacht dat dit standpunt de laatste tijd juist een beetje overwonnen begon te worden, in de menswetenschappen. In ieder geval leidt het tot voorstellingen van zaken waaraan ik het predikaat objektief eigenlijk niet eens aan zou willen toekennen. Neem het geval van de brieven die Du Perron in 1937 uit Indië schreef aan Greshoff toen hij boos was over het opnemen van een stuk van J.J. Saks over Multatuli in Groot-Nederland, en in het algemeen omdat Saks in dat blad niet als het laagste van het laagste erkend werd. Ada Deprez citeert bijna twintig pagina's uit zijn brieven over die kwestie, zonder de antwoorden van Greshoff, want die zijn verbrand; daarna gaat zij door over iets anders. Wij weten dan hoe hij zulke brieven schreef, of tenminste, wetenschappelijk gesproken zonder parafrases, wij weten hoe hij deze brieven geschreven heeft; maar wat nu het aardige zou moeten zijn van een boek dat niet een uitgave van correspondentie is maar een biografie, was dat wij zagen hoe anderen daar op reageren: de heer Greshoff zelf (zijn brieven mogen verbrand zijn, maar hij is nog te spreken), andere vrienden van Du Perron die van de correspondentie hoorden (om precies te zijn: er is een regeltje van Roland Holst ingeslopen), en hoe ongelofelijk het moge klinken, ook de schrijfster.
Wat de reacties van de tijdgenoten betreft, het lijkt mij zo vanzelfsprekend dat die het ‘beeld’ zouden verduidelijken dat er niet verder over gesproken hoeft te worden. Wat die van de schrijfster betreft, is het mis-