Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] XII. Gedenckenis des lijdens Jesu Christi. Stem: Jesu mi quid in amoribus est? HOe mach oyt/ uyt ons gedachten doch gaen U bitter Lijden, en Doodt, die gegrondt moet staen t' Aller tijdt wel diep in ons gemoedt, Goeden Heer, ô Jesu! die ons meer, Dan wy vergelden mogen, gunste doet. Gy moet ons, tot een zegel-marck gedruckt Blijven gestadig in 't hert, en noyt uytgeruckt. Maer soo dickmael als gy u ons geeft Tot een spijs van alderhoogste prijs, Weet dat uw Doodt in ons gedachten leeft. [pagina 105] [p. 105] 't Was u Woordt, en u laetsten Testament Wel diep in onse ziel, en gemoedt geprent: Neemt en eet, dit is mijn Vleesch, en Bloedt, Doet dit al, dat ick u geven sal, En door dees spijs my in uw herten voedt. Laet ick noyt uyt uw gedachtenis gaen: Maer denckt altijdt wat ick voor u al heb gedaen. Als gy dese Offer-spijs ontfangt, Om mijn Doodt, mijn Kruys, en Pijnen groot My door geduerig' Offerhand' bedanckt. Jesu soet, die ons aen uw Tafel noodt, En daer gedachtenis houden wilt van uw Doodt; U oock mede-deelt geheel, end' al, Vleesch en Bloedt, uw Godtheyt, Ziel, en Goedt: U bitt're Doodt ick noyt vergeten sal. Vorige Volgende