| |
| |
| |
Nederlandse oude drukken (16de en 17de eeuw) in de
universiteitsbibliotheek van Wrocław Stefan Kiedron
De verzameling van oude drukken in de universiteitsbibliotheek van Wrocław vormt
voor de onderzoeker een moeilijk te overschatten rijkdom. Men vindt hier een
lange reeks incunabelen uit de vijftiende eeuw, alsook een zeer groot aantal
boeken uit de zestiende en zeventiende eeuw. Ze behandelen de meest
uiteenlopende onderwerpen, van theologie, filosofie, literatuur en kunst tot
anatomie en astrologie.
Bij het bekijken van de catalogus van deze verzameling wordt men gauw verrast
door de steeds weer in het oog springende neerlandica: boeken uit de
Nederlanden, over de Nederlanden of van Nederlandse auteurs, geschreven niet
alleen in het Latijn maar ook in het Nederlands, het Duits, het Frans, het
Engels en zelfs in het Italiaans. Het is moeilijk te zeggen hoe groot deze
verzameling van neerlandica is, want er bestaat geen aparte catalogus van die
boeken, maar het zijn er duizenden.
De huidige universiteitsbibliotheek is niet dezelfde als die van vóór de Tweede
Wereldoorlog. Deze werd tijdens de gevechten om de ‘Festung Breslau’ voor twee
derde vernietigd. De Poolse autoriteiten besloten in 1945 de rest te verenigen
met de voormalige ‘Stadtbibliothek Breslau’ (die in een redelijke toestand
verkeerde) en aan te vullen met provinciale bibliotheken uit verschillende
plaatsen van Neder-Silesië. Op die manier ontstond de huidige
universiteitsbibliotheek Wrocław (Kocowski 1955, p.8, 30). De kern van de
verzameling oude drukken is dus de Stadtbibliothek. Deze bestaat wederom uit
drie - in de tweede helft van de negentiende eeuw samengevoegde, maar voordien
aparte - deelbibliotheken. Een ervan was de St.-Elisabeth-bibliotheek, wiens
stichter de naam aan de hele Stadtbibliothek gaf: ‘die Rhedigersche
Stadtbibliothek Breslau’.
Bij Thomas Rhediger begint onze speurtocht naar het
antwoord op de vraag langs welke wegen de 16de en 17de-eeuwse neerlandica in
Wrocław belandde. Deze edelman, in 1540 in Breslau geboren, | |
| |
ondernam lange reizen in verband met zijn ‘peregrinatio academica’ en kwam
onder andere in 1562 naar Antwerpen en Leuven. Hij raakte bevriend met Carolus Clusius en met Gerhard
Falkenburg uit Nijmegen, met wie hij sinds 1571 in Keulen bleef
wonen. Hier ontmoette hij in 1573 of 1574 de beroemde Justus
Lipsius, die later zijn werk
Commentarius antiquarum lectionum
aan Rhediger opdroeg (Gerlo 1978, p. 143). Rhediger verzamelde al sinds
enige tijd boeken voor zijn bibliotheek en toen hij in 1576 aan een ziekte
bezweek, werd die bibliotheek met circa 300 handschriften en 6000 boeken
(waaronder vele uit de beroemde ‘officina Plantiniana’) krachtens zijn testament
overgebracht naar de familie in Breslau, die ze voor iedereen toegankelijk moest
maken. Dit gebeurde pas in 1645 (Markgraf 1888, p. 590; Biber 1931, 116sq;
Kocowski 1955, p. 31).
Maar niet alleen Rhediger was bemiddelaar tussen Breslau en de Nederlanden. Er
was bij voorbeeld de Hongaar Andreas Dudith (1553-1589), die lange jaren in
Breslau woonde en de vriendschap van Ortelius, Dousa en Lipsius genoot
(Nauwelaerts 1983, p. 75 sq).
In de laatste jaren van de zestiende eeuw verschenen aan de in 1575 gestichte
Leidse universiteit de eerste studenten uit Silesië. Het aantal Silersiërs dat
deze universiteit voor hun studie koos, groeide elk jaar. Vooral in 1618-1648
(de Dertigjarige Oorlog in Duitsland) werd Leiden het aantrekkingspunt voor hen.
Daar waren enkele redenen voor: géén eigen universiteit, de protestantse
godsdienst, en de Nederlandse ‘Gouden Eeuw’ met een grote economische en
culturele bloei en zonder oorlogen. Maar ook later gingen tientallen Silesiërs
naar de Nederlanden. ‘Durch das Studium der Schlesier in Leiden war in Schlesien
Holland näher, die holländische Dichtung bekannter als anderswo (...)’
(Schneppen 1960, p. 38). In het Leidse ‘Album Studiosorum...’
ontmoeten we ca. 600 Silesische namen tot het einde van de zeventiende eeuw
(Fasel Kampen 1961, 331 sq); hele families studeerden hier. Albert von Sebisch
(1610-1688) ging in 1630 naar Parijs, waar hij Grotius ontmoette, en dan naar Leiden; vóór hem studeerde een Henricus
Sebisch in Leiden (in 1615), later een Johannes Georgius à Sebysch (1635). Een
late nakomeling van Rhediger, Gulielmus Sigismundus a Redinger, studeerde in
Leiden in 1684. De neef van Martin Opitz, Caspar Kirchner, en diens vriend,
Andreas Gryphius, waren hier ook (respectievelijk
in 1617 en 1638). Ook iemand van de familie Milich uit Görlitz, Joannes
Milichius, studeerde aan de Leidse universiteit (1639).
Het noemen van namen heeft hier zin; Thomas Rhediger, Albert von Sebisch, Caspar
Kirchner, Christian Gryphius (zoon van Andreas), Heinrich Milich - ze waren de
bezitters van vele Nederlandse boeken, waarvan hun eigenhandige onderschriften
en notities in die boeken getuigen. Maar er waren ook nog anderen: Hieronymus | |
| |
Eyben, die in 1623 in Leiden
was; Jan van Duisberg, de uitgever van de
Psalmen Davids
(Amsterdam, 1701); Gottlob Kranz, sinds 1700 bibliothecaris van de
Rhediger-bibliotheek...
De Nederlandse boeken werden dus in de Nederlanden gekocht of cadeau gekregen en
naar Silesië gebracht. De Nederlandse invloeden werden daardoor nog versterkt en
dat op de meest uiteenlopende gebieden.
Nu moet de vraag naar de inhoud van die boeken gesteld worden. Zoals gezegd: er
is van alles. Het feit dat er tot diep in de achttiende eeuw Nederlandstalige
boeken naar Silesië kwamen, bewijst dat die taal in hogere kringen niet onbekend
was. Daarenboven zijn er nog vele vertalingen van het Nederlands in het Duits
(en andere talen), wat ons niet verwonderen mag, als men alleen al aan de twee
grote bemiddelaars Opitz en Gryphius denkt.
Maar we beginnen niet met de letterkunde. Allereerst moet het oudste Nederlandse
boek in de Wrocławse universiteitsbibliotheek genoemd worden: de
Opera
van Thomas a Kempis, gedrukt in Utrecht
omstreeks 1473 (cfr. Kocowski 1959, p. 129). Van het begin van de zestiende eeuw
zijn er de werken van Erasmus (bij voorbeeld
Moriae encomium
, Strassbourg, 1511), die eigenlijk een natie apart is - van zijn hand
is hier bijna alles.
Er is een groot aantal theologische geschriften en dat van verschillende
strekkingen. Er zijn werken van Arminius en boeken
tegen Gomarus (met het motto: ‘Attendite a phalsis
prophetis’), maar ook van Gomarus (bij voorbeeld
Opera Theologica Omnia
, Amsterdam, 1664); een Nederlandstalige
Historie der reformatie
van Geeraert Brandt; en aan de andere kant
de
Defensio fidei Catholicae
van Grotius; honderden exemplaren van
filosofische en godsdienstige werken van Lipsius,
onder andere
De una religione
, die tegen Coornhert gericht was (Coornhert
zelf is niet te vinden); zeer vele boeken van Antonius
Thysius, die tijdens de Dordtse Synode actief was.
Theologie en wijsbegeerte waren in die tijd nauw met elkaar verbonden en zo
kunnen we hier opnieuw Lipsius noemen, wiens
De Constantia
in achttien Lantijnstalige exemplaren en nog twee Duitstalige te vinden
is, en zijn
Politicorum libri sex
in 24 exemplaren, daaronder twee Frans- en twee Italiaanstalige.
Talrijk zijn ook de (Duitstalige) exemplaren van De
Bijenkorf... van Marnix. Baruch Spinoza wordt hier op grond van zijn
woonplaats genoemd; naast Latijnse en Duitse zijn er ook Nederlandstalige werken
van hem in de besproken verzameling. Een wat minder bekende Nederlander, Adrian Heereboord, wordt hier ook door zijn Philosophia... (Leiden 1654) vertegenwoordigd.
| |
| |
Van de geschiedschrijvers zijn er P.C. Hooft met zijn
Nederlandse Historiën in het kort
, Pontus Heuterus met zijn
Rerum Belgicarum...
en Emanuel Meteranus, wiens Duitstalige Niederlandische
Krieghandel... in verschillende uitgaven als een soort barokke
encyclopedie opgevat kan worden. Daarnaast zijn er twee zestiende-eeuwse
geleerden van wat kleiner formaat: Jacobus
Marchantius met zijn
De rebus gestis a Flandriae
van 1557 en Laevinus Torrentius met zijn
De bello turcico
van 1574, en een zeventiende-eeuwse: Aubertus
Miraeus, wiens
Rerum Belgicarum Chronicon
van 1636 in enkele exemplaren bestaat; zijn
De Bello Bohemico
(Keulen 1622) was het eigendom van de Societas Jesu, zoals uit een
handgeschreven notitie in dat boek blijkt. Tenslotte zijn er onder vele andere
ook geschiedkunige boeken van Joannes Gerhardus
Vossius.
Net zoals theologische en filosofische werken zijn ook geschiedkundige,
aardrijkskundige en zelfs taalkundige boeken moeilijk van elkaar te scheiden.
Het is misschien beter te spreken van de polyhistoren, zoals Joannes Goropius Becanus, die in zijn werken (de
Opera
van 1580 kunnen we in Wrocław vinden) over het begin van de wereld, de
eerste taal van de mensheid en verschillende werelddelen schreef. In deze reeks
treden in onze verzameling Augerius Busbequius met
zijn
Epistolae turcicae
, Johannes de Laet - met zijn
Novus Orbis sive descriptio Indiae Occidentalis
van 1633, maar ook de Nederlandstalige Historie
ofte Iaerlijck Verhael van de Verrichtinghen der Geoctroyeerde
West-Indische Compagnie... van 1644, Paulus Merula met de
Cosmographia
van 1605, Gerhard Mercator met zijn
Chronologia
van 1569 en Abraham Ortelius en zijn
Thesaurus Geographicus
van 1597. Daarnaast hebben we Jan van
Linschotens beschrijving van de
India Orientalis
(ook enkele Duitstalige exemplaren), Johan
Nieuhofs beschrijving van een
Ghezantschap in China
van 1665 en Wilhelm Piso's werk
De Indiae utriusque re naturali et medica
van 1658. Tenslotte bevindt zich tussen al die boeken een
Korte Besgryving van Lugdunum Batavorum, Nu Leyden
van Simon de Leeuw uit het jaar 1672.
Nu gaan we over tot de taalkundige boeken, waarvan in de universiteitsbibliotheek
Wrocław ook een lange reeks staat. Weer zou hier Goropius
Becanus genoemd moeten worden, voorts zijn er werken van de Leidse
arabist Thomas Erpenius, de
Nomenclator
uit 1567 van Hadrianus Junius, de
Observationes in Willerami
van Franciscus Junius F.F. uit 1655, Abraham Mylius'
Lingua Belgica
van 1612,
Lingua Getarum
van Bonaventura Vulcanius uit 1597 en de
historiosofische geschriften van Adrianus Scriekkius.
Enkele uitgaven van Jan Murmelius'
Dictionarium Trium Linguarum
, die in het Poolse Krakau verschenen, zijn hier ook te vinden, naast
Frans-Duitse en Duits-Italiaanse woordenboeken van de | |
| |
mathematicus
Laevinus Hulsius. De belangstelling voor het
Nederlands is in Silesië ook in de achttiende eeuw niet verdwenen, waarvan de
Spraakkunst
van Arnold Moonen uit 1706 en het
Vaderlandsch Woordenboek
van Jacobus Kok uit 1785 getuigen.
Over de letterkundige werken in de besproken verzameling bestaat al een artikel
in het Pools (cfr. Nowak 1977); daar zijn de meeste dichters en schrijvers
genoemd en beschreven: Bredero, Cats, Crul, Van
Haagt, D. Heinsius, Hooft, Huygens, Oudaan, Revius, Vander
Noot, Vondel en Westerbaen. Maar in dezelfde reeks worden ook Marnix, Grotius, Lipsius en Vossius genoemd - waarom
eigenlijk? - en er ontbreken enkele namen, zoals die van de zoon van Daniel Heinsius, Nicolaas, en van Hendrik Laurensz. Spiegel (wel is de uitgave van zijn
Hertspiegel
tamelijk laat, van 1694). Bovendien kunnen nog enkele Latijnse dichters
uit de Nederlanden genoemd worden: Janus Lernutius en
zijn
Carmina
van 1579, Petrus Scriverius en Janus Secundus.
De rechten worden hier door Grotius vertegenwoordigd - zijn De iure... bestaat hier in talrijke exemplaren, ook
in het Duits en Frans - en naast hem door Ulrich
Huber (
Compendium Juris
), en Jan Voet. Verder zijn er twee
exemplaren van de
Saken van staet en oorlogh
van Lieuwe van Aitzema uit 1669.
Wiskundige werken zijn ook niet zeldzaam in onze verzameling. Naast de al eerder
genoemde Hulsius (hier kunnen bij voorbeeld zijn Duitstalige Mathematische Instrumenten in verschillende uitgaven genoemd worden)
vinden we hier de naam van de zestiende-eeuwse Jacobus de
Meyer (
Comentarii Arithmetica
van 1561), de laat-zeventiende-eeuwse Bernhard
Nieuwentiit (
Analysis Infinitorum
van 1695), van de beroemde Simon Stevin (bij
voorbeeld zijn
Wisconstighe Ghedachtenissen
in het Nederlands, Frans, Duits en Latijn) en de minder beroemde C.J. Vooght (
Tafelen sinuum, tangentium et secantium
van 1685). Er zijn ook werken van enkele sterrenkundigen: Frisius Gemma, Christiaan
Huygens of Willebrand Snellius (van deze
laatste de
Descriptio cometae
van 1619). Er is ook iets over mechanica of - om nauwkeuriger te zijn -
over de brandweer: de
Beschrijving van slang-brand-spuiten en brandblussen
van Jan van der Heide uit 1690. Uit het
krijgswezen ten slotte zijn er bij voorbeeld van Godeschalcus Stewechius
De re militari
van 1585 of van Stevin de
Nieuwe maniere van stercte-bouw door spil-sluysen
van 1617.
Een lange reeks werken behandelt de geneeskunde. De auteurs van die boeken zijn
onder andere Johan van Beverwyck, Peter Forestus, Vopiscus Plempius en
Hendrick van Roonhuize; er zijn verschillende
uitgaven van één titel in verschillende talen - van | |
| |
de
laatstgenoemde bij voorbeeld hebben we de
Genees- en Heel-konstige aanmerkingen
van 1672 en van diezelfde titel een Duitse vertaling van twee jaar
later. Twee grote namen in de medische wetenschappen: Nicolaas Tulp en Andreas Vesalius, worden
eveneens door talrijke van hun boeken vertegenwoordigd. Maar men vindt hier ook
voorbeelden van invloeden op de Nederlanden uit andere landen, wat blijkt uit
een titel als
Eenige philosophische en medicinale tractaatjes... uyt het
Engels vertaald door J. vande Velde
, uit het jaar 1688.
Dicht bij de geneeskunde - en toen vaak als geneeskunde opgevat - treedt de
natuurkunde op. Ook deze wetenschap is rijk vertegenwoordigd tussen de
neerlandica in Wrocław, met onder andere namen als Rembert
Dodonaeus, Anton Leeuwenhoek of de al
eerder genoemde Wilhelm Piso (
De aromatum
van 1656). Van Jan Swammerdam zijn er twee
exemplaren van
De respiratione
uit het jaar 1667. En van Goosen van
Vreeswyks hand is
Het cabinet van mineralen
uit 1670.
Ten slotte moeten nog de eerste bibliografieën uit de Nederlanden in de
bibliotheek van Wrocław genoemd worden. Dit zijn de twee uitgaven van Valerius Andreas'
Bibliotheca Belgica
(van 1623 en 1643) en de verschillende Catalogi van
boeken... uit de bezittingen die door Boudewyn van der Aa opgesomd werden.
Hiermee eindigt deze korte schets over de neerlandica in de verzameling van oude
drukken in de universiteitsbibliotheek van Wrocław. De namen van geleerden en de
titels van hun werken werden hier slechts exemplarisch vermeld. Daarbij werd de
besproken periode beperkt tot de zestiende en zeventiende eeuw, maar ook uit de
vijftiende en achttiende eeuw veel neerlandica te vinden zijn. Bovendien kwam de
handschriftenverzameling niet ter sprake, terwijl hierin ook vele Nederlandse
namen voorkomen - bij voorbeeld in de verschillende alba amicorum of brieven
(zie hierover: Banet & Szyrocki 1981; Bialek & Jong 1985; Bialek
& Mrozowicz 1987). Uit dit alles blijkt dat de universiteitsbibliotheek
Wrocław over een buitengewoon rijke verzameling neerlandica beschikt.
| |
| |
| |
Bibliografie
| BANET I. & M. SZYROCKI. ‘Die Stammbücher der
Universitätsbibliothek Wrocław des 16. bis 18. Jahrhunderts’, in: Stammbücher als kulturhistorische Quellen,
Wolfenbütteler Forschungen, Bd. 11, München 1981, p. 65-71 |
| |
| BIALEK E. & F. JONG. ‘Neerlandica in den
Handschriftenbeständen der Universitätsbibliohtek Wrocław’, in: Neerlandica Wratislaviensia II, Wrocław 1985, p.
417-424 |
| |
| BIALEK E. & W. MROZOWICZ. ‘Die Bildungsreisen der Schlesier in
die Niederlande im Spiegel der Stammbucheintragen (Ein Beitrag zur
Erforschung der schlesisch-niederländischen Kulturbeziehungen im 17.
Jahrhundert)’, in: Neerlandica Wratislaviensia III,
Wrocław 1987, p. 199-218 |
| |
| BIALEK E. & W. MROZOWICZ. ‘Die Stammbucheinträge des Daniel
Heinsius in der Albensammlung der Universitätsbibliothek Wrocław’, in:
Neerlandica Wratislaviensia III, Wrocław 1987, p.
219-228 |
| |
| BIBER, A. ‘Thomas Rediger’, in: F. Andreae, E. Graber, M. Hippe
(Hrsg.), Schlesier des 16. bis 19. Jahrhunderts;
Schlesische Lebensbilder, Bd. 4, Breslau 1931, p. 116-125 |
| |
| FASEL KAMPEN, W.A. ‘Die Schlesier an der Universität Leiden im 17.
Jahrhundert’, in: Jahrbuch der Schlesischen
Friedrich-Wilhelm-Universität zu Breslau, z.p. 1961, p. 331-350 |
| |
| GERLO, A., M.A. NAUWELAERTS & H.D.L. VERVLIET. Ivsti Lipsii Epistolae, Pars I (1564-1583), Brussel 1978 |
| |
| KOCOWSKI, b. Historyczne podstawy organizacji zbioru
starych druków w Bibliotece Uniwersyteckiej we Wrocławiu,
Wrocław 1955 |
| |
| KOCOWSKI, B. Katalog inkunabulow Biblioteki
Uniwersyteckiej we Wrocławiu, cz. 1, Wrocław 1959 |
| |
| MARKGRAF. ‘Thomas Rehdiger’, in: Allgemeine Deutsche
Biographie, Bd 27. Leipzig 1888, p. 588-590 |
| |
| NAUWELAERTS, M.A. Ivsti Lipsii Epistolae, Pars II
(1584-1587), Brussel 1983 |
| |
| |
| NOWAK, I. ‘Literatura niderlandzka XVI i XVII w. w zbiorach Biblioteki
Uniwersyteckiej we Wrocławiu’ in: Germanica
Wratislaviensia XXX, 1977, p. 133-143 |
| |
| SCHNEPPEN, H. Niederländische Universitäten und deutsches
Geistesleben, Münster 1960 |
|
|