Colloquium Neerlandicum 2 (1964)
(1966)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het tweede colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 94]
| |
Nederlandse literatuur in het EngelsGa naar voetnoot*
| |
[pagina 95]
| |
landse letterkunde vertaald. Maar in de Engelse taal is het totaal anders. Wanneer men bijvoorbeeld over de oudere letterkunde spreekt, bestaat er bijna niets. Het is waar, dat de legende van Beatrijs is vertaald, misschien Lanceloet ook, en ja, er is een Koningin Wilhelmina professor geweest en wel de eerste, die een stuk, Lucifer, meen ik, van Vondel vertaald heeft.Ga naar voetnoot* Maar men zal bijna niets van andere auteurs in het Engels kunnen vinden. Natuurlijk is er geen sprake van vertalingen van wetenschappelijke boeken of van anthologieën. Wel is er een anthologie van Barnouw uitgegeven, maar die bevat uitsluitend moderne letterkundeGa naar voetnoot**; daarover zal ik straks nog spreken. Maar van de oudere letterkunde is er heel weinig. En het is dus de letterkunde tot in de 19e eeuw, die in het Engels niet bestaat. Maar ook ten aanzien van de moderne letterkunde blijft nog veel te wensen over. Ik zal proberen te verklaren wat daarvan de reden is. Ten eerste is, zoals wij allen weten - wij hebben het al vaak genoeg gezegd - de Nederlandse taal geen wereldtaal. De Amerikaanse uitgevers zijn, zoals uitgevers overal op de wereld, zakenlieden. De uitgeverij is een zaak en de uitgevers willen natuurlijk geld verdienen. Neemt U het mij niet kwalijk dat ik het zo onomwonden zeg, maar het is een feit. In de twintiger jaren bijvoorbeeld is er in de Verenigde Staten een uitgever geweest die enkele boeken, enkele Nederlandse romans, heeft uitgegeven. Ik zal er straks nog nader op terugkomen. Maar de gemiddelde Amerikaanse uitgevers, en ik spreek nu alleen over de grotere uitgevers, kennen eigenlijk geen Nederlandse boeken; ze kennen geen Nederlandse schrijvers; ze weten er niets van. Ze zouden er graag iets van willen weten, maar dat is geen eenvoudige zaak. De uitgever kiest bijna nooit zijn eigen boeken, hij heeft daarvoor zijn adviseurs. Die adviseurs kunnen Duits of Frans of Spaans, enkele misschien ook Italiaans lezen, maar nooit Nederlands. Dat is een grote moeilijkheid, omdat de uitgever zich door een vertrouwensman laat leiden. Hij is heel sceptisch, men kan niet zeggen ‘Dat is een uitstekend boek, dat moet U laten vertalen, uitgever’, want dan zal hij antwoorden: ‘Dat moet mijn adviseur eerst zeggen’ en die adviseur kent natuurlijk geen Nederlands. Zo vraagt de uitgever altijd eerst: ‘Is er een Duitse of een Franse vertaling van dit boek te krijgen?’. | |
[pagina 96]
| |
Nu, dat kan wel het geval zijn, maar dat beperkt de keuze van de boeken die door de adviseur kunnen worden beoordeeld. Men moet eerst nagaan welk boek al bestaat in het Duits of het Frans en natuurlijk moet men nooit vragen of dat ook een goede vertaling is, omdat men dan de keuze verder zou beperken en dan is er bijna geen kans de adviseur een boek te geven dat hij gemakkelijk lezen kan. Nu is er ook een andere methode en dat is het boek in een kleine Engelse ‘trace’ te laten opsommen en enkele bladzijden of misschien een hoofdstuk of drie te vertalen en die aan de uitgever te geven. Dat heb ik wel eens gedaan en dat is een heel interessante ervaring. Wanneer men tijd heeft, kan men zich zo maandenlang, jarenlang amuseren. Maar ja, de uitgever leest dan de ‘trace’, die zal hem misschien wel interesseren. Hij leest dan ook de vertaling en antwoordt dan in de trant van: ‘Ja, de vertaling is heel goed, maar ik zou graag het hele boek willen lezen’. Nu, geen vertaler is dan bereid het hele boek op eigen risico te vertalen met de kans dat de uitgever zal zeggen: ‘Ja, het is interessant, maar niet zo interessant als ik gedacht had; ik dank U voor Uw werk, maar ja, misschien een andere keer’. Of wel, hij kan de vertaling heel goed vinden en dan zeggen - en ik heb het met een boek ervaren - dat is een goed voorbeeld, ik zal de naam maar noemen, niet de naam van de uitgever, ik heb het met het Klaaglied om Agnes van Marnix Gijsen geprobeerd en ik ken die uitgever persoonlijk en daarom heeft hij van mij de ‘trace’ en de vertaling aangenomen. Hij heeft me gezegd: ‘Ja, dat is interessant, maar ik vind het voor ons lezerspubliek te treurig’. Nu, ik vind niet dat, zoals een beroemde filmproducent gezegd heeft: ‘America is a happy ending nation’, dat geloof ik niet, men kan de hedendaagse Amerikaanse literatuur niet lezen en dat geloven, maar dat zijn enkele van de problemen. Dan is er nog een vierde manier en dat is, met een agentschap te werken, dat is een bemiddelaar, iemand die zijn kosten goedmaakt door rechten te doen gelden op een percentage van het honorarium van de auteur. Dat is ook een soort van vertrouwensman, omdat goede agenten goede verbindingen met de uitgevers hebben. Maar dat is ook duur en die mensen hebben geen kennis van de Nederlandse taal of de Nederlandse letterkunde. Nu, hoe verschijnen dan boeken in Engelse vertaling - er zijn er toch enkele? Dat hangt eigenlijk samen met wat ik de publiciteit van de culturele betrekkingen zou willen noemen. Dat is iets moderns. Het bestaat ook hier in Europa, maar des te meer in Amerika, waar veel grote bedrijven zijn. En nu moet ik wel zeggen dat, wanneer men het Amerikaanse lezerspubliek voor de Nederlandse letterkunde zou kunnen interesseren, dat toch van veel belang zou zijn, aangezien dit zeer talrijk is. Er zijn vertalingen verschenen, ik noem maar één voorbeeld, Ciske de | |
[pagina 97]
| |
Rat, een mooi boek, al is het niet het grootste zou ik zeggen in de Nederlandse letterkunde. Maar hoe is dat dan gebeurd? Er is een film van het boek Ciske de Rat gemaakt. Die film heeft een prijs op een filmfestival in Venetië behaald. Dat wordt dan plotseling iets waarvoor en waarvan men reclame kan maken. Dat wordt dan internationaal en plotseling verschijnt hetzelfde scenario, in verkorte vorm natuurlijk, of misschien was het een nieuw scenario, maar hetzelfde stuk verschijnt op de televisieschermen overal in de Verenigde Staten. Ik heb het zelf gezien, het was een heel aardige opvoering met natuurlijk een Engelse tekst. Nu, dan ziet iemand van een uitgeverij die opvoering en hij gaat aan het speuren. Wat is dat: Ciske de Rat? Wie heeft dat geschreven? Als ik dat eens in het Engels zou uitgeven? Dat is dan gebeurd. Nu, dat lijkt misschien komiek. Men vertelt altijd dat mopje van Samuel Goldman die, toen hij Tale of Two Cities gezien had, gezegd zou hebben: ‘Wie is dat, Dickens, zoek dat eens op, ik moet een boek van hem hebben’. Nu, dat is natuurlijk één van die mopjes, die hijzelf graag vertelt en door de hele wereld laat gaan, maar ik vertel dat even om U te laten zien wat voor een publiciteitsreclameapparaat er op de wereld bestaat. Krijgt een film over een boek vandaag een prijs in Duitsland, dan wordt het morgen in het Engels in de Verenigde Staten al besproken en ten slotte komt er een vertaling van het boek. Dat is geen verstandige werkwijze, dat geef ik toe, maar men moet haar toch kennen om te weten hoe men te werk moet gaan. En daarom moet ik nog enkele andere dingen bespreken. We hebben op het ogenblik een heel nieuwe reeks van boeken in het Engels, dat is de Bibliotheca Neerlandica, die heel aardig is. Maar hoe heeft men deze boeken gekozen, dat weet ik eigenlijk niet, en wat staat er op de lijst? Nu is Van oude Mensen, de dingen die voorbijgaan van Couperus in deze serie verschenen. Ik ben benieuwd hoeveel van deze boeken verkocht zullen worden. U kunt daar, in de tentoonstelling hiernaast, zien hoe weinig er in de twintiger jaren, toen er al een vertaling van is geweest van een commerciële uitgever, van verkocht zijn. Wanneer ik mij niet vergis, kwam de opbrengst van deze uitgave in het Engels op elf dollar; daarvan zou men ook in de twintiger jaren in New York geen halve week hebben kunnen leven. Maar nu vraag ik mij toch af waarom men niet Majesteit, waarvan 1100 exemplaren verkocht zijn, heeft gekozen. Dat weet ik niet. De vraag is nu, wanneer men een bepaald boek zou kunnen uitgeven, hoeveel exemplaren er dan van verkocht kunnen worden. Dat is voor een zakenman toch de belangrijkste kwestie. In de twintiger jaren had men, door een duizend exemplaren van een boek te verkopen, zijn kosten eruit. Men zou dan graag van dezelfde auteur nog een boek willen uitgeven. Dat is ook belangrijk. Wanneer een auteur enkele boeken heeft | |
[pagina 98]
| |
geschreven en men geeft er één uit dat succes heeft, dan zou men er graag nog een willen uitgeven. Dit hoort ook bij de zakenman en zijn winstberekening. Maar nu, en zo is het al enkele jaren, moet men 10.000 exemplaren verkopen om het zogenoemde ‘break even point’ te bereiken. Dat is natuurlijk niet alleen voor de Nederlandse auteur van belang, dat is ook voor de Amerikaanse auteur een probleem, voor de dichter bijvoorbeeld, omdat men niet mag verwachten dat men 10.000 exemplaren van een gedichtenbundel zal kunnen verkopen. Een groot probleem en dat is het toch ten slotte ook voor een auteur die zijn werken in het Engels laat vertalen. Daarmee verbonden is de kwestie hóe die boeken verkocht worden. Dat is ook een heel gedoe. Ik geloof wel dat de uitgevers overal dezelfde problemen hebben, maar een grote uitgever in de Verenigde Staten bijvoorbeeld geeft veel geld voor reclame uit. Voor een goed boek, d.w.z. een boek dat hij goed vindt, en een beroemd auteur, maakt hij veel propaganda, niet alleen door cocktailparties en soortgelijke openbare manifestaties, maar ook door advertenties in kranten te plaatsen. Dat kost geld, dat weet de uitgever, maar hij hoopt nog iets van zijn geld terug te krijgen en voor een goed boek, voor iets dat hij meent goed te zijn, is hij bereid veel te doen. Dan worden er sowieso veel exemplaren verkocht. Maar een kleine uitgever kan dat niet; hij brengt het boek in boekvorm; dan heeft hij zijn plicht gedaan, meent hij. Van propaganda maken kan geen sprake zijn. Ja, misschien plaatst hij eens een advertentie in één krant en daarmee is de zaak afgelopen. Nu, dan is het hopeloos. Dat boek zal dadelijk verdwijnen. Ik moet al deze dingen zeggen omdat Nederlanders dat misschien niet weten. Ook lang niet alle Amerikanen weten dat. Maar het heeft met de hele kwestie van Nederlandse literatuur in Engelse vertaling te maken. Dat is dan ook de moeilijkheid van de zogenaamde universitaire persen. Die maken ook geen reclame; die publiceren voornamelijk wetenschappelijke boeken; zij willen geen romans uitgeven, slechts incidenteel bij hoge uitzondering. Alleen de zwakkere universitaire persen geven zo nu en dan ‘belles lettres’ uit. Ze geven liever een wetenschappelijk boek uit omdat ze het gevoel hebben: ‘belles lettres’, dat is voor de commerciële uitgevers. En misschien kunt U nu begrijpen dat de commerciële uitgever zegt: een Nederlands boek, dat is iets voor de universitaire pers, daarmee kan ik niets beginnen. Nu, wat is dan de oplossing, want het is toch niet hopeloos? Er bestaat al een stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk, die veel vertalingen maakt en ik weet wel dat Mijnheer Oversteegen zijn uiterste best doet om vertalingen te laten verschijnen. Ik weet ook dat de heer Jonckheere, die nu aanwezig is, zijn best doet voor de Zuidnederlandse letterkunde. Maar ik vind wel, dat men een beetje meer begrip moet | |
[pagina 99]
| |
tonen voor de werkwijze van de Amerikaanse uitgeverij. Men moet proberen die vertalingen, ook wanneer men dan de kosten van een hele vertaling voor zijn eigen rekening moet nemen, in handen te geven van grote, belangrijke uitgevers. Ik zeg dat niet omdat ze groot en belangrijk zijn, neen, maar omdat ze grote bedrijven bezitten en misschien bereid zullen zijn veel propaganda voor een Nederlands boek te maken. Dodd, Mead & Co, dat is de uitgever van Couperus geweest, heeft in de twintiger jaren een hele reeks romans uitgegeven. Die kunt U daar op de tentoonstelling in een lijst vinden en ook wat Couperus er aan verdiend heeft. Dat was wel niet heel veel, maar met Majesteit is het toch gegaan. Maar dan is het ook niet helemaal hopeloos, wanneer men zo verstandig is de problemen van deze uitgavekwestie te verstaan; ik heb het zelf met vertalingen geprobeerd. Ik heb een heel dikke map met correspondentie thuis. Die zou ik graag tonen aan iedereen die er belangstelling voor heeft en het is merkwaardig te zien, hoe het ten slotte heel duidelijk wordt wat men moet doen. Ten eerste, voor gedichten is het onmogelijk. Wie is de dichter en wie zal hem vertalen? En het is overal moeilijk gedichten uit te geven, dat weet elke dichter helaas. Ten tweede, geen toneelstukken, die gaan gemakkelijker eerst op het toneel, daarna zou je de tekst kunnen laten uitgeven. Het is beter met romans te beginnen en vooral met romans van auteurs die niet maar één roman hebben geschreven maar verschillende. Nu, dan zijn de klassieke en de grote auteurs toch van groot belang nietwaar? Maar het moeilijkste is er een goede vertaling van te krijgen. Er zijn ook slechte vertalingen verschenen en die doen natuurlijk geen goed. En dan moet men zorgen dat de boeken, waarvoor reclame gemaakt wordt, niet alleen naar de bureaus van de kranten gaan, maar dat ze ook in de handen van de critici terecht komen en dat ze er recensies over schrijven. Een recensie in de door-de-weekse nummers van de New York Times kan een boek maken of breken. Wanneer men een boek in de New York Times gedurende de week recenseert, dan is het gunstig. Maar dat gebeurt heel weinig, omdat er daarvoor te veel boeken worden uitgegeven. Maar juist als het om een Nederlands boek gaat, is het misschien gemakkelijker een recensie daarover opgenomen te krijgen omdat de goede wil er is. De Amerikanen hebben wèl belangstelling voor Nederlandse boeken en elke uitgever zal toch zeggen - en hij meent het wel, hij is wel vol goede wil: - ‘Ja, ik zou wel eens een Nederlands boek willen uitgeven, maar welk boek?’ En dat is nu het laatste probleem dat ik zal bespreken, ik heb al te lang gesproken geloof ik. Welk boek zal men uitgeven? Dat heb ik mijzelf afgevraagd. Ik heb het, zoals U weet, met enkele boeken geprobeerd. Nu, ik heb mijn collega, de heer Holmes | |
[pagina 100]
| |
gevraagd: ‘Wat zou dan wel succes hebben in Amerika?’ We hebben dat gisteren in de bus besproken. Ik hoop dat hij het me niet kwalijk zal nemen, maar wij hebben op die vraag geen antwoord kunnen geven. Daarover moet men het advies van experts hebben. Tenslotte vrees ik, dat ik te veel negatiefs over de Bibliotheca Neerlandica heb gezegd. Ik meen bijvoorbeeld dat De Waterman een heel goed boek is. Ik ben benieuwd hoe dat zal worden ontvangen. Nu, dit zijn enkele van de problemen, maar ik meen toch dat ze op te lossen zijn en ik geloof bovendien dat het heel belangrijk is dat men Nederlandse letterkunde in de Engelse taal zal kunnen lezen. Ik dank U voor Uw aandacht. |
|