Gunstig antwoord van eene jonge Boerendochter op een door haar ontvangen brief van een verliefden Boerenzoon.
(Geschikt om te worden voorgedragen op Bruilofts- en andere Partijen.)
Krelis!
'k Was geschrokken, inderdaad;
Maar ook ik wil eerlijk wezen
En je zeggen waar 't op staat.
't Spijt me, dat je vele weken
Zonder lust waart en vertier;
Maar, van achteren bekeken,
Deed het mij toch ook pleizier.
Daaruit toch is op te maken,
Dacht ik, dat gij mij bemint,
Dat uw hart naar mij blijft haken,
Ook waar ge and're deeren vindt,
Daarom wil 'k als antwoord geven,
Krelis! op uw minneklacht,
Dat 'k door liefde aangedreven
Dikwijls aan u heb gedacht.
Kwam ik in het dorp u tegen,
O 'k werd dan zoo wonder raar;
'k Dacht dan vaak - maar 't blijft gezwegen -
Vroeg hij mij tot vrijster maar;
En zag 'k in de Kerk u weder,
'k Werd betooverd door uw blik:
'k Sloeg dan dra mijne oogen neder
En mijn hart ging tik tak tik.
Gij begrijpt dus dat uw schrijven
Mij verraste en was naar zin,
'k Zou niet graag alléén zoo blijven,
Wat is 't leven zonder min!
'k Wil voor u mijn hart ontvouwen,
Dat ik eenmaal wensch te trouwen
't Liefste met een man als gij.
'k Werd tot in de ziel bewogen,
Toen ik van uw oorveeg las;
Tranen kwamen mij in de oogen,
Jammer dat 'k niet bij u was;
Want, ik zweer het u op heden:
'k Had genezing u gebracht,
En de pijn door u geleden
Door een lobbes gauw verzacht.
Maar 'k was blij ook, dat uw vader,
U den raad tot schrijven gaf;
't Bracht ons tot elkander nader,
't Pak viel van ons hart thans af:
Daardoor kwaamt gij juist te weten,
Hoe gij mijn gemoed vervult,
En komt gij bij mij ten eten,
Dat gij welkom wezen zult.
'k Heb uw wensch met korte woorden
Aan mijn moeder ras verteld,
En toen ze uw verlangen hoorde,
Stond zij gansch en al versteld:
Had ik dat nog kunnen droomen!
Sprak zij, o 't is excellent;
Ja, hij mag gerust'lijk komen,
Krelis is een flinke vent.
Maar nu zegt zij ook voortdurend,
's Morgens vroeg en 's avond laat,
Altijd op mijn handen turend:
Denk wat je te wachten staat;
Kind! je hebt nog veel te leeren,
Wil je een goed huisvrouw zijn!
Houd de klonten uit de veêren,
En de hoeken schoon en rein.
Laat de bloemen niet verwelken,
Maak de boter niet te vroeg,
Zorg in tijds de koe te melken
Stop den beuling stijf genoeg,
Laat het vaatwerk niet tot morgen,
Denk om 't schrobben van den stal;
Wil de zeug vooral verzorgen,
Heeft de hond zijn voeder al?
Alzoo spreekt zij, mij ten beste,
O, dit geef ik gaarne toe;
Maar verdrietig word 'k ten leste
Daar ik toch mijn best steeds doen;
Ken 'k nog niet genoeg mijn plichten,
Denk ik dan maar elken dag;
Om mij daarin te onderrichten
Heeft mijn Krelis beter slag.
Krelis! ja 'k gevoel het immer,
'k Heb je onuitspreek'lijk lief;
Anders schreef ik zeker nimmer
Zulk een extra langen brief
Mocht je in welstand hem ontvangen;
Kijk niet naar mijn slechte schrift;
'k Heb voldaan uw verlangen,
Gij blijft in mijn hart gegrift.
'k Zal de pen nu nederleggen,
Doch - al ben 'k niet ongerust, -
'k Moet ten slotte u dit nog zeggen:
Niemand nu dan mij gekust;
Want daar kan ik niet goed tegen;
Nu 'k verlang dat ik u zie; -
'k Blijf: uw altijd toegenegen,
NB. Hierbij behooren No. 1 en No. 3. (Brief van een verliefden boerenzoon en ongunstig antwoord.)
Bij F.W. VISLAAKE, Egelantiersgracht 114, Amsterdam.
|
|