Grappig liederen-album
(ca. 1885)–Anoniem Grappig liederen-album– Auteursrecht onbekend48 der nieuwste en meest geliefkoosde coupletten en comique scènes
[pagina 41]
| |
meest be-mind, het meest ge-eerd. Door wie wordt 't heer-lijk sap der
drui-ven Niet bo-ven al-les steeds be-geerd? Geen drank kan bij den wijn ook
ha-len, De wijn ver-heugt des menschen hart, Hij le-nigt steeds de sel-ste
smart, Doet meen-gen ze-ge ons be-ha-len. Wij zin-gen bij het
blij ge-luid Van kloe, kloe, kloe, kloe, Laï - - - - - - - -
kloe - - - - - kloe! Zoo-als 't moet zijn, 't Lied van den wijn,
En drinken sluks ons glaas-jen uit. Kloe - - - - - - - kloe!
Laï - - - - - toe!
2.
Ter bruiloft hebt gij u begeven
Maar stijf blijft alles om u heen:
De gasten blijven deftig zitten
En echt plezier heeft er niet één.
De bruigom laat champagne stroomen
En ziet, gebroken is het ijs:
Nu worden eensklaps allen wijs
Bij 't eerste glas door hen genomen.
Weldra vergeet men allen dwang
Bij 't kloe, kloe, kloe, kloe!
Dapper gekust
Vol vreugde en lust
Onder 't genot van wijn en zang!
Kloe, kloe, laï-toe!
| |
[pagina 42]
| |
3.
Jan Stijlhaar ziet zich graag herkozen
Tot lid van den gemeenteraad.
Voorheen voor ieder ongenaakbaar
Groet hij thans iedereen op straat,
Hij drukt met vuur de hand der boeren
En schenkt hun menig glaasjen in;
Zoo krijgt de slimmerd weer zijn zin:
Die wijn zal hem naar 't raadhuis voeren.
Dat dankt hij aan den blijden toon
Van 't kloe, kloe, kloe, kloe!
Wie kan daaraan
Ook wederstaan?
Welke muziek toch is zoo schoon?
Kloe, kloe, laï-toe!
4.
Wanneer een minnaar is bedrogen
Door haar, die trouw hem had beloofd,
Dan gaat hij, is 't een dwaas, aan 't kwijnen
Of jaagt een kogel zich door 't hoofd.
Maar is hij wijs, hij laat haar loopen
En troost zich met een lekker glas.
Hij denkt: Zooals die vrijster was
Zóó kan 'k ze bij dozijnen koopen.
Gij zult mij toch niet ontrouw zijn,
Mijn kloe, kloe, kloe, kloe!
De vlijmendste smart
In 't minnende hart,
Alles verdwijnt bij 'n goed glas wijn!
Kloe, kloe, laï-toe.
5.
Johan studeert in beide rechten
Maar heeft veel van verstrooidheid last;
Vergeefs zit hij des nachts te blokken,
Wanhopig zit hij op zijn kast.
Daar komt hem eens een vriend bezoeken,
Die weet voor deze kwaal wel raad:
‘Zoolang nog Chambertin bestaat
Zoek dan geen wijsheid in uw boeken!’
Ziet, hoe hij thans vol vlijt studeert
Op 't kloe, kloe, kloe, kloe!
Aan 't druivenbloed
Doet hij zich te goed
En weldra is hij uitgeleerd!
Kloe, kloe, laï-toe.
|
|