de achtergrond is een laken opgehangen. Dit diende niet alleen voor een betere werking van het licht, maar ook om de geportretteerde zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. Henneman zit op een houten stoel met spijlen aan een houten tafeltje. Op het tafeltje staat een glazen karaf met wijn. Ruim een halve minuut moet hij hebben geposeerd, het glas geheven, klaar om te drinken. Op deze manier heeft Talbot honderden portretten gemaakt van zijn familie en het personeel op Lacock Abbey. Eindeloze variaties in houding en gezichtsuitdrukking bestudeerde hij in combinatie met lichtval door de lens van zijn camera. Terwijl dit portret in Amsterdam is terechtgekomen, liggen de meeste van deze foto's samen met honderden andere foto's, fotografische experimenten, notitieboekjes en enkele duizenden brieven in Lacock Abbey, dat nog altijd in de familie is.
Henneman was een geliefd model: vanwege zijn good looks - helaas niet zo goed te zien op dit portret - en opgewekte karakter zou hij vooral erg populair zijn geweest bij de vrouwen van Lacock Abbey. Minstens zo populair was hij als portretfotograaf. Duizenden portretten maakte hij tussen 1848 en 1856 in zijn studio aan het modieuze Regent Street in Londen. Hij was daar met hulp van Talbot neergestreken nadat de drukkerij in Reading om financiële redenen was gesloten. Ook diverse beroemdheden wisten de weg naar zijn studio te vinden. In Reading had hij al ervaring opgedaan, toen op 20 april 1847 de beroemde schrijfster Mary Mitford voor zijn camera verscheen om haar portret te laten maken, wish [= which] came out very fine considering her age, aldus Henneman. Zelfs haar hondje Flush, die veelvuldig in haar verhalen figureert en later aan de dichteres Elizabeth Barret-Browning zou worden gegeven, werd vereeuwigd. I took him, not of course expecting he would remain quit and more over being all of one collour (dark brown) but wonderful to state he remained for 4 mineutes as still as if he was dead, zo schreef Henneman aan Talbot. Op 4 november 1851 kreeg Henneman hoog bezoek. Dank zij het lobbywerk van Talbot kon hij die dag een portret maken van de Hongaarse vrijheidsstrijder Lajos Kossuth. Er was nog al wat overredingskracht voor nodig, want Kossuth wenste alleen voor Hongaarse kunstenaars te poseren. Toen men hem duidelijk had gemaakt dat er in Londen geen Hongaren in deze specifieke tak van kunst werkzaam waren, ging hij akkoord mits de opbrengsten van de verkoop van het portret ten goede zouden komen aan de Hongaarse vluchtelingen.
Op 30 maart 1866 schreef Henneman vanuit Birmingham zijn laatste brief aan Talbot. De romantiek van de beginjaren was ver-