Universitair leven
Frans W. Saris
De promotiepremie
De grote universiteiten, Amsterdam en Utrecht, produceren een doctor per uur. De kleine universiteiten, Maastricht en Nijenrode, zullen het voorbeeld volgen, want de revenuen zijn aanzienlijk. De minister betaalt tenminste f 50.000,- voor elk ‘Hora est’. Geen wonder dat het aantal promoties in ons land in korte tijd verdubbeld is tot 2000 per jaar. In 1993 leverde dat de universiteiten zo'n 100 miljoen gulden op. Het aantal promoties zal dus voorlopig nog wel even blijven stijgen.
De zeergeleerde jonge doctors zijn vrijwel allen werkloos op 't moment dat zij de bul ‘voorzien van het groot zegel der universiteit’ in ontvangst nemen. Het is niet zo dat zij geen werk hebben, maar de gemiddelde promotieduur bedraagt viereneenhalf jaar, terwijl de promovendi een aanstelling hebben van maximaal vier jaar als assistent of onderzoeker in opleiding. Daarna worden zij door de universiteit ontslagen en zijn aangewezen op een uitkering, terwijl ze aan hun proefschrift werken.
Voor de universiteiten en de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) schijnt dit in de eerste plaats een financieel probleem te zijn. Zij zijn sinds kort zelf uitkeringsplichtig en klagen steen en been dat de wachtgelden en uitkeringen, voor assistenten en onderzoekers in opleiding die ‘werkloos’ zijn geworden, maar liefst 56 miljoen gulden bedragen. Dat gaat dus af van die 100 miljoen promotiepremie. Daarom pleiten de universiteiten en nwo voor het invoeren van een beurs voor promovendi, zodat deze geen werknemers meer zijn en in geval van werkloosheid na de promotiebeurs geen recht meer hebben op een uitkering van de universiteiten, maar zijn aangewezen op de sociale diensten. In het bedrijfsleven noemt men dat: optimaliseren van bedrijfsresultaten door kostenreductie. De universiteit van Amsterdam heeft aangekondigd hiermee per 1 januari 1994 te beginnen. In eerste instantie maakte de minister bezwaar, maar nu schijnt zijn staatssecretaris, de oud-rector van Maastricht, er toch begrip voor te hebben. Wie bekommert zich nog om de promovendi en hun proefschrift?
Promovendi behoren tot degenen die het hoogste onderwijs hebben genoten dat ons land kent. Na het vwo hebben ze een universitaire opleiding gehad en zijn afgestudeerd, voordat ze aan het promotieonderzoek kunnen beginnen. Toch verdienen de jonge onderzoekers minder dan het minimumloon, want de minister heeft bepaald dat ze nog steeds in opleiding zijn. Het eerste jaar krijgen promovendi 55% van het salaris van een wetenschappelijk onderzoeker, het tweede jaar 60%, het derde 70% en het vierde jaar 80%. Het vijfde jaar worden ze ontslagen en moeten leven van een uitkering. Omdat promotieonderzoek gemiddeld viereneenhalf jaar duurt, bevindt 90% van de promovendi zich in de ww op het moment dat zij promoveren. Wat is het effect daarvan op de meest getalenteerde jonge mensen die wij hebben?
De universiteitsbesturen schijnen zich dit niet af te vragen, maar bekommeren zich alleen om het grote bedrag aan wachtgelden en uitkeringen dat zij moeten betalen. Men verzwijgt dat