De Gids. Jaargang 156
(1993)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 287]
| |
Cees van Dijk
| |
[pagina 288]
| |
tijde van Stols/Buckland Wright was daarvan nauwelijks sprake. Enkele van de hierboven genoemde titels waren nog in de jaren vijftig in voorraad bij de uitgever en te bestellen tegen ongewijzigde vooroorlogse prijzen! Alleen Tusschen vuur en maan met zijn zes fraaie houtsneden, zijn oplaag van slechts 75 exemplaren en zijn krankzinnig lage prijs van f 7,50 was onmiddellijk uitverkocht. Onze aandacht zal nu verder uitgaan naar het begin van de relatie tussen Stols en Buckland Wright en naar de ontstaansgeschiedenis van hun eerste boek. Stols, die in 1927 met zijn bedrijf van Bussum naar Brussel was verhuisd, werd in 1929 door Jan Greshoff, Brussels correspondent van onder andere de Haagse krant Het Vaderland, geattendeerd op een tentoonstelling ter plaatse van Les Xylographes Belges. In een van de vitrines werd het werk getoond van Buckland Wright, dat Greshoff zeer aansprak. Op 10 juni 1929 nodigde Stols Buckland Wright per brief uit voor een nadere kennismaking. Op 11 juni schreef deze aan Stols:
‘Monsieur, J'ai l'honneur de vous accuser la reception de votre lettre de hier. Comme je pars demain matin pour deux ou trois jours je ne saurai vous donner un rendez-vous avant la semaine prochaine. Je me ferai le plaisir de venir vous voir personnellement à votre bureau Lundi prochain vers les onze heurs, sauf avis contraire, et de vous apporter quelques exemplaires de mes oeuvres.’Ga naar eind3.
In 1940 zou Stols schrijven:
‘Op mijn kantoor verscheen een lange jonge Engelsman, lichtelijk zenuwachtig over het gesprek dat hem te wachten stond met een ver- | |
[pagina 289]
| |
moedelijk bebaarde Engelse uitgever van tegen de zestig, die hem opdracht zou geven een aantal houtsneden te maken voor een minimaal honorarium of hem na enkele beleefde woorden de deur zou wijzen.’Ga naar eind4. De twee mannen konden het onmiddellijk goed met elkaar vinden. Al snel werden er plannen gesmeed om te komen tot de uitgave van een door Buckland Wright met houtgravures geïllustreerde tekst. Op voorstel van Buckland Wright, die het werk van Keats goed kende en er zeer op gesteld was, viel de keus op diens The collected sonnets: houtgravures bij 10 van de 64 sonnetten plus een portret van Keats als frontispice. De correspondentie werd verder in het Engels gevoerd: ‘I am taking the liberty of writing in English as I can express myself more clearly and I gather that it offers no difficulties to you,’ schreef Buckland Wright, die op een kostschool in Zwitserland goed Frans had geleerd en in Brussel buitenshuis al een paar jaar niet anders sprak. Stols had een sterke voorkeur voor het Frans, maar legde er zich bij neer. De eerste tijd was de correspondentie niet ‘eerlijk’: Stols, die later het Engels goed onder de knie kreeg, schreef in houterige cliché-zinnen, terwijl Buckland Wright, toch al een veel beter stilist dan Stols, zijn moedertaal kon hanteren. John Buckland Wright wilde onverwijld aan de slag, maar de leverantie van de houtblokken liet enige tijd op zich wachten. Op 26 juli 1929 schreef hij aan Stols:
‘Dear Mr. Stols. I enclose the first design for one of the illustrations for Keats' Sonnets. I also enclose the Sonnet in case you have not a copy by you. I should be glad to know whether it meets with your approval and if so would like to have your advice on the following points. When choosing the sonnets to illustrate do | |
[pagina 290]
| |
you wish me to try and space the sonnets illustrated at more or less equal distances in as far as is possible? - or may I just take the first ten that appeal to me and illustrate them regardless of their position? I hope you were able to get away from Brussels during this terrible heat lately.’
John Buckland Wright heeft nooit ‘zomaar’ illustraties gemaakt. Hij had een uitstekend inzicht in vormgeving - zijn liefde voor de architectuur was niet toevallig - en wilde alvorens aan de slag te gaan volledig worden geïnformeerd over zaken als formaat, bladspiegel, lettertype en -corps, papiersoort, tekst op de keerzijde van de illustratie of niet, enzovoort. Stols vond het ontwerp van de eerste gravure geslaagd en gaf aan dat een zekere regelmaat in de onderlinge afstand van de illustraties hem gewenst leek. Op 30 december 1929 trouwde John BucklandWright met Mary Anderson. De twee brachten enkele weken door aan de Rivièra en vestigden zich vervolgens in Parijs, waardoor het persoonlijk contact met Stols sterk terugliep. Niet zozeer de afstand speelde daarbij een rol, alswel de prijs van het treinkaartje. De beurskrach van Wall Street van 1929 had, vrijwel op slag, de wereld van het bibliofiele boek, waarin Stols leefde en waarvan hij bestond, doen instorten. Vanuit Parijs schreef Buckland Wright, weer thuis na zijn huwelijksreis, op 20 januari 1930 aan Stols:
‘I'am awfully sorry to hear that things are not going too well and that so few books are being sold. It must be terribly worrying for you, and my wife and I both feel very much for you. I only wish we had a little money to spare as we would have liked to help you through what I'm sure is only a bad moment due to the crashes (the Rivièra was empty and all the hotel ma- | |
[pagina 291]
| |
nagers wringing their hands). Anyhow you know that you don't have to worry as to when you pay me for any woodcuts as I am always ready to wait till a favourable moment. It's a pity the Keats isn't out yet as that might bring you in some fairly quickly to tide over this crise.’
Stols verkocht zijn boeken via de boekhandel, maar ook rechtstreeks. Dat laatste scheelde een aanzienlijke korting! Prospectussen waren dus van groot belang. Het Keats-prospectus werd gedrukt door Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem, waar ook het boek zelf, onder leiding van Jan van Krimpen, van de pers zou komen. De andere hierboven genoemde titels zouden gedrukt worden door Boosten & Stols in Maastricht, niet alleen maar wel voornamelijk omdat Stols en Van Krimpen met elkaar gebrouilleerd raakten en tien jaar zouden blijven. Op 12 februari 1930 gaf Buckland Wright zijn oordeel over de in het Keats-prospectus afgedrukte houtgravure:
‘As for the Keats prospectus I must say I'm rather disappointed with the printing of the block. It is far too black and heavy and some of the lines are entirely lost. Of course I know that the whole book was taken off first and consequently one might expect the block to be a little squeezed, but at the same time it seems to me that they had overinked the block. If the Golden Cockerel Press can print Gill's fine work there's no reason why Enschedé can not print mine. Some of his blocks are so lightly printed as to look quite grey besides mine and I find they are better in keeping with the typography. The unfortunate thing is that a lot of people will judge entirely by the prospectus and I don't think it gives the book a fair chance. Your lovely type and the excellent “mise en page” are upset by the printing of the block. I hope the book is not the same. I feel certain that your own press would have done better than Enschedé.’
John Buckland Wright heeft, zover ik weet, nooit over een eigen pers beschikt om houtblokken af te drukken. De kleine oplagen van zijn vrije grafiek, en ook de proeven voor illustratief werk, wreef hij af met de hand, zoals bijvoorbeeld ook M.C. Escher een leven lang met zijn blokken heeft gedaan. (Over een pers voor het afdrukken van kopergravures - dat lukt nu eenmaal niet met de hand - beschikte John Buckland Wright wél.) Een leven lang heeft hij uitgevers en grafische vaklieden voorgehouden hoe hij zijn prenten afgedrukt wenste te zien: a. bij voorkeur precies goed geïnkt, maar anders liever te schraal dan te vet; b. beslist geen toepassing van matte inkt op waterbasis, omdat die wel perfect dekte, maar de voorstelling doodsloeg, terwijl glansinkt op oliebasis juist levendigheid aan de prent gaf; c. liefst geen gebruik van glad papier; Buckland Wright was verzot op bepaalde soorten japans; maar hij kon zich ook vinden in mooie gevergeerde papieren, waarvan naar zijn oordeel de structuur een beweeglijk driedimensionaal effect gaf aan de figuren - vrijwel altijd vrouwen! - binnen zijn creaties. Zo'n houding mag precieus en veeleisend lijken, maar Stols had er alle begrip voor. Hij, exponent van de klassieke typografie, wist als geen ander dat het verschil tussen goed en slecht gemaakte boeken schuilt, naast goede smaak, in een veelheid van (ambachtelijke) subtiliteiten, versleten voor futiliteiten door degenen wier stelling luidt: ‘Als ik de tekst maar goed lezen kan’ - overigens een uitstekend uitgangspunt, maar toch werkelijk niet het enige. Stols en Buckland Wright hebben zich, gezamenlijk of elkaars standpunt bestrijdend, op technisch terrein druk gemaakt over schijnbare kleinigheden. Zuchtend of lachend hielden ze elkaar voor dat de kosten van realisering van hun geperfectioneerd vakmanschap wel erg hoog waren, maar dat ze geen vrede konden hebben met minder, hoewel slechts weinig kopers/liefhebbers het verschil zouden zien. Buckland Wright heeft menig keer verzekerd dat hij later nooit meer iemand heeft ontmoet als Stols. Poëzie in de typografie noemde hij diens werk. | |
[pagina 292]
| |
Op 21 februari 1930 heeft Buckland Wright heuglijk nieuws te melden:
‘We have a flat - at last. Miles away up on the Buttes de Chaumont but very quiet and healthy as a position. There's a huge atelier, a workroom for Mary-Bell, bedroom, diningroom and etceteras such as bath and kitchen. The address is 97 Rue Compans, and after Easter when you come to Paris in future you can live with us if you wish - as long as it's not too inconvenient for you and so save your hotel-bill. We 're taking it for six years. Now that we really will have a home in Paris I shall be able to settle down in ernest to doing copper-plate engraving and lithography and really get something done. The rent is 12.000 a year + 2.000 charges - a lot of course and more than we ought to pay but it's so ideal otherwise it's worth it and we should never get anything so good again.’
In maart 1930 verscheen de Keats. (De tekst tussen vierkante haken is toegevoegd door mij, CvD):
john keats. The collected sonnets. Illustrated by John Buckland Wright. Maastricht, Brussels and London, A.A.M. Stols, 1930. 95 p. (The Halcyon Press; no. 7). ¶ Printed by Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem. Typography: Jan van Krimpen. Type: Romanée.
Justification: This edition is limited to 376 copies as follows: 1 on pearl-white Japanese hand made vellum, numbered 1, containing all the original drawings, all the artist's proofs in different states, and three extra sets of the eleven illustrations and five rejected woodcuts in final state [on Chinese, Japanese and Dutch papers], signed by the artist; [bound in Niger Morocco leather by Louis Malcorps; price £ 100]; 15 on the same paper, numbered ii-xvi, containing three extra sets of the illustrations and of five rejected woodcuts in final state [on Chinese, Japanese and Dutch papers], signed by the artist; [bound in Niger Morocco leather by Louis Malcorps; price £ 16.16.0]; 35 on imperial Japanese vellum, numbered xvii-li, containing two sets of the illustrations in final state [on Japanese and Dutch papers; bound in leather by Louis Malcorps; price £ 6.6.0]; 325 on Dutch Pannekoek laid paper with the watermark of The Halcyon Press, numbered 1-325; [bound in balloon linen by Messrs. J. Brandt & Zoon; price £ 2.2.0]. The copies numbered i-li are signed by the artist; the copies numbered xii-xxi and 310-325 are not for sale.
Stols gaf veel boeken uit onder serietitel: Trajectum ad Mosam, To the happy few, Luchtkastelen, enzovoort. De meest luxueuze boeken werden ondergebracht in de Halcyonreeks, waarin ook de Keats is opgenomen. Als gebruikelijk bij deze serie werden ook bij dit boek verschillende soorten papier gebruikt; voor nummer 1 bijvoorbeeld het fraaie en peperdure Japanse supernacré. De eerste 51 exemplaren zijn volgens het colofon in leer gebonden. Dat gebeurde niet in één keer, maar vanwege de hoge kosten geleidelijk, al naar gelang er exemplaren werden verkocht. Waarschijnlijk is bij de goedkoopste uitvoering, in linnen, de opdracht aan J. Brandt & Zoon gegeven: bind voorlopig 150 exemplaren, en de rest op afroep. Bleef Stols met onverkochte restanten zitten, dan voorzag hij die na verloop van tijd van eenvoudiger banden, vaak niet meer dan papieren omslagen; hij paste dan de prijzen aan. Vrij veel van de Stols-boeken, waaronder de Keats, treft men dus aan in uitvoeringen die niet overeenkomen met die welke beschreven zijn in de colofons. Mogen we ervan uitgaan dat exact 376 exemplaren zijn verschenen? Bij een oplaag als deze zal de drukopdracht ± 410 hebben bedragen. De extra exemplaren gingen ter recensie naar kranten en tijdschriften, deden | |
[pagina 293]
| |
dienst voor tentoonstellingen, enzovoort. Niemand gooide zo'n boek weg, zodat er een aantal ongenummerde exemplaren in omloop kwam. Na ontvangst van een exemplaar schrijft Buckland Wright op 5 maart 1930:
‘I must say that apart from the printing of one or two blocks the book is really admirable and you are certainly to be congratulated. The binding is lovely and the little gilt decoration looks very well but there are one or two little points I can learn from it for the future. The design of the pages and the whole typography is wonderful and there are some blocks which have printed as they should, e.g. On the Sea, To Ailsa Rock, To a Lady. [...] I hope you are as pleased with the general result as I am.’
Een maand na de verschijning van het boek waren zo'n honderd exemplaren verkocht van de goedkoopste uitvoering. De afzet van de luxe exemplaren verliep uiterst traag. Stols moest ervaren dat een aantal potentiële kopers de oplaag van het boek te groot en daardoor de uitgave niet exclusief genoeg vond! Bibliofilie heeft nu eenmaal - ook - een sterk snobistische kant en menig koper/verzamelaar betaalt liever honderd gulden voor een boek in een oplaag van vijfentwintig exemplaren dan vijfentwintig gulden voor hetzelfde boek in honderd exemplaren. Buckland Wright had een exemplaar van het boek gestuurd aan de befaamde letterontwerper en beeldhouwer Eric Gill en wachtte vol spanning diens reactie af.
‘Dear Mr. Wright. Thank you for your letter of April 26. I am much honoured by your kindness in sending me a copy of your book of Keats' Sonnets and the additional proof. Your engravings seem to me to have a strong likeness to those of Robert Gibbings and R.A. Maynard, and I like their strong wooden qualities as much as I sympathise with the equally strong sensual feeling. Generally speaking, however, I regret, as I do in the work of Mr. Gibbings, the too evident light and shade motive; it seems to me all right enough in a thing which purports to be pure illustration, but in work more or less symbolical, as is yours, the sort of footlights effect seems to me an error. Engraving like yours is essentually the making of light rather than the imitation of light and shade and I would rather see the forms glowing with their own internal combustion than merely appearing to be lit up by candles. Thank you very much for the book. I am very glad to have it. Yours sincerely, Eric Gill. 21.5.30 Pigotts, North Dean, High Wycombe.’Ga naar eind5.
De klap kwam flink aan. Maar Buckland Wright herstelde zich snel, ging in de tegenaanval en begreep dat hij zijn eigen weg moest zoeken. Op 23 mei 1930 schreef hij aan Stols:
‘In some ways I rather agree with Gill's criticism. Symbolical subjects should be more purely designs in the abstract and he would have me do more what he does and make the lighting completely unnatural. I think one of the engravings he is particularly bearing in mind is “To a Lady” no. xliv. He would have liked to have seen this cut as he has cut the little girl lying down in the book you have of mine. The only criticism I have of this is that such an engraving sometimes becomes too unreal and abstract in consequence. Keats' poems are too alive and real for such work as Gill's. There must be some half way house which I shall try and achieve. I think perhaps I have got what he means and have anticipated his criticism in “The Premature Burial”Ga naar eind6. and perhaps in “Ligeia”. The others being less abstract and more actual have a more real lighting. I think Gill's is very good criticism and I'm pleased with it.’
Twee jaar later zou E. du Perron, schrijvend over Buckland Wrights illustraties voor Poe's | |
[pagina 294]
| |
The Masque of the Red Death and Other Tales, concluderen: ‘Buckland Wright, als een volmaakt illustrator, geeft houtsneden die zich ook zonder de tekst als kunstwerkjes zouden handhaven, die zich niettemin bij de tekst als vanzelfsprekend aanpassen, en toont zich, bij een technisch kunnen dat onmiddellijk als superieur opvalt, zo decoratief pretentieloos, zo weinig geneigd om hetzelfde onderwerp boven het verhaal uit te schreeuwen, dat een boek als dit meteen een antwoord wordt op de vraag: waarom een tekst te illustreren? Om er fraaie houtsneden bij te hebben, die in het boek als drukkunstvoorwerp hun eigen bestaan leven, en zich zowel aan typografische als aan litteraire tekst aanpassen.’Ga naar eind7. De recensent van het Keats-boek in de London Mercury, waarover Buckland Wright op 8 juni 1930 schrijft aan Stols, was al eerder min of meer tot dezelfde conclusie gekomen.
‘Dear Sander. I have just got your letter of yesterday with the London Mercury criticism of Keats. With reference to the illustrations I think that what he says is good but he gives more praise than he has ment to do - because he contradicts himself. He says they are powerful in conception and strong in design and beautifully engraved, which should mean that they are satisfactory as works of art. He then says they are capable of standing alone as such and that although they are not illustrative they need the sonnets to illustrate them, which is a contradiction surely. And in any case he says they can stand alone and yet are tied to the sonnets. What more do you want in an illustration than that - that they can stand alone as works of art and yet need the text to give them their full meaning? It would be an impertinance on my part to interpret or illustrate Keats's meaning for others but there is nothing wrong in Keats's sonnets giving a fuller meaning to my woodengravings. His criticism merely informs me that I have achieved my object. [...]’
In dezelfde brief gaat hij in op de vraag of zijn zwaarzwarte houtgravures niet disharmoniëren met de zoveel luchtiger tekstpagina's. De aloude kwestie is hierbij in het geding welke grafische kunstvorm zich het best leent voor boekillustratie: houtgravure, houtsnede, ets, kopergravure, litho, enzovoort? Een absoluut antwoord is niet te geven. In theorie had in ‘de tijd van het lood’ het houtblok de voorkeur, omdat het, op dezelfde hoogte gebracht als het uit loden letters opgebouwde zetsel (circa 2,5 cm hoog), in één gang daarmee kon worden gedrukt. Alleen die versmelting van letter en blok leidde, volgens sommigen, tot het best denkbare resultaat. Anderen halen de schouders op bij deze bewering: niet de techniek is bepalend, maar de kwaliteit van de kunstenaar en zijn vermogen de illustraties op natuurlijke wijze te doen samenvallen met en opgaan in het boek. Het lood is overigens sedert enkele tientallen jaren vrijwel geheel uit de professionele typografische wereld verdwenen; een niet gering aantal vrijetijdsdrukkers past het nog wél toe. Ten tijde van de produktie van het boek dat hier aan de orde is, was het lood nog algemeen en Buckland Wright filosofeert dus terecht over de kwestie. Maar het blijft theorie, want Stols heeft zelfs de door Buckland Wright weinig geschikt geachte ‘watercolour illustration’ minstens één keer met groot succes toegepast.Ga naar eind8.
‘As for the heavy-blacks according ill with the type - here is the second great modern stumbling block. Actually only black-line wood engraving accords with type as in the old Italian books. But does one always want an accord - a contrast is good provided it is not a contrast in sense of feeling such as watercolour illustration. And Gill, the only 1st class black-line wood engraver, who has had to force his conceptions to achieve good black-line works, fails as an illustrator and becomes a decorator pure and simple. There are of course degrees of blackness which I do not like as I have already pointed out and the perfect tones are achieved to my mind in that book of Gill's you have of | |
[pagina 295]
| |
mine and in the six guinea edition of Keats. With all the criticisms we have had so far I think that we have done very well. - An Englishman hardly ever can criticise a work as an entity as Van RoyenGa naar eind9. did - they are so keen on technique that rather than say a book is excellent they must find some fault somewhere - often justly but they invariably as artists and craftsmen lack the large view which is more generally found on the continent.’
Al met al zou het boek niet eens zo heel slecht worden verkocht. Veel mensen konden niet geloven dat de economische depressie lang zou aanhouden en durfden nog wel een paar pond uit te geven. Brief van John Buckland Wright van 11 juni 1930:
‘HillGa naar eind10. selling another 16 guinea copy of Keats is good; I hope he continues and sells a couple every week as well as other books. And I do hope the American buys the £ 100 copy. That really will be a good bit of luck.’
Het pond was in die tijd zo'n tien gulden waard en een Nederlandse geschoolde arbeider verdiende zestig cent per uur. Copy number 1 kostte dus duizend gulden, ofwel de tegenwaarde van ruim zestienhonderd uur arbeidsloon. Het zou niet worden gekocht door een rijke Amerikaan, maar door St. John Hornby, de eigenaar van de befaamde Ashendene Press! |
|