De Gids. Jaargang 144(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Lloyd Haft Zes gedichten Hagel (Peking) Het kan zo plotseling gebeuren: zo'n hemelvol stenen uit water geworden. Komt het door meren in 't zuiden, woestijnen in 't westen? Zoek geen verklaring op aarde, want dit is de werkelijkheid. Ieder mens heeft dan ook een masker voor. Kalm, geduldig, verre boven de hoeken der tienduizend straten, staat één witte bus doodstil. [pagina 105] [p. 105] Boerenbaby (Chengtu) De witharige manvrouw die je grootouder zal zijn hééft al tanden. Bij jou moet het allemaal nog komen - het ademen, het huilen, de kennis omtrent Coca-Cola, Sony, en de Dictatuur van het Proletariaat. Neem er gerust je leven voor. De tijd gaat nergens heen: de manvrouw van ontelbare jaren (die bukkend voor de drempel haar tanden staat te poetsen) schraapt haar keel aan de ochtendzon, spuugt op haar eigen schaduw. [pagina 106] [p. 106] Aan het meisje van het veer (Hangchow) Hoeveel eeuwen heb jij al gewacht, mij vanmiddag naar de overkant te brengen? Mij, in het najaar vreemdeling geworden jou te zien - Gaan we. Haal die appelrode meisjessjaal omhoog. Bedek je wangen: zie ik je lippen niet. O draai dat roer toch langzaam, al wordt zo snel de schaduwrand van gene oever duidelijk tot wilgen. [pagina 107] [p. 107] Het altaar van de maan (Peking) Het Altaar van de Maan is een stel oude mannetjes die zitten te schaken. Nu de laatste beschermgodin verdreven is, staan de poorten open. Er schijnt zelfs een zon: matig, nog lerend, hier en daar geholpen door herfstboombladeren. Ongeziene vrouwen schuifelen, slepen met bezems, kijken voor zich uit. Geen man die van zijn leven nog van stelling zal veranderen: ieder op zijn stenen voeten veilig vastgestoken door de ellenlange nagels van een uitgewezen maagd. [pagina 108] [p. 108] Pompoenensoep (Peking) ‘Een leger loopt op zijn maag’; droomvrachtwagens glibberen over de bodem van een kom kokend vocht. En het meisje op de berm maar kijken: zichzelf in legerpak, het onverharde kruispunt. September, bij stille zon: pompoenentijd, stil zoals een vrachtwagen slingert, stof stuift, zoet smaakt... komen ze, de dragers: de ongelofelijke opeenvolging van echte kinderen, ieder met zijn handen om een kom. [pagina 109] [p. 109] Zomerpaleis (Peking) Uit de geur van kaneel heeft men hier vroeger een heel Paleis gebouwd - Wrang? Weeïg? ‘Pluk een paar blaadjes...’ Loop langs de vijver. Kijk naar dichte paviljoenen, onnavoelbare lotusbladeren - geen Boeddha die je bijhoudt. ‘Deze stuk wrijvend, ontstaat de Essentie...’ Of heb je écht honger? (Schuilend onder een grijs kapsel verkoopt de vriendin uit iemands jeugd zoete, lauwe broodjes.) Ga maar in een rij staan van duizenden levende wezens met vijzels als handen - ‘Aldus, o Monniken, werd al het begeerde tot aanzijn geroepen...’ Vorige Volgende