[Gidscommentaar]
We zijn een klein land. We maken kennelijk kleine revoluties. Maar net zoals de minirok interessante zaken over een groot oppervlak blootlegt, net zo heeft de bezetting van het Maagdenhuis belangrijke maatschappelijke verschijnselen voor iedereen zichtbaar gemaakt. Volledig uitgekristalliseerd zijn ze niet. De strijd om de universiteit gaat maanden, zo niet jaren duren. En voor sommige studenten is hij verbonden met een andere strijd, - die tegen kapitalisme, imperialisme, en exploitatie. Helemaal een doel op de lange afstand.
Maar nu Amsterdam weer rustig is, nu de waterkanonnen weer op stal staan, het Maagdenhuis weer vol maagden zit, en de autoriteiten weer liberaal kunnen zijn, nu kunnen we toch al enkele conclusies trekken. De eerste ligt zo voor de hand dat het bijna een cliché is: de kloof tussen oud en jong wordt steeds dieper. Ten tweede blijkt het verschil tussen de democratische theorie en de autoritaire praktijk aan de universiteit nog steeds enorm. Ten derde heeft de meerderheid van onze voorlichtingsorganen gefaald: hetzij door onbegrip, hetzij door voorzichtigheid, hetzij door onbekwaamheid. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar heel trots hoeven we niet te zijn over de manier waarop het Nederlandse volk over de studentenacties is ingelicht.
Eigenlijk is dat raar. Net zo raar als het feit dat universitaire bestuurders en regering slecht voorbereid zijn gebleken op de gebeurtenissen in Amsterdam. De laatste jaren zijn studenten op alle universiteiten in alle landen tegen alle machthebbers in verzet gekomen. Dat ging van Zweden tot Zanzibar, van Italië tot India, van Praag tot Peru. Uiteraard waren de motieven voor de acties verschillend. Soms vochten ze tegen fascistische generaals, zoals in Latijns-Amerika. Soms vochten ze tegen de druk van het stalinisme, zoals in delen van Oost-Europa. En soms - zoals bij ons - kwamen ze in beweging tegen de geestelijke verdorring van het rijke, ranzige Westen.
Nederlandse jongeren worden opgevoed in het idee dat we onder een democratisch systeem leven, dat we een regering van het volk, voor het volk en zoveel mogelijk door het volk hebben. Dan, als jonge volwassenen, komen ze op de universiteit. Ze zien hoe vermolmd en autoritair het systeem is. Ze constateren hoezeer het onderwijs, en de daarmee samenhangende maatschappijstructuur tekort schieten tegenover het democratisch ideaal. Dan eist men medezeggenschap. Maar er is een bewustwordingsproces in beweging gezet. De studenten constateren dat er iets mis is in onze samenleving, dat onze beschaving bezig is uit het spoor te raken.
Ze komen dus in verzet, ze bedrijven politiek. Om één of andere reden hebben de autoriteiten gedacht dat zoiets in Nederland nooit zou kunnen gebeuren. Maar dat is natuurlijk onzin. We leven, net als de Amerikanen, de Italianen en de Fransen, in een rijke hooggeïndustrialiseerde samenleving. Het soort maatschappij dat bij zijn inwoners een gevoel van geestelijk onbehagen wekt, een wat vage stemming van ‘de mens leeft niet van ijskasten alleen’. En dit onbehagen, deze ‘vervreemding’, dringt door tot in de kleinste cellen van de gemeenschap. Het doet woorden hun inhoud verliezen. Het maakt eenzaamheid tot één van onze grootste nationale problemen. Niet voor niets schat een autoriteit als dr. Trimbos dat een kwart van alle volwassenen aan ernstige geestelijke stoornissen lijdt.
Een dergelijke overgeorganiseerde, ontmenselijkte samenleving roept heel sterke tegenkrachten op. Er komt een soort vrijheidsdrang boven die alle mogelijke vormen kan aannemen, en bij de jongeren ook aanneemt. Daardoor schieten hun acties soms hun doel voorbij, lijken hun reacties niet altijd intelligent, en schijnen hun redeneringen niet altijd sluitend. In werkelijkheid valt dat wel mee. Gewoonlijk zijn de studenten verstandig en capabel genoeg. Maar hun methoden zijn altijd onconventioneel. Dat brengt