De Gids. Jaargang 120(1957)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] William Shakespeare Drie sonnetten Sonnet XXVII Van 't werken wars, haast ik mij naar mijn bed, Dierbare steê voor moegereisde leden, Maar daarmee wordt het hoofd niet stil gezet: De geest reist voort, al vindt het lichaam vrede. Want dan gaan mijn gedachten (waar 'k ook zij) Om u alleen op vuur'ge pelgrimsvaart En drijft de rust mijn loodzwaar oog voorbij, Dat als de blinden in het duister staart. Doch duisternis ten spijt, verbeeldings kracht Voert mij uw schim voor het ontzield gezicht Als een juweel, dat zelfs de zwartste nacht Verjongt en met zijn schittering verlicht. Zo vinden 's nachts mijn geest, des daags mijn leden Door u en door mijzelf geen rust, geen vrede. (Vert. Jan Spierdijk) [pagina 164] [p. 164] Sonnet LXXVI Hoe is mijn vers zo arm aan nieuwe pracht? Zo zonder wisseling of overgang? Waarom, de tijden volgend, sloeg 'k geen acht Op nieuwe stelsels, vreemde samenhang? En waarom roer ik steeds hetzelfde aan, Kleed ik mijn vondsten in vertrouwd gewaad, Zodat elk woord mijn naam haast doet verstaan En beî zijn afkomst en geboort' verraadt? O weet, mijn lief, ik schrijf van u steeds weer, Gij en de liefde, 't is waarvan 'k betoog: Dus tooi ik oude woorden keer na keer, En weeg opnieuw wat ik reeds overwoog: Gelijk de zon is: daag'lijks nieuw en oud Zo is de liefde, die mij schrijvend houdt. (Vert. Jan Spierdijk) [pagina 165] [p. 165] Sonnet CXXI 't Is beter snood te zijn dan snood te heten, Als 't niet te zijn toch het verwijt moet dragen, En 't puur genot, dat wij onschuldig weten, Moet wijken voor wat and'ren meende, of zagen. Waarom dan zouden zij met valse ogen Saluut gaan brengen aan mijn wulpse bloed? Of, zwakker zelf, mijn zwakheden beogen En boosheid zien in wat ik zie als goed? Neen. - Ik ben die ik ben; en die zich keren Tegen mijn feilen, komen op de eig'ne uit: Wellicht hield ik het pad, dat zij ontberen; Men zie mijn doen niet door hun vuile ruit: Tenzij men deze kwade leer aanvaardt, - De mens is slecht en handelt naar zijn aard. (Vert. Jan Spierdijk) Vorige Volgende