De Gids. Jaargang 90(1926)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] De gek. Ze hadden hem weer nageschreeuwd, Met steenen en met vuil gesmeten. Zijn oogen in het wit gezicht Waren twee doffe, weggezonken spleten. Hij liep gedoken als een moede vogel Langs de haven, waar de visschers stonden. Daar schuw voorbij. Voor hem lag grauw en wijd De zee en fluisterde als uit duizend monden. Hij hief het hoofd en leek te luistren even. Toen verdween zijn schaamle gestalte in den regen, Moeizaam schuifelend, gebogen tegen Den wind. Maar even later kwam hij terug van 't strand, Een kleine zee-ster in zijn open hand, En lachte stil als een gelukkig kind. Jo Landheer. Vorige Volgende