werden gescheiden van ‘wortelen, medecynen, cruyden ende quade hinderlijcke ghewassen’, van ‘Corenen, Legumina, Distelen ende dyerghelijcke,’ van ‘wortelen ende vruchten, diemen in die spijse ghebruyckt’, van ‘der boomen, haghen, ende alle houtachtighe ghewassen huerder vruchten, gummen ende sapen’. Het gaf tenminste een houvast voor het gebruik. In hoofdzaak de eens aangenomen indeeling behoudend, werkte Dodoens langzamerhand zijn systeem uit, tot hij het, gedetailleerd en wel, ten grondslag leggen kon aan zijn Stirpium historiae pemptades sex, in 1583 verschenen.
Nu is het merkwaardige dat Dodoens, die niet van het verwantschapsbegrip uitging, soms tot zoo treffende vondsten is gekomen, samenvoegingen tot plantengroepen naar kenmerken, die nog heden ten dage door den plantensystematicus als natuurlijke aanwijzingen van saamhoorigheid beschouwd worden. In zijn eerste uitgave zijn alle varens en mossen samengevoegd en dan maar ergens, midden tusschen hop en boterbloemen in, geplaatst onder de planten met geneeskrachtige beteekenis; in zijn Stirpium pemptades vormen de varens een volkomen zelfstandige groep. Zoo zijn ook vrijwel alle planten, die wij thans onder den naam Umbelliferen begrijpen, reeds door Dodoens bijeengevoegd.
In methode verschilt de tegenwoordige plantensystematiek niet van de Dodonaeïsche: beide houden zich uitsluitend bezig met beschrijving en vergelijking van beschrijvingen. Het verschil tusschen beide ligt in de waardeering van gegevens. De morphologie was in Dodoens' tijd nog in haar beteekenis als grondslag voor systematiek onbekend; Jungius' werk zou in dit opzicht grooten omkeer brengen. En daardoor schijnt ons Dodoens' indeelingsstelsel willekeuriger dan het in werkelijkheid is.
In ieder geval behoort Dodoens tot de baanbrekers, die door hun invloed op wie na hen kwamen van onberekenbare beteekenis zouden worden voor de plantkundige wetenschap. Het is het werk van Brunfels, Bock, Fuchs, Dodoens, de l'Obel, de l'Ecluse, dat de overgeleverde Grieksche natuurkennis aan de zelf-waarnemende, het gezag van anderen als secundair beschouwende, verbindt.
M.J. Sirks.