Mr. Enschedé over te nemen - was de uitwerking van het kunstje.
Laat ons nu zonder dit kunstje, d.w.z. met uitlassching van de gloeikousjes, de rekensom van den heer Enschedé opnieuw opzetten, zoo krijgen wij voor Elberfeld:
1888 |
gasverbruik |
6225000 |
M3 |
1890 |
gasverbruik |
6700000 |
M3 |
1892 |
gasverbruik |
6525000 |
M3 |
1895 |
gasverbruik |
6800000 |
M3 |
jaarlijksche toeneming vóór 1890 = ½ × 475000 = 237500 M3 jaarlijksche toeneming na 1892 = ⅓ × 275000 = 91666 M3 Deze cijfers verhouden zich geheel anders dan die aan welke de Haarl. Crt. ons wil doen gelooven. Had ik het recht te zeggen dat hier voetangels en klemmen lagen?
Maar waarom heeft de heer Enschedé niet de bovenste lijn van Düsseldorf gekozen in plaats van de middelste van Elberfeld? Vermoedelijk omdat ik voor Düsseldorf het verbruikte gas over 1895 wel in de graphiek, maar niet in de cijfers heb aangegeven.
Laat ons intusschen die cijfers uit de graphiek aflezen en hierop 's heeren Enschedé's berekening toepassen, ook weder met uitlassching van het jaar 1891 waarin de gloeikousjes op den voorgrond traden. Wij krijgen dan:
1888 |
gasverbruik |
5900000 |
M3 |
1891 |
gasverbruik |
7600000 |
M3 |
1892 |
gasverbruik |
7450000 |
M3 |
1895 |
gasverbruik |
7550000 |
M3 |
jaarlijksche toename vóór 1891: 1700000/3 = 566660 M3 |
jaarlijksche toename na 1892: 100000/3 = 33330 M3 |
De cijferverhoudingen te Düsseldorf zijn dus van dien aard, dat ik overtuigd ben dat, had de heer Enschedé zijn rekensommetje vooraf nog eens aan Düsseldorf getoetst, zijn aanval op mijne graphische voorstelingen achterwege ware gebleven.
Voor Hamburg, dat niet in mijn graphiek is opgenomen, verraadt zich de nawerking van de gasbesparing door Auerlicht in de ook nog na 1892 doorwerkende vermindering in gasverbruik waarvan ik op p. 534 van mijn opstel in het December-no. melding maakte.