Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 285]
| |
124.
| |
[pagina 286]
| |
Het welcke gheschied na s'Pawes raet
Wiens uuterste ghedancken en wille bestaet
In Gods woort te roeden uut,
Door ons heyloose Spaengiaerts quaet,
35[regelnummer]
Als een boos fenynich Cruyt.
Daerom ick oock wel vlytich seer
Na zijnen Helschen raet my schickte weer
Tot verwoestinghe van het Landt,
Met ruyten
Ga naar voetnoot39. en rooven ymmermeer,
40[regelnummer]
En daer toe met moort en brant.
En als de Geusen daeromme met macht,
Heur hier en daer teghens my hebben gelacht
Ga naar voetnoot42:
En
Bartlens
Ga naar voetnoot43.
ghecomen aen,
Ga naar voetnoot43.
Soo heb ick doch deselve verjaecht
45[regelnummer]
En dapper tegen ghestaen.
Daer door ick dan oock van minst en meest,
Ben hooge geacht en seer gevreest
Voor een onverwinnelijcke Helt,
Als off ick had een Coninck geweest
50[regelnummer]
Met Processy inghehaelt.
So dat ick opgheblasen bin
En vastlijck ghenomen in mijn sin,
Door een Tyrannigen waen,
Het gantsche Lant te verderven
55[regelnummer]
Als Antwerpen is ghedaen
Tot Groeningen had ict eerst gemunt
Ga naar voetnoot56:
Gelijck nu yeder geworden is kunt
En met hulp van menich quant
Die my te helpen onderwunt
60[regelnummer]
In Groeningen en Vrieslant.
Dan God heeft sulckes niet gewilt
Maer mijn moordadigen aenslach gestilt,
Door mijn selfs soldaten net
Die my tot mijnen grooten onwil
65[regelnummer]
Hebben
Ga naar voetnoot65. gevangen heen gheset.
Als ick oyt zy vereert geweest
Also ben ick nu in een smadelijck foreest
Villiaco
Ga naar voetnoot68. noemden
sy my,
Verrader, schelm, dief, onbevreest
70[regelnummer]
Ende Moordenaer daer by.
| |
[pagina 287]
| |
Mijn zwager
Ga naar voetnoot+
Rijsbroeck hooch geacht
Ga naar voetnoot71.
Die hebbense daer aen mijn zijde gebracht,
T'vangen was daer goeden koop:
En Mepske voort in zijn huys bewacht
Ga naar voetnoot74.
75[regelnummer]
Want hy is van onsen hoop.
Fernand de Loup mocht niet ontgaen
Ga naar voetnoot76
Maer in een Zwijne-kot is hy gevaen,
Die Wachtmeester moest oock voort,
Hoewel hy in een schoorsteen was gegaen
80[regelnummer]
Daer hy bykans was versmoort.
Fascus van Zutphen een Coronel
Die was geraect in een Monicx vel,
Een Monicx Cap ick meyn,
Na t'schoenmakers gat
Ga naar voetnoot84. moest hy al
snel
85[regelnummer]
En een nieuwen Bisschop seyn.
Ga naar voetnoot85.
Doctor Logendorp wijt vermaert,
Ga naar voetnoot86.
Die moest daer oock mede op dese vaert
Al zijn loghen holp hem niet,
Mijn arme Wijf wort niet gespaert
90[regelnummer]
Is oock me gevangen siet.
Daerna
Monceau en
Boystemant
Ga naar voetnoot91.
Die moeten in Vrieslant oock achter aen,
Met menich fijn Carnuyt,
Die met my wolden gemoordet haen
95[regelnummer]
Maer d'aenslach is comen uut.
Des worde ick nu seer gekrenckt
Van elck als een diefhencker geschent
Ga naar voetnoot97.
Isser niet een duyvel inder Hel
Die my helpt uut dit ellent
100[regelnummer]
Tvalt my te zwaren ghequel.
Ick vrucht oock seer dat
Martigny
De Brusselsche gesant bezwaren sal my
Ga naar voetnoot102.
Die ick selfs nae mijner macht
Gepijnicht heb en gewont daer by
105[regelnummer]
Als een Beul seer onbedacht.
| |
[pagina 288]
| |
Och waer ick s'Princen gevangen
Dat ware wel mijn groot verlangen
Maer nu sorgh ick seer voorwaer
Ga naar voetnoot108.
Dat zy my sullen hanghen
110[regelnummer]
Boven alle dieven daer.
Adieu mijn vrienden en maghen,
Adieu mijn lieve Zwagher,
Wijff en Kinder oock daer by,
Adieu het kost mijn kraghen
115[regelnummer]
Ghy sult volghen (sorgh ick) my.
|
|