Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend
[pagina 123]
| |
56.
| |
[pagina 124]
| |
Sy werden te Hoof ontboden tsamen,
Daer sy oock seer heus, van herten Corragieus
Meest alle met mael
Ga naar voetnoot23. en Palster
Ga naar voetnoot+ quamen,
Want Vive le Geus, was alsdoen haer Leus.
25[regelnummer]
Daer heeft elck den Coninck trouw ghesworen,
Ga naar voetnoot25, 26:
En dat al totter doot, oft goet te worden bloot:
Daerom soo creech tPapegaeyken thoren
Ga naar voetnoot27.
Hy vlooch met haesten groot, al na den Paus sijn hoot
Ga naar voetnoot28..
De Ghemeynte uut alle de Steden,
30[regelnummer]
Hinghen den Adel aen, die wouden haer bystaen,
Om hout of steen niet meer aen te beden,
Men sachse
Ga naar voetnoot32. oock seer saen, al ter
neder slaen.
De Regente die creech veel gaven,
Datmen int openbaer, Gods woort sou preken daer:
35[regelnummer]
De Geusen die wilden de Mis begraven,
Het viel de Papen swaer, liepen Madamme naer.
Sy gaven haer ghelt om sulcx te wreken,
Ga naar voetnoot37
Alsulcken goet beghin, viel Madamme wel in:
Liet Kercken bouwen, en weder breken,
40[regelnummer]
Al na der lieden sin, dies creech sy niet min.
Ghelt ende goet creech sy met hoopen,
Want zijt al toe liet, al watter is gheschiet:
Papou
Ga naar voetnoot43. dit sach, ghinck na Roomen loopen,
Versweech daer sijn verdriet, het Papegaeyken niet.
45[regelnummer]
Het Papegaeyken loos van natueren,
Die swoer met eenen Eedt, alsulcks te wreken wreet,
Haer
Ga naar voetnoot47. Rijck en soude niet langhe dueren,
Hy sou haer maken reet, als Geusen gaen ghecleet.
Hy ghinck ras met den Paus doen te rade,
50[regelnummer]
Maeckte Duckdalf ghemeyn, generael Capiteyn,
Om tNederlant te straffen met onghenade,
Beloefden hem seer reyn, daer Heer te sijn alleyn.
Dit is den Adel ghecomen ter ooren,
Veel vielen van tverbont, bysonder den Egmont,
55[regelnummer]
Hy liet de Predicatie verstooren,
Ende daer de kercke stont, men haest een galghe vont.
| |
[pagina 125]
| |
Veel die te voren al Geusen waren,
Sachmen doen seer saen, draeyen als den Weerhaen:
Sy ghinghen haer onschult Madamme verclaren,
60[regelnummer]
Sy
Ga naar voetnoot60. hoorden haer vermaen,
en lietse vry al gaen.
Oproer en twist was doen voor handen,
Want de Ghemeynte vry, woudender blyven by,
Dat Parma beloeft had de Nederlanden,
Dat om tgheloove bly, sou sijn gheen tyranny.
65[regelnummer]
Sy meyndent wel met ghewelt te houden,
Oock een Marteken
Ga naar voetnoot66. snel, met al
sijn Apenspel,
Tscheen dat hijt van herten oock willen souden,
Maer twas den ouden rel
Ga naar voetnoot68., hy deed dander
ghequel.
Had hy te vooren Papou in hate,
Ga naar voetnoot69–72.
70[regelnummer]
Hy vermengde hem ras, met hen op tselve pas:
Hy meynde het sou hem wesen bate,
Maer certeyn ten was, al doen Papou ghenas.
Ga naar voetnoot72.
De Prince die is uut het Landt ghereden
Met hem is onbeducht
Ga naar voetnoot74., ontallick Volck ghevlucht:
75[regelnummer]
Gods woort wert daer weer met voeten ghetreden
In steden en ghehucht, na Jan Papous
Ga naar voetnoot76. ghenucht.
Den
Duckdalba is int Lant ghecomen,
Veel Spaengiaerts
Ga naar voetnoot78. bracht hy met, om die te maken vet
Madamme die heeft zijn coemste vernomen,
80[regelnummer]
Sy heeft met haesten net, hem in haer plaets gheset.
Sy is al met de Proeye gaen drijven
Ga naar voetnoot81.,
Want sy dacht eensaem, oft den
Duckdalf vernaem,
Dat haren schat daer sou moeten blijven,
Het waer haer onbequaem, end ooc een groote blaem.
85[regelnummer]
Den
Ga naar voetnoot85. Duckdalbe die heeft gheboden,
Datmen de Goykens
Ga naar voetnoot86. al, rasch weer oprechten sal,
En dienen oft eeren sijn vreemde Goden,
Van Gout oft Silver smal, alsoot Papou beval.
| |
[pagina 126]
| |
Des Princen Sone den
Graef van Bueren,
90[regelnummer]
Deed hy al sonder vaer, uut Loven halen daer:
En deed hem te scheep na Spaengien vueren,
Hier quam int openbaar, sijn Tyrannije swaer.
Den
Egmont wert ontboden te Hove,
Hy leyde oock ter ste, den Graef van Hoorne me:
95[regelnummer]
Si werden ghevanghen, niet tharen love,
Want elck na rechter ze, als Huychelaer daer de.
Hier wert nu waer de Prophecyen,
Die de Prince cloeck, hem sey te Willebroeck:
Ga naar voetnoot98.
Dat hy hem selfs sou brenghen int lyen,
100[regelnummer]
Als hy deed int versoeck
Ga naar voetnoot100.,
tVerbondt al in den hoeck.
Men sach haest bey de Graven ontlyven,
Oock Strael
Ga naar voetnoot102. en
Backerzeel, en dat sonder appeel:
De Batenborchsche cloeck van bedryve,
Oock al vernielen heel, Edelen een grooten deel.
105[regelnummer]
Het sijn te recht niet dan Alfsche voeren
Ga naar voetnoot105.,
Die hy daer noch bedrijft, en hem Gouverneur schrijft:
Want herbergh gheeft hy boeven en hoeren,
Maer die by Gods woort blijft, hy dagelijcx ontlijft.
Ghebannen heeft hy veel duysent lieden,
110[regelnummer]
Met sinnen obstinaet, al na der Papen raet:
Moorden en branden zietmen gheschieden,
In gheen Cronijcke staet, van sulcken Tyran quaet.
Is dat recht bewaert des Conincks Landen?
Besiet ghylieden vroet, de deucht die
Ga naar voetnoot114. hy u doet:
115[regelnummer]
Het Thiende begheert hy van al u panden,
Madamme socht het goet, den Ducdalba ooc het bloet.
Scherpelijck doorsiet ghy Ondersaten,
Wat dat den oorspronck is, van dees
Ga naar voetnoot118.
verderffenis,
Oft niet den Paus is, met sijn Legaten:
120[regelnummer]
Want eenen Coninc fris, soect sLants welvaert gewis?
| |
[pagina 127]
| |
Wilt u nu rasch ontlasten daeromme,
Ga naar voetnoot121.
Den paus te sijn subieckt, al hout hy u suspect:
Hy soeckt niet dan der sielen verdomme,
En tlichaem hy perfeckt, tot alle boosheyt treckt.
125[regelnummer]
Daerom wilt hem nu helpen raseren,
Want ghy siet hoe God werckt, die der Vorsten handt sterckt:
Om dAfgodische Natie te ruyneren,
Alsoomen nu aenmerckt, Ist nu niet wel gheclerckt?
Ga naar voetnoot128:
Waer wil den Alf nu henen draven?
130[regelnummer]
Papen ende Spangiaert, met al haer volck vermaert?
De Misse die wort int Vaechvier begraven:
Lof
Ga naar voetnoot+, Omganc
Ga naar voetnoot+, noch Bevaert, niet en
worden gespaert.
Den Prins van Oraengien weest ghehoorsame:
Graef Lodewijc dEdel bloet, Godt geef hem nu voorspoet:
135[regelnummer]
Sy sijn tot den Crijch nu seer bequame,
Die nu seer woeden doet, dAlfs Tyranny verwoet.
CORNELIS VAN DAMME. |
|