De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minneklagt van Albert en Louize. Deze bloempjes deze perken, Hooren mijne minneklagt, Vlijtig, vlijtig aan het werken, 't Is Louize die ik wacht; Moet zij achter deze muren Eeuwig in den kerker zijn, Ach, hoe menig, menig uren Zucht ik hier in minnepijn. Schoon dit kleed mij ook vermomme, En ik eenen tuinman schijn, Mogt zij toch nog eens is komen, Albert zou gelukkig zijn. Maar helaas! wat doet mij vreezen, Is het waar hetgeen ik gis. Zou het mogelijk kunnen wezen, Dood is zij dat is gewis. [pagina 18] [p. 18] Wat baat mij nu al mijn klagten. Daar zij ligt in 't koele graf. Wreede dood! wil mij niet plagen, Rukt me van deez' wereld af; Wreede dood kom mij thans nad'ren Grief mij met uw feile zeis, 't Siedend bloed kruipt mij door de ad'ren, Daar gij mij mijn grafplaats wijst. Voor het laatst zal ik deez' bloemen, Gaan besproeijen met een traan. 'k Pluk dit roosje waart te roemen, Dat met mij in 't graf zal gaan. Dit geweer zal mij bevrijden Van de droefheid die ik lij. 'k leg dit roosje aan mijn zijde. En de dood die maakt mij vrij. De avondstond die kwam toen nad'ren, De kloosterdeur ontsluit zich daar, Men ziet in 't diepste van de blad'ren, Het is Louiza al te waar, Afgemat en moe van 't zuchten, Vliegt zy naar haar waarden vrind Maar helaas dit zyn de vruchten, Daar zy hem doorstoken vindt. Hy ontsluit voor 't laatst zyn oogen, Ziet haar aan vol teederheid, Valsche schyn heeft my bedrogen, Ik moet naar de eeuwigheid: Ja, ik heb myn hart doorstoken, Vliegt terug in uwe cel, Uw wreede vader is gewroken, Louiza! ach, vaar eeuwig wel! [pagina 19] [p. 19] Ademloos en moe van klagten Valt zy op zyn boezem neer, Hier zal ik den dood verwachten, Want myn Albert keer niet weer, Lieve Minnaar wilt toch spreken, Zyt gy heen dan voor altoos? Maar hy geeft nog taal nog teeken Dood ligt hy by deze roos. Liefste roosje vol van geuren, Gy zyt nu myn eenigst goed, Mogt gy eeuwig, eeuwig treuren. Met my diep bedroefd gemoed; De dood zal ons te zaam vereenen, Liefste vriend dit! dit is ons lot, Maar hoe waggelen myn beenen, Ach, ik sterf o groote god, Vorige Volgende