Gheestelijcke Harmonie(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht Vorige Volgende X X X V. O Wonder groot, uyt's Vaders schoot, Is Godt van Godt herkomen Vyt louter lieft, die hem her af dreef: Heeft ons fleisch aengenomen. O wonder groot, naeckt en bloot, Is hy by ons op Eerden; Vyt goedigheydt, die ons bereyt, Wil onser milder weerden. O wonder groot, der Moeder schoot, Begrijpe nu den Heeren, Den loof en gras, ja alles was, In den Hemele boven eeren, O Betlehem, o Bethlehem, Vyt duysent uytverkoren Hoe zijt ghy dem, soo aengenem Die huyd in u geboren. O heylige Stadt, geeft hulp en raet Hoe wy Godt mogen gefallen: Die Jonckfrouw reyn, en't Kindeleyn Loven met grooter schallen. [pagina 47] [p. 47] Och Jonckfrou zart van Edler art, Doet ons u Kindeken versoenen; V willen wy alle seer bly End' u kindeken dienen. O Jonckfrou zart den kindeken wacht, Siet toe dat het niet weyne, Bidt dat die sundt, al dies sindt, Van zijnen volck alleyne, Och Jesuleyn schoons kindeken, Hoe sullen wy u loven? Helpt ons uyt noot zijt oock Godt, Inden hooghsten Hemel boven. Ghy zijt te gelijck, arm ende rijck, Sijt kleyn en groot daer neven: Door desen dagh, die veel vermach, Bidt wilst ons genaedt geven. O kindeleyn, bidt willest zijn, Mijn troost op deser Erden; V soecke ick hyer, och blijft by myer Laet my niet troostloos werden. Vorige Volgende