Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende XLVI. Als Iesus in sijn Majesteyt Sal komen, so hy heeft voorseyt, Geven rechtveerdich oordeel Over elck, sonder vordeel. Gheven, &c. Den reken-boeck sal open gaen, Elck sal daer loon naer werck ontfaen, En rekeninghe geven Van sijn voorgaende leven. En, &c. Mijn rekeningh is ongereet: Mijn bloet verandert al in sweet, Als ick aensie de sonden Die mijn siele doorwonden. Als, &c. Ick vinde my in grooter noot, Als ick denck’ op de tweede doot: ‘Twaer beter noyt geboren, Dan eewich sijn verloren. ’Twaer, &c. Hoe heb’ ick so den tijdt verquist! Och! hoe hebb’ ick aldus gemist! Dat ick die schone straeten Der deuchden hebb’ verlaten. Dat.&c. Van sinnen was ick wel berooft, Dat ick den vyandt heb gelooft: Het vleesch heeft my bedrogen, En de werelt gelogen. [pagina 61] [p. 61] Maer ick wil volgen goeden raet, Voort aen beweenen mijn misdaet, En my in tijts bereyden, Om wel van hier te scheyden. En my, &c. Weest my genadich Iesu soet, Door u sweet ende dierbaer bloet: En wilt my niet verdommen, Als ick voor u sal kommen. En wilt, &c. Vorige Volgende