Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 27
(2020)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
Guillermo Sanz Gallego en Kris Peeters
| |||||||||||||||||||||
Meerstemmigheid, meertaligheid & vertalingMeerstemmigheid betreft de aanwezigheid in een literair werk van ‘meerstemmig discours’Ga naar eindnoot2, dat wil zeggen taalgebruik dat is opgebouwd uit de stemmen of perspectieven van meer dan één persoon. Soms is het dan zo dat een brontekst meertalige of anderstalige stemmen bevat; die stellen een vertaalprobleem (meertaligheid of heterolinguïsme) dat al vaker besproken werd.Ga naar eindnoot3 Meerstemmig discours kan echter ook subtieler zijn, want het treedt ook op binnen één en dezelfde taal. In dat geval worden verschillende taalvarianten (sociolecten, regiolecten, idiolecten, genrespecifieke uitdrukkingswijzen) belichaamd door verschillende personages, of zelfs, op nog subtielere wijze, door één en dezelfde verteller, die ze zich eigen maakt of ze nabootstGa naar eindnoot4. Meerstemmigheid komt ook voor wanneer een tekst diverse maatschappelijke discoursen uitvergroot en met elkaar in dialoog laat treden, zoals straks zal blijken. Kortom, meertaligheid (meerstemmigheid in verschillende talen) is een bekend vertaalprobleem, maar meerstemmigheid (binnen één taal) is een nog heikeler vertaalkwestie omdat het zo subtiel kan zijn dat het al snel onopgemerkt blijft. Literaire meerstemmigheid is niettemin een belangrijk gegeven dat verband houdt met wat Bachtin (1984: 122-137, 156-177) ‘carnavalisering’ noemt. Door de geschiedenis van het Europese proza lopen volgens Bachtin (1981: 378 e.v.) twee ‘stilistische lijnen’. De eerste is die van de ‘speci- | |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
fiek-literaire taal’, die hij omschrijft als een autoritaire, eenstemmige (monologische) en abstracte taal, in die zin dat ze zich distantieert van het concrete, alledaagse taalgebruik. Deze taal geniet aanzien want het is de taal van de literatuur met de grote L. De tweede stilistische lijn betreft proza dat die autoritaire literaire taal relativeert en op haar plaats zet. Die plaats is niet boven, maar tussen de meerstemmige variatie (heterologie) van taalvormen en discoursgenres die elk concreet maatschappelijk taalgebruik kenmerkt (idem: 263 e.v.). Zo ‘carnavaliseert’ een meerstemmige tekst de autoritaire, eenstemmige, typischliteraire taal. Meerstemmigheid ondergraaft haar autoriteit en haalt haar neer, want het maakt dé stem tot slechts één stem tussen al de andere. In een meerstemmige tekst kan specifiek-literair taalgebruik nog steeds voorkomen, maar dan wel in de confrontatie met andere vormen van discours. Een bekend voorbeeld is de literatuurgekke Don Quichot, wiens taalgebruik gecontrasteerd wordt met de stem van de boerse, rationele Sancho. Daardoor hanteert Don Quichot niet langer dé taal maar een taal. Meerstemmigheid haalt de eenstemmigheid van een dominant discours kortom van haar voetstuk. In El impostor is dat het geval, maar in de Nederlandse vertaling wordt die betekenisvolle meerstemmigheid gereduceerd tot een eenstemmig discours. | |||||||||||||||||||||
Meerstemmigheid en historische herinnering in El impostorEen hedendaagse roman over de Spaanse Burgeroorlog als El impostor is een mengproduct van geschiedschrijving en fictie (Izquierdo 2012). Vaak behoren deze romans tot wat Marianne Hirsch (2012) postmemory noemt: hedendaagse schrijvers getuigen van gebeurtenissen die ze niet zelf beleefd hebben. In zulke getuigenissen ligt de nadruk op de persoonlijke reconstructie van het verleden. De zoektocht naar informatie en historische documentatie staat erin centraal, maar levert slechts een onzeker en onvolledig beeld op, zodat de tekst ook ruimte laat aan de verbeelding van de auteur.Ga naar eindnoot5 In El impostor vertelt Cercas niet zijn eigen familiegeschiedenis: het boek is geen getuigenis, maar de reconstructie van een valse getuigenis, die van Enric Marco. Dat neemt niet weg dat de auteur de kenmerken van postmemory-literatuur aanbrengt. Cercas vertelt zijn verhaal in de eerste persoon: hij wisselt fragmenten van interviews met Marco af met beschouwingen over de reconstructie van het verleden, het verband tussen feit en fictie, getuigenis en historische werkelijkheid. Op die wijze worden de basiselementen van postmemory-literatuur uitvergroot: getuigenis, herinnering, geschiedschrijving en ook ‘waarheid’ zijn termen die Cercas op zowat elke pagina gebruikt. Maar wat Cercas daarbij vooral uitvergroot is de machtsstrijd tussen twee types discours, twee stemmen die hij tegen elkaar uitspeelt, die van de getuige en die van de historicus: Herinnering en geschiedschrijving zijn principieel tegengesteld: de herinnering is individueel, partieel en subjectief, terwijl de geschiedschrijving collectief is en volledig en objectief wil zijn. De herinnering en de geschiedschrijving zijn ook complementair: de geschiedschrijving geeft de herinnering betekenis en de herinnering is een instrument, een ingrediënt, een onderdeel van de geschiedschrijving. Maar de herinnering valt niet samen met de geschiedschrijving. (Cercas 2017: 300-301) Door het uitvergroten van discourssoorten in El impostor wordt het geval Marco vooral gebruikt om vragen op te roepen over de hedendaagse | |||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||
context waarin zijn valse getuigenis kon circuleren. Cercas' doel is namelijk niet om na te gaan in hoeverre Marco's getuigenis fictie dan wel werkelijke feiten betreft - dat is het werkterrein van de geschiedschrijving - maar om de waarheid van het geval Marco te doorgronden. De belangrijkste vraag voor Cercas is niet waarom Marco heeft beslist om iedereen zo te bedriegen of hoever dat bedrog dan wel reikte, maar wel hoe hij iedereen zo kón bedriegen. Die vraag betreft de wijze waarop de Spaanse maatschappij omgaat met de herinnering aan de burgeroorlog en de dialoog tussen getuigen en historici. Voor de publieke opinie in Spanje was wat de getuige beweerde, waarheid. Maar de waarheid, zo betoogt Cercas, kan enkel geconstrueerd worden in een meerstemmige dialoog tussen de ooggetuigen en de geschiedschrijvers. De romanschrijver gaat tussen de getuige en de historicus in staan. Zijn rol is die van een orkestleider die de diverse stemmen laat horen die meespelen in de historische herinnering in Spanje. Juist daarom is de meerstemmigheid in Cercas' roman belangrijk: de Spaanse schrijver wil duidelijk maken hoe zowel de getuige als de historicus (net als de romanschrijver zelf) de complexe relatie tussen werkelijkheid en fictie, feitelijkheid en verbeelding benutten. Daarbij waarschuwt Cercas tegen wat hij, in nogal sterke bewoordingen, ‘de chantage van de getuige’ noemt (Cercas 2017: 300). Hij neemt niet de getuige an sich op de korrel, maar wel ‘het buitensporige prestige’ (idem: 299) dat in Spanje aan zijn stem werd verleend, omdat ‘alleen degenen die erbij waren weten hoe het was’, zoals Elie Wiesel ooit beweerde (idem: 300). Voor Cercas getuigt deze uitspraak van de dominante monopoliepositie die aan één discours wordt toegekend ten nadele van de rechtmatige plaats van de geschiedschrijving (of van andere vormen van getuigenis zoals postmemory, faction of wat in Frankrijk fiction de témoignage of récit de témoignage heetGa naar eindnoot6). Zonder die noodzakelijke tegenstem, zo luidt Cercas' argument, steunt de historische herinnering alleen op de rechtstreekse getuigen. Dat is de vrijbrief die Marco kreeg en waarvan hij misbruik maakte. En dat is voor Cercas een essentieel onderdeel van wat hij de waarheid noemt van het geval Marco. In El impostor woedt de machtsstrijd tussen het discours van de getuige en dat van de historicus tegen de achtergrond van een levensgrote pragmatische paradox, namelijk dat de fictie een waarheid inhoudt en dat wat als waar wordt voorgesteld voor een goed deel fictief kan zijn. Door die instabiliteit is het onmogelijk om de waarheid in één kamp te leggen. De historische herinnering kan, anders gezegd, niet steunen op één waarheid of op één gezaghebbend discours dat die waarheid in pacht zou hebben. De stem van de getuige (van de valse getuige in Marco's geval) wordt daardoor herleid tot één stem die niet langer dé stem is. In Cercas' boek wordt Marco vaak vergeleken met Don Quichot: de romanschrijver belichaamt daarmee het gezonde tegengewicht van Sancho Panza. Kortom, in El impostor haalt de carnavalisering die gepaard gaat met meerstemmigheid de eenstemmigheid van een dominant discours van haar maatschappelijke voetstuk. | |||||||||||||||||||||
Van een meerstemmige Impostor naar een eenstemmige BedriegerHet valt op dat Den Bekkers vertaling meerstemmige passages in de brontekst die het genoemde dubbele dualisme (fictie/werkelijkheid en herinnering/geschiedschrijving) in scène zetten vaak monologiseert. Zo wordt bijvoorbeeld het verband tussen geschiedschrijving en de werkelijkheid dik aangezet: | |||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||
La realidad es que fue un escándalo que resonó en los cinco continentes [...] porque todo cuanto guarda relación con el Holocausto posee una dimensión universal. (Cercas 2014: 391) Cercas benadrukt in deze passage dat hij het objectieve discours van de geschiedschrijving hanteert: ‘[l]a realidad es que’ (de werkelijkheid is dat). Die zinsnede kan tautologisch lijken, en wellicht werd ze daarom wegvertaald, maar ze legt juist de nadruk op de keuze voor een bepaald discours, dat van de objectieve historische zekerheid dat ‘alles wat met de Holocaust te maken heeft een universele dimensie impliceert’ (onze vertaling) die het individuele overstijgt. Het geval Marco, anders gezegd, gaat niet alleen over Marco maar ook over hoe de maatschappij omgaat met de Holocaust. In de Nederlandse vertaling echter luidt de causale bijzin nogal anders, zodat het lijkt alsof Cercas afstand neemt van de objectieve geschiedschrijving en een persoonlijk, subjectief (en bovendien tendentieus) narratief aanhangt. Het persoonlijke narratief is echter een ander type discours, en Cercas maakt dat verschil erg duidelijk, in de eerder geciteerde passage (2017: 300-301), maar bijvoorbeeld ook wanneer hij zijn bedoelingen als romanschrijver lijnrecht tegenover Enric Marco's bedoelingen plaatst. Het is Marco die Cercas aanspreekt: Mira, tengo que decirte una cosa: si tu objetivo era entenderme, el mío era explicarme (419) Het voegwoord ‘si’ drukt een tegenstelling uit en stelt twee soorten discours tegenover elkaar: Marco's zelfverklaarde doel was het om zijn zaak uit te leggen (explicar), maar Cercas' bedoeling was net niet om dat verhaal nog eens uit te leggen, maar om het maatschappelijke fenomeen te begrijpen (entender). Maar de vertaler opteert voor het praesens zodat het niet duidelijk is dat deze opmerking gaat over de wijze waarop de roman, die de lezer intussen bijna uit heeft, twee discoursvormen met elkaar in dialoog liet treden (het bevestigende explicar en het bevragende entender). De tegenstelling (‘si’) werd vertaald met een nevenschikking (‘en’), waardoor twee discoursgenres die lijnrecht tegenover elkaar staan worden afgezwakt tot twee monologische discoursen die naast elkaar bestaan. Noch de getuigenis noch de geschiedschrijving hebben het alleenrecht op wat Cercas de waarheid noemt. Daarom maakt hij een onderscheid tussen een verhaal dat geloofwaardig is (‘verosímil’) en een verhaal dat waarachtig is (‘veraz’): Es, a grandes rasgos, un relato verosímil. ¿Es también un relato veraz? (85) De Spaanse auteur contrasteert hier een bewering met een vraag. Het verhaal van Marco, zo luidt het, is ‘een geloofwaardig relaas’ (want het werd geloofd) en dat houdt verband met de verhouding tussen fictie en werkelijkheid - een verhaal, echt gebeurd of fictief, is geloofwaardig wanneer aannemelijk is dat het strookt met de werkelijkheid - | |||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||
maar of zijn verhaal ook waarachtig is (‘veraz’), of het met een waarheid strookt en wat dan die waarheid is, blijft een vraag. Juist die vraag is de grondstof van Cercas' zoektocht in de roman. Maar in de Nederlandse vertaling leest de lezer twee vragen. Op die manier vervaagt het contrast tussen de beide zinnen, tussen de gesloten bewering dat Marco's verhaal geloofwaardig is en de open vraag wat de waarheid is achter dat goeddeels verzonnen verhaal, wat dit verhaal nu eigenlijk betekent en vertelt over hoe de historische herinnering in Spanje in elkaar zit. Het volgende voorbeeld laat iets vergelijkbaars zien: ¿Es mentira una novela? ¿Es mentira una ficción? (215) Ook hier wordt de dialogische, meerstemmige grondidee in de Spaanse tekst grotendeels geabsorbeerd in een monologisch discours in de vertaling. Woordelijk vertaald schrijft Cercas: ‘Is een roman een leugen? Is een fictief verhaal een leugen?’ (onze vertaling). Tussen de regels door stelt de schrijver daarmee dat de roman niet noodzakelijk een fictief verhaal brengt, maar ook dat een grotendeels fictief verhaal (Marco's valse getuigenis) een dieperliggende waarheid kan inhouden. Die ‘waarheid van de leugen’ (Cercas 2017: 221) kan achterhaald worden in de roman. De tegenstelling tussen echt en fictief, werkelijkheid en leugen, is met andere woorden te eenvoudig en wordt door Cercas ter discussie gesteld. De vertaler keert het onderwerp en het predicaat in de tweede zin echter om: ‘Zijn leugens fictie?’ Daardoor wordt het delicate dialogische contrast in de Spaanse tekst weergegeven in een monologisch discours, waaruit de lezer afleidt dat Cercas de leugen verdedigt. Wat hij in feite doet is uit die al te eenvoudige tegenstelling stappen (is wat hij beweert echt gebeurd of niet? Is het werkelijkheid of leugen?) en op zoek gaan naar de dieper liggende waarheid van het geval Enric Marco. Daar ligt net het verschil tussen de wijze waarop Marco de werkelijkheid en de fictie gebruikt en de manier waarop de romanschrijver dat doet. Niettemin steunen zowel de valse getuige als de romanschrijver op de complementariteit tussen werkelijkheid en fictie. Die overeenkomst ziet ook Enric Marco, in een passage waarin hij toegeeft dat zijn verhaal deels verzonnen is om vervolgens de romanschrijver erop te wijzen dat hij niet anders is: Ésa es la verdad, Javier. La verdad es que usted soy yo. (390) De versmelting van werkelijkheid en fictie en van Cercas en Marco vindt plaats onder de noemer van ‘de waarheid’ en in de eerste persoon: ‘usted soy yo’, ‘u ben ik’, en niet ‘*usted es yo’, ‘u bent ik’ (onze vertaling). Maar in de vertaling verwijst Marco naar zichzelf in de derde persoon (‘jij bent Enric Marco’), waardoor hij niet langer het onderwerp van de zin is, maar het voorwerp van de vergelijking. Daardoor wordt de hybridisatie van stemmen die het dialogisme kenmerkt teniet gedaan en worden de twee discoursvormen die met elkaar verweven zijn uit elkaar getrokken. In plaats van de mengvorm van realiteit en fictie die zowel Cercas' als Marco's ‘waarheid’ is, wordt die waarheid in de vertaling voorgesteld als een machtsstrijd waarin de fictie de bovenhand krijgt: ook de romanschrijver is Enric Marco, ook hij is | |||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||
een bedrieger, ook zijn werk is een construct en geen werkelijkheid. De hybride, dialogische invulling die Cercas geeft aan het begrip ‘waarheid’ verdwijnt daardoor goeddeels, en dat terwijl het er Cercas juist om gaat de waarheid van het fenomeen Enric Marco te begrijpen: Yo lo único que quiero, ya te lo he dicho, es escribir un libro en el que se te entienda (420) De onpersoonlijke formulering in deze zin (‘se te entienda’) duidt op een algemeen begrip en is meerstemmig. Achter dat ‘se’ (men) gaan namelijk meerdere gezichten en perspectieven schuil: Cercas zelf, Marco, Marco's gezin, de echte getuigen, de geschiedschrijvers, de Spaanse publieke opinie die hem geloofd heeft. Deze stemmen maken allemaal deel uit van Cercas' tekst, die ze bij elkaar brengt in een boek dat vooral de dynamiek tussen die stemmen onderzoekt en zichtbaar wil maken. In de vertaling wordt die meerstemmigheid gereduceerd tot één visie, tot één enkele stem: die van een auteur die in zijn boek aan ‘de lezer’ uitlegt hoe deze de zaak Marco moet begrijpen. Alleen probeert Cercas niet om de persoon Marco of zijn verhaal uit te leggen aan de lezer, maar om het maatschappelijke fenomeen bloot te leggen. Dat doet hij door de volledige complexiteit te onderzoeken van een dialogisch samenspel van maatschappelijke discoursen dat verder gaat dan een eenvoudige verklaring, net omdat geen enkele stem, ook niet die van de romanschrijver, de waarheid in pacht heeft. Die waarheid kan alleen maar geconstrueerd worden in de onderlinge confrontatie tussen verschillende stemmen. | |||||||||||||||||||||
‘El original es infiel a la traducción’ (Borges)Ga naar eindnoot7Naast de omzetting van het meerstemmige discours in de brontekst naar een overwegend monologisch discours in de Nederlandse vertaling is deze casus belangwekkend om een tweede reden. Die heeft te maken met meertaligheid (hier gedefinieerd als meerstemmigheid in verschillende talen). De Spaanse brontekst bevat namelijk een vertaling, in het Spaans, van een brief in gebroken Duits die Enric Marco op 1 september 1942 vanuit een gevangenis in het Duitse Kiel aan zijn vrouw stuurde.Ga naar eindnoot8 Cercas liet de brief vertalen door Carlos Pérez Ricart, met behoud, zo beweert hij, van ‘las limitaciones del macarrónico alemán de Marco’ (152) (‘de beperkingen van Marco's macaronische Duits’, onze vertaling). In de Neder landse tekst blijft die Spaanse vertaling onvermeld. In plaats daarvan heeft Jos den Bekker de geciteerde passages uit Marco's brief rechtstreeks uit het Duits vertaald; hij voegt bovendien het originele handgeschreven document toe als een bijlage (473-475) met een transcriptie (476-477). Door deze opmerkelijke ingreep behandelt de vertaler de betreffende passages in de brontekst niet als een origineel, maar als een vertaling en gaat hij als een historicus terug ad fontes, naar het oorspronkelijke historische document. Den Bekker corrigeert met andere woorden Pérez Ricarts vertaling en levert dus, voor wat die brief betreft, een hervertaling af (als men tenminste bereid is, zoals Amaral 2019 onlangs nog bepleitte, dat begrip te verruimen naar elke tekst die in een eerdere vertaling ter beschikking staat van de vertaler, ook al is dat niet in dezelfde doeltaal). In ieder geval is een van de kenmerken van een hervertaling juist dat ze met meer aandacht omspringt met meertaligheid en meerstemmigheid (Peeters 2016; Peeters & Sanz Gallego 2020). Die grotere aandacht voor | |||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||
meertaligheid is hier van toepassing, zoals mag blijken uit enkele voorbeelden. We citeren eerst de Duitse brontekst, dan Pérez Ricarts vertaling in het Spaans (in Cercas' roman) en ten slotte Den Bekkers (her)vertaling. Om de vergelijking te vergemakkelijken voegen we zelf (tussen vierkante haken) woordelijke Nederlandse vertalingen toe van de Duitse en de Spaanse versie:
Uit deze voorbeelden blijkt dat ‘het origineel ontrouw is aan de vertaling’: de vertaling van Marco's brief in Cercas' roman vijlt Marco's Duits bij tot een Spaans dat veel dichter bij de standaardtaal staat en expliciteert ook wat er bedoeld wordt. Pérez Ricarts vertaling leunt aan bij wat we in het begin van deze bijdrage, in navolging van Bachtin, ‘specifiek-literaire taal’ hebben genoemd. Den Bekker toont op zijn beurt veel meer van Marco's gebrekkige Duits, standaardiseert minder en expliciteert niet langer. Die kenmerken zijn typische kenmerken van een hervertaling. Den Bekker slaagt er op die manier in om de meertaligheid van de originele brief in zijn vertaling onder te brengen, terwijl de Spaanse vertaling van die brief in de brontekst dat niet deed. Daarmee onderschrijft de Nederlandse vertaler weliswaar het belang van historische documentatie, maar toont hij tegelijk aan dat de romanschrijver geen historicus maar een romanschrijver is die zijn bronnen op geheel eigen wijze gebruikt. | |||||||||||||||||||||
Tot slotOnze analyse van de meerstemmigheid in El impostor en de Nederlandse vertaling levert een | |||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||
dubbel beeld op. Enerzijds wordt het meerstemmige theater in de Spaanse tekst geherformuleerd in een overwegend eenstemmige tekst in het Nederlands. De mise en scène van stemmen en perspectieven op het complexe samenspel tussen documentatie en fictie en tussen de ‘werkelijkheid’ en de ‘waarheid’ die de historische herinnering aan de Spaanse Burgeroorlog volgens Cercas bepalen, vervaagt en wordt een eenstemmig discours. In dat opzicht bevestigt deze analyse dat het vertalen van meerstemmigheid geen eenvoudige zaak is. Anderzijds distantieert Den Bekker zich van de Spaanse tekst waar deze al een vertaling is van een Duitse brontekst. Op die wijze herintroduceert de vertaler een meertaligheid die in de Spaanse tekst verloren was gegaan. Voor wat Marco's brief in het Duits betreft gedraagt Den Bekker zich als een historicus en als een hervertaler die de eerste vertaling in Cercas' Spaanse tekst opnieuw confronteert met het samenspel van talen. Dat getuigt van een bijzonder vertalersethos, dat bovendien goed aansluit bij Cercas' dialogische zoektocht naar waarheid. Die waarheid betreft de hedendaagse
| |||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||
reconstructie van de historische werkelijkheid die alleen kan slagen door de dialogische interactie tussen diverse stemmen, tussen de getuigen en de geschiedschrijvers. De rol van de romanschrijver is precies om die dialogische interactie te onderzoeken. Volgens Prstojevic (2010) is een getuigenis inderdaad niet alleen een kwestie van biografische en historische waarschijnlijkheid - waarin de getuige een meesterbedrieger bleek tot hij door de historicus werd ontmaskerd - maar ook van culturele waarschijnlijkheid of aanvaardbaarheid vandaag de dag. Dat is ook de wond waarop Cercas als romanschrijver de vinger legt: men nam Marco's verhaal voor waar aan omdat hij sprak met de autoritaire, monologische stem van de getuige. | |||||||||||||||||||||
Bronnen
|
|