Het Evangelische visnet, bevattende sommige veranderde liedjes uit het zelve, andere uit de Evangelische triumph-wagen, Zingende zwaan, en anderen

[p. 202]

Op de derde Zond. na Pinxteren. Luc. 15.

Stem: {In een wynpyp voorwaar.
{Die van Abraham wil hooren.
{'k Aanbid u Godheid kragtig.
{Van 't gestole kind van Utrecht.

Zie hoe de Ioden wanen,
Met regt te zyn gestoord,
Om dat de Publicanen,
Kwamen tot Iesus woord,
De Pharizeen en de Schriven sproken doe
Dees Galileeër hoort,
Ontfangt de Zondaar, hoe,

2. Kon dezen mensch dan wezen,

Een opregt deugdig man,
Die zo zeer word geprezen,
En neemt de Zondaars an?
Hy eet en drinkt met haar,
En is met hun gemeen;
Dezen is dan voorwaar
Een Zondaar ook met een.

3. God sprak tot hun wild horen;

Is hier wel een van al,
Wanneer hy heeft verloren
Van zijne hondert tal;
Maar eene Schaapjen kleen,
Hij niet verlegen is,
En laat hy niet alleen,
De negen en 't negentig.

4. En gaat met yver zoeken,

Zijn een verloore beest
Doorwandeld alle hoeken,
Waar dat hij is geweest,

[p. 203]

 

En als hy dat vind

 

Verblijd hij hem voorwaar,

 

Alzo word ook bemind

 

Een regt bekeerd zondaar.

 

5. Want daar zal in den Hemel

 

Vreugden worden vermeerd;

 

Met een zeer zoet gewemel,

 

Als iemand zig bekeerd;

 

Meerder om hem alleen,

 

Als negen 't negentig,

 

Om dat die algemeen

 

Niet leven regtvaardig.

 

6. En isser ook een Vrouwe

 

Die tien penningen heeft,

 

Daar over heeft zy rouwe,

 

En zeer bekommert leeft;

 

Wanneer zy maar vermist

 

Een penning van de tien;

 

Maar aanstonds dan verkwist,

 

By 't ligt om na te zien

 

7. Zij gaat zoeken zo lange

 

Tot 's hem gevonden heeft,

 

Zij is dan niet meer bange,

 

Maar dan in blijdschap leeft;

 

Zij roept dan bij malkaar,

 

Haar vrinden en gebuur',

 

Een over blijde maar'

 

Heb ik op deze uur.

 

8. Daarom wild u verheugen,

 

Zijt al met mij verblijd,

 

En schept mij nu vreugden

 

In mijne blijde tijd,

[p. 204]

 

Om dat ik vinde nu

 

Daar ik om was ontsteld;

 

(Dit koom ik zegge u)

 

Mijn eerst verloren geld.

 

9. Ik zeg zo zal naar dezen

 

Ook groote blydschap zijn,

 

En groote vreugde wezen,

 

Voor d'Engelen van mijn,

 

Als wanneer een Zondaar

 

Hem zo tot boet' bereid,

 

Om dat hij dan hier naar

 

Geniet de Zaligheid.