Het Evangelische visnet, bevattende sommige veranderde liedjes uit het zelve, andere uit de Evangelische triumph-wagen, Zingende zwaan, en anderen
(1794)–Anoniem Evangelische visnet, : bevattende sommige veranderde liedjes uit het zelve, andere uit de Evangelische Triumph-wagen, Zingende zwaan, en anderen, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Stem: ô Boose Wereld vol bedrieg'lykh.Sint Nicolaas, eerwaardige Prilaat,
Spiegel van deugd' in woord en met 'er daad,
Die een zeer liberalen Vader zyt,
En in ons kind'ren mond gebedenijd.
2. Al waard gy van een treffelijk geslagt,
Hebt gij uit 's Moeders ligchaam meê gebragt,
De penitentie, nemende de borst
Waar eens 's Woensdags en Vrydags voor den dorst
3. Gij groeide met de jaren ook in deugd,
Vliede de zonde van de jonge jeugd:
Speurende na de wetenschap met vlijd,
Wierd gevolleerd daar in een korten tyd.
4. Met vasten hebt gy uw' ligchaam getemt,
't Vlees prikkel met een hairen kleed gedempt.
U ziel en Tempel van de Heil'gen geest,
Is dag en nagt aan God gehegt geweest.
5. Na dat gij tot een Priester zijt gewyd,
Hebt gij de deugd nog verder bevryd,
't Ligchaam een zwaren Oorlog aangedaan,
Omdat hier meer onder den geest zou staan.
6. Gij sliept en at veel minder als voorheen,
| |
[pagina 40]
| |
En uwe drank was klaar water alleen,
U kleed'ren waren slegt, evenwel net,
De geest ghijd bekommert in 't Gebed
7. Wanneer u Ouders beide ware dood,
Hebt gy dan hun geërft een schat zeer groot,
Die gy niet hebt onnuttelyk verkwist,
Of opgeslooten in een Yzer kist
8. Den Armen gaf gy mildelijk het haar
Wast gy u niet en hield als eijgenaar,
Maar als uitreyjer dan den Heer gesteld,
Waar door men ook deeze daad van verteld.
9. In Parata was een arm edelman,
Die by zyn vrouw drie schoone dogters wan,
Dan zo zij nu geworden waren oud,
Kond hij haar niet in eer doen haar onderhoud.
10. Zo heeft hij haar gegeven eenen raad,
Die voor haar ziel was doodelyk en kwaad,
Dat zy om een stuk Geld haar zuiverheid,
Zouden bevlekken met oneerbaarheid.
11. Zo haast Sint Nicolaas zulks had verstaan,
Is hy bij nagt na 't zelve huis gegaan,
Wierp 't venster in een kneppeldoos met goud,
Waar door dit eene dogter is gehoud.
12. Nog andermaal keerd hij na 't huisgezin,
En wierp nog eens het Goud te venster in,
Waar door de twede dogter wierd getrouwt,
Zo grooten kragt had dit verborgen Goud.
| |
[pagina 41]
| |
13. De derde dogter heeft hij mee bedagt,
En op een nagt het Geld in huis gebragt,
Waar door hij haar Ligchaamen in de nood
Bewaart heeft en haar zielen voor de dood.
14. ô Wijze en barmhertigen Prelaat,
U is bekend ons slibberige staat,
Waar door ons onbedagte jonge jeugd,
Haast word vervoert van haar onnooz'le deugd.
15. Verkryg ons van God een devoot gemoed,
Dat altyd zuiver zyne wille doet,
Geef ons het Goud der liefde in ons schoot
Dat wy ontgaan de straffe van Gods hoet.
|
|