Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CII. Bij het avondmaal. 1. Komt! heffen w' ons eerbiedig hemelwaart, Daar leeft de Heer, wiens zoendood wij nu vieren; Mogt ootmoed, mogt geloof ons hart versieren, Zoo ging de rouw met stille vreugd gepaard: Bewondren wij met diep' eerbiedigheid Zijn menschenliefd', op Golgotha gebleken, Nu Hij zijn' disch voor zondaars heeft bereid, Hun van die gunst ten onderpand en teeken. 2. Dat niemand zegg', ik heb te zwaar misdaan! Of is Hij voor godloozen niet gestorven, En heeft Hij niet hun' zoen bij God verworven, En wijst Hij ons dit aan zijn' disch niet aan? [pagina 197] [p. 197] Laat schuldgevoel, bij zijne liefd', uw hart Tot meer geloof en sterker liefde dringen; Zoo wijkt de vrees, zoo lenigt zich de smart, En rust en deugd zal ons met kracht omringen. 3. Ik neem, geloof, en val aanbiddend neêr; Wat zal ik, Heer! tot al uw goedheid zeggen? Ik kan mij slechts voor uwe voeten leggen, Gij kent mijn hart; ik heb geen woorden meer. Geeft Gij U zelv' aan mij, ik mij aan U, Sterk mijn geloof, dat werk van uw vermogen, Aan uwen disch, en 'k leef alleen, om U In leed en vreugd als Redder te verhoogen. Vorige Volgende