Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXII. Dagelijksch gebed. 1. O groote God, die t'aller tijd In Christus onze Vader zijt! Wij storten onzer aller nood Ootmoedig in uw' Vaderschoot. 2. Doe ons gelooven op uw woord, Dat Gij ons arme zondaars hoort, Niet om onz' eigen waardigheên, Maar om uw' Zoon, om Hem alleen. 3. Geef, dat wij op uw Vadertrouw, Hoe schuldig zich ons hart beschouw; [pagina 168] [p. 168] Niet twijfelen, of Jezus bloed Heeft al die schuld voor ons geboet. 4. Dat steeds in ons dit vast geloof De liefde tot het kwaad verdoov'. En dagelijks ons meer geleid' Tot Christendeugd en heiligheid. 5. Geef ons, dat uw getuigenis En woord, dat eeuwig zeker is, Ons alles zij in vreugd en smart, Als 't enig rustpunt van ons hart. 6. Dat steeds, o hoogste Majesteit! Ons hart uw tegenwoordigheid, Bij al zijn pogen, diep gevoel', Opdat het U alleen bedoel'. 7. Stort ons die liefde tot U is, Die zich vertoont in menschenmin: Opdat, waar w' op uw aard ook treên, Wij vreugd verspreiden om ons heen. 8. Dat onze hand graag tranen droog', Weldadigheid ons hart verhoog', En, onder hoog of laag bedrijf, De menschheid ons steeds heilig blijv'. 9. Sterk, waar verzoeking lokkend lacht, Ons zinlijk hart door uwe kracht, [pagina 169] [p. 169] En geef ons tot de deugd steeds moed, Al kost z' ons welvaart, eer en goed. 10. Lacht ons op aarde voorspoed aan, Dat wij naar dankbren ootmoed staan; Of vloeit ons ramp op ramp hier toe, Dat z' ons uw' Zoon gelijken doe. 11. Dat slechts, bij voorspoed of bij leed, Ons hart geen' oogenblik vergeet, Hoe, zonder zelfsverloochening, Geen stervling ooit ten hemel ging. 12. Dat wij in welstand of in nood Gedurig denken aan den dood, En die gedacht' ons daaglijks meer Bedachtzaamheid en wijsheid leer'. 13. Zal onze leeftijd hier voortaan Uit oogenblikken slechts bestaan, Zoo vind' de dood ons vroeg bereid, En rijp voor U en d'eeuwigheid. 14. Of wel bestemd' uw albestier Ons eene langre loopbaan hier, Begeef, wat immer ons ontschiet', Ons dan ook in de grijsheid niet! 15. En is ons eind eens daar, o Heer! Zie dan genadig op ons neêr, En dat, om Jezus dierbaar bloed, Uw vrede heersch' in ons gemoed. Vorige Volgende