De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Edwin van Meerkerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ceerd netwerk van belanghebbenden, waarbij de uitgevers uit de Republiek der Nederlanden een centrale rol lijken te vervullen. Voor de bestudering van een uitgavegeschiedenis zijn diverse modellen voorhanden, waarvan het communicatiecircuit van Robert Darnton voor de achttiende eeuw de meest gebruikte is. Op deze modellen is echter veel aan te merken. De belangrijkste kritiekpunten zijn het reduceren van een uitgave tot een enkele levenscyclus, het gebrek aan samenhang tussen de verschillende factoren die bij de uitgave een rol spelen, het scheiden van externe factoren en het ‘interne’ proces en het vermengen van personen met functies. In dit artikel wordt daarom een nieuw model geschetst voor de studie van het achttiende-eeuwse boek. Dit model maakt gebruik van de groeiende theorievorming rondom netwerken.Ga naar voetnoot5 Met een benadering vanuit het perspectief van het netwerk wordt gepoogd de dynamiek van groepsprocessen beter zichtbaar te maken. Als leidraad wordt daarbij in eerste instantie een kritische analyse genomen van het communicatiecircuit van Darnton. Dit niet om een zoveelste kritiek op deze grote cultuurhistoricus te geven, maar vooral omdat zijn benadering een goed en algemeen bekend aanknopingspunt biedt om duidelijk te maken aan welke eisen een netwerkbenadering van de boekproductie, -distributie en -consumptie moet voldoen. Hetzelfde wordt gedaan met het werk van de Franse cultuursocioloog Bourdieu, dat eveneens een veelgebruikt onderzoeksmodel biedt. Verder wordt kort gekeken naar de sociologische netwerkanalyse, een wetenschapsgebied dat nog zelden in cultuurhistorische studies terug te vinden is. Op basis van deze drie analyses wordt een schema voorgesteld, waarin een netwerkbenadering wordt gevisualiseerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DefinitiesIn de boekhistorische studies en correspondentie-onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van termen die op het eerste gezicht duidelijker lijken dan ze zijn. Wanneer het begrip netwerk centraal staat, is het om te beginnen goed dit helder af te bakenen. De idee van het netwerk vindt wat betreft de moderne tijd haar origine in de studie van de schriftelijke communicatie. Niet alleen bieden brieven een vaak ruim voorhanden bron voor de bestudering van personen uit het verleden van wie verder vaak geen egodocumenten bewaard zijn gebleven, zij laten de historicus ook kennismaken met de wereld om de briefschrijver heen. Die wereld is echter niet noodzakelijkerwijs onderdeel van een netwerk. Er is een groot verschil tussen een brief, een briefwisseling en een netwerk.Ga naar voetnoot6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarnaast is het goed op een rij te zetten wat er wordt verstaan onder de verschillende functies bij de productie distributie en consumptie van een tekst. Deze drie sferen kunnen grafisch worden voorgesteld als in model 1. Dit zal fungeren als de basis voor het in dit artikel voorgestelde model. Bij productie moet worden gedacht aan de volgende aspecten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanuit de sfeer van de materiële productie kan daaraan worden toegevoegd:
De distributie van boeken kent per tijd en plaats een enorme variatie. Hiervoor hoeft slechts Darntons studie naar de smokkel van drukken vanuit Neuchâtel naar Frankrijk vergeleken te worden met het onderzoek naar de Duitse Buchmessen of de situatie in het verstedelijkte Holland.Ga naar voetnoot9 Vanuit het proces van de distributie van het boek komen de volgende facetten naar voren:
Het consumeren van het boek heeft te maken met:
Aan alle bovengenoemde elementen van de productie, distributie en consumptie van het gedrukte woord moet recht worden gedaan in een model dat de bestudering ervan probeert te stroomlijnen. Er kan dus niet worden volstaan met het opsommen van de reeks schrijver - uitgever - drukker - boekverkoper - lezer. De in het model weergegeven overlapping tussen de drie sferen duidt op de mogelijkheid dat personen die betrokken zijn bij de boekproductie zich in meer dan één fase van het proces begeven. Hierover later meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het communicatiecircuitIn vrijwel alle hedendaagse studies in de cultuurgeschiedenis wordt gepoogd het gehele proces van de productie, distributie en consumptie van cultuur in beeld te brengen, of op zijn minst als kader te stellen. Zoals iedere wetenschapper vreest ook de cultuurhistoricus de versplintering van zijn vakgebied, die het gevolg is van de onmogelijkheid om het totaalbeeld in één studie te schetsen en de daaruit voortvloeiende specialisatie op deelgebieden. Het was om precies dit tegen te gaan, dat Darnton in 1980 met zijn schema naar voren kwam. Binnen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vigerende ‘contextualiserende’ kijk op de cultuurgeschiedenis geldt Darnton terecht als groot voorbeeld. Darnton zegt: ‘To see the subject as a whole, it might be useful to propose a general model for analyzing the way books come into being and spread through society’Ga naar voetnoot10 Hij stelt, dat boeken in het algemeen eenzelfde levensloop kennen, die hij beschrijft als een ‘communicatiecircuit’ van schrijver via uitgever, drukker, vervoerder en verkoper naar de lezer, die in principe als begin- en eindpunt van deze cirkel geldt. Pas wanneer de geschiedenis van het gedrukte woord vanuit een dergelijk conceptueel schema wordt bestudeerd, krijgen - aldus Darnton - de delen hun volle betekenis. Samengevat stelt Darnton: om er achter te komen wat de rol is van het gedrukte boek op een bepaalde tijd en plaats, volge men de levenscyclus van een boek (zelf geeft hij als voorbeeld de distributie van Voltaires Questions sur l'Encyclopédie uit 1770) volgens het schema dat hij het ‘communicatiecircuit’ noemt. Het bestuderen van de stappen in dit circuit zal de betekenis van het geheel duidelijk maken. Naar: Darnton, De kus van Lamourette: bespiegelingen over mentaliteitsgeschiedenis (Amsterdam, 1990).
Het schema van Darnton voldeed duidelijk aan een behoefte.Ga naar voetnoot11 In veel studies, ook die waarin zijn model niet als leidraad voor het feitelijke onderzoek is genomen, zoals Darnton nadrukkelijk suggereerde, prijkt zijn schema in de inleiding. Het is de verdienste van het model van Darnton dat in het boekhistorisch onderzoek steeds meer de nadruk is gelegd op de samenhang tussen de verschillende processen die een rol spelen in de productie, distributie en consumptie van de gedrukte tekst. Daarbij heeft het model echter, tegen de bedoeling van de auteur in, de status van een beschrijving van de werkelijkheid gekregen, in plaats van handreiking bij het onderzoek. Het zou overigens eerder verbazingwekkend zijn, wanneer het model dat Darnton meer dan twintig jaar geleden opstelde na alle onderzoek dat er inmiddels is gedaan nog altijd probleemloos zou kunnen worden toegepast. Hoe pakt dit schema nu uit in de praktijk? Het communicatiecircuit zou in ieder geval moeten opgaan voor de geschiedenis van het boek in de westerse wereld in de zeventiende en achttiende eeuw, impliceert Darnton. Wellicht dat de zestiende en de negentiende eeuw zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eveneens zouden lenen voor gebruik van het schema. Darnton zelf ontleent het model aan zijn belangrijkste aandachtsgebied, de boekhandel in de tweede helft van de achttiende eeuw in Frankrijk, met bijzondere aandacht voor de clandestiene handel vanuit het Zwitserse Neuchâtel.Ga naar voetnoot12 Bij het opstellen van zijn schema heeft Darnton ervoor gekozen om de wereld van het boek te beschrijven vanuit de levensloop van dat boek zelf. Hoe logisch dat ook moge klinken, hier wil ik ervoor pleiten dat juist niet te doen. De reden hiervoor is, dat met de keuze voor juist dit perspectief, datgene uit beeld verdwijnt wat de boekhistoricus voor ogen zou moeten staan, namelijk dat wat er rondom het boek gebeurt. Uit mijn eigen onderzoek naar de uitgeverij en boekhandel in de Nederlandse Republiek van de eerste helft van de achttiende eeuw komt geen fundamenteel ander beeld naar voren dan dat, wat Darnton in zijn overige publicaties heeft geschetst. De levensloop van een boek verloopt bij nadere bestudering echter minder soepel dan de schematische rondegang van het model zou kunnen suggereren. Treffend voorbeeld hiervan is ook het onderzoek van Baggerman naar de familie Blussé. Waar haar onderzoek te kampen had met de zoals gebruikelijk ontbrekende archieven die op de boekverkoop betrekking hebben, opende zich in de bronnen een wereld aan politieke en commerciële activiteiten, die in het geval van deze uitgeversfamilie niet los kunnen worden gezien van de wereld van het boek.Ga naar voetnoot13 Een geheel ander licht op het communicatiecircuit wordt geworpen door de studie van Van Goinga naar de tweedehands-boekhandel en de leesbibliotheek, wat op zijn minst aangeeft dat de geschiedenis van het boek niet bij eerste lezing ophoudt.Ga naar voetnoot14 Ook onderzoek naar boekveilingen suggereert een veel complexer beeld van de circulatie van gedrukte teksten.Ga naar voetnoot15 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het literaire veldBij de bestudering van netwerken is het nauwelijks mogelijk om aan de ideeën van de onlangs overleden Pierre Bourdieu voorbij te gaan. In diverse geschriften heeft hij zijn ideeën over de culturele wereld uitgewerkt. Hierin staan de begrippen ‘veld’, ‘habitus’ en ‘kapitaal’ centraal.Ga naar voetnoot16 Hierbij onderscheidt hij, in tegenstelling tot Darnton, materiële van symbolische productie. Met veld bedoelt Bourdieu de omgeving waarin de productie van cultuur plaatsvindt. Vertaald naar het hier gepresenteerde model kan dat het geheel van de productie, distributie en consumptie zijn, maar ook een deel daarvan. Dit is afhankelijk van de reikwijdte van het netwerk. Nemen we het voorbeeld dat ook Darnton gebruikte: Voltaire. Het netwerk van een actief auteur als Voltaire strekte zich uit tot in vrijwel alle hoeken van het literaire, maar ook politieke veld. Mensen als Voltaire hebben dan ook een enorme collectie brieven nagelaten, die zelfs in haar enorme omvang vaak nog altijd onvolledig is.Ga naar voetnoot17 Het netwerk van veel anderen beperkte zich echter tot de familiekring.Ga naar voetnoot18 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ‘habitus’ drukt uit, dat Bourdieu aan de actoren in het veld een bepaalde ‘ideologie’ of attitude toedicht, van waaruit het handelen verklaard moet worden. Hierbij heeft Bourdieu de psychologische achtergrond van het handelen voor ogen; strategieën blijven buiten zijn beschouwing. Hoewel opgemerkt moet worden dat hij eveneens weinig aandacht heeft voor onbedoelde gevolgen, toeval en onhandigheid - de condition humaine -, is ook de ‘habitus’ van groot belang bij het gebruik van het netwerkmodel. In feite is de ‘habitus’ achterliggende motivatie voor een bepaalde functie door een actor. Iemand wil schrijven, uitgeven, drukken, verkopen. Het ‘kapitaal’ dat een persoon bezit, ten slotte, is in de visie van Bourdieu meer dan geld alleen. Hij onderscheidt economisch, cultureel en sociaal kapitaal. In processen van cul-
Uit: Van Rees en Dorheyen, ‘The eighteenth century literary field in Western Europe’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
turele productie zijn deze drie soorten vermogen van wisselend belang, maar ze zijn in de ogen van Bourdieu wel gelijkwaardig. Het economisch kapitaal verwijst naar de productiemiddelen: geld, apparatuur, mensen.Ga naar voetnoot19 Cultureel kapitaal stelt zoveel voor als verworven status op intellectueel gebied en sociaal kapitaal is uit te drukken in de omvang en sterkte van het netwerk van een persoon. De Nederlandse literatuursociologen Van Rees en Dorleijn hebben geprobeerd om vanuit het interpretatiekader van het ‘literaire veld’ de achttiende-eeuwse boekproductie en -consumptie te beschrijven.Ga naar voetnoot20 Daarbij krijgen drie aspecten grote aandacht. Ten eerste zijn dat de instituties van het ‘literaire veld’: een begrip dat zowel groepen als personen kan omvatten. Daarmee komen zij tegemoet aan het bezwaar tegen het Communicatiecircuit, dat zich te sterk op personen richt. De sociale inbedding van het veld, het tweede aandachtspunt in deze benadering, komt sterk overeen met de externe invloeden die Darnton beschreef. Het derde aspect van deze Bourdieuiaanse benadering is de relatie tussen de materiële en de symbolische productie van de tekst. Deze worden strikt gescheiden, waarbij het laatste punt de meeste aandacht krijgt. Als sleutelbegrip hanteren Van Rees en Dorleijn hierbij de ‘Conception of Literature’. Dit is het geheel van veronderstellingen dat de ‘instituties’ (auteurs, uitgevers, journalisten) hanteren bij hun handelen in het literaire veld, ongeveer het traditionele poetica-begrip. Deze al dan niet geëxpliciteerde normatieve ideeën sturen, in deze beschrijving, het handelen van de spelers in het veld.Ga naar voetnoot21 Uitgaande van het werk van Bourdieu blijft deze beschrijving van het achttiende-eeuwse literaire veld echter, zoals Van Rees en Dorleijn ook toegeven, een projectie vanuit het heden. Zij zoeken in de zeventiende en achttiende eeuw naar de wortels van het fenomeen ‘literair veld’ zoals dat is beschreven voor de late negentiende en de twintigste eeuw.Ga naar voetnoot22 Van een historisch perspectief is dus geen sprake. Toch biedt deze theorie handvaten om het beeld aan te scherpen, wanneer hij wordt gecombineerd met het idee van het netwerk. Wanneer de gehele levenscyclus van het boek wordt beschreven, levert dat in grote lijnen het volgende beeld op: Een schrijver, vertaler of redacteur produceert een tekst in meer of mindere mate van interactie met anderen, afhankelijk van de omvang en diepgang van zijn of haar netwerk, en onder (bewuste of onbewuste) invloed vanuit de traditie. Deze tekst wil de ‘schrijver’ vervolgens verspreiden. Zijn culturele kapitaal (status als schrijver) en zijn financiële reserves bepalen de wijze waarop de tekst kan worden vermenigvuldigd. Ook de mate van controversialiteit van de tekst is van invloed op de verdere productie en de verspreiding van de tekst. Een auteur die over een eigen netwerk beschikt (veel sociaal kapitaal) zal lang de gang van zijn geesteskind kunnen begeleiden; anderen geven het manuscript al snel uit handen aan een redacteur of uitgever. Het netwerk van de laatste is van invloed op de verspreiding van de tekst: bedient hij een lokale markt, of bezoekt hij de internationale beurzen in Leipzig en Frankfurt? Wat is de reputatie van de uitgever? Heeft hij invloed op de ontvangst van zijn uitgave in de periodieke pers? Bij de ontvangst van het werk kan nog altijd de invloed van de auteur, door middel van netwerk en reputatie, een rol spelen, maar het is uiteindelijk aan de lezer zelf om de tekst tot zich te nemen. Laat hij zich daarin door zijn omgeving (netwerk) beïnvloeden, deelt hij zijn mening vervolgens ook met anderen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De sociologische netwerkanalyseOm de complexe werkelijkheid te vangen, kan worden teruggegrepen op het begrip netwerk. Het draait ook in het schema van Darnton immers al om communicatie. De vraag ‘Wie correspondeert met wie?’ is wellicht de belangrijkste kwestie in zowel de boekgeschiedenis als in de cultuurgeschiedenis in het algemeen. Wanneer we een antwoord willen vinden op de belangrijke vraag wat het totaalbeeld is van de productie, distributie en consumptie van het gedrukte woord, richten we ons op de netwerken binnen de wereld van het boek. Concreter gezegd: we willen weten wat er gebeurde rondom het boek, en wat de onderlinge samenhang is tussen deze gebeurtenissen. Modellen van netwerkanalyse zijn in de sociale wetenschappen ruimschoots voorhanden. Netwerkanalyse, van oorsprong een wiskundige exercitie, kan zich in de sociologie in een grote populariteit verheugen buiten de statistische kring, echter niet altijd tot volle tevredenheid van de oorspronkelijke beoefenaren.Ga naar voetnoot23 Bij een meer concrete toepassing van het begrip ‘netwerk’ in de sociologie komt het al snel te staan tegenover de ‘institutie’. Relaties in de eerste heten dan ‘dun’ te zijn, en die in de tweede ‘dik’. Netwerken zijn in dit perspectief niet-hiërarchisch, flexibel en vrijblijvend en hebben de potentie te evolueren tot een institutie.Ga naar voetnoot24 Een dergelijke benadering heeft als nadeel dat een tweedeling wordt gecreëerd, waarin aan netwerken begrippen als hiërarchie worden ontzegd. In de beleidswetenschappen, waar het netwerk de laatste jaren ook veel studenten heeft getrokken, staan begrippen als succes en falen centraal, soms vanuit het perspectief van het autonome individu (hoe effectief is hij/zij in het netwerk?), soms vanuit dat van het netwerk als geheel (in hoeverre weet het netwerk bij te dragen aan het oplossen van gemeenschappelijke problemen?).Ga naar voetnoot25 De eerste benadering zou met name voor de bestudering van canonvorming interessant kunnen zijn; voor de analyse van het proces van productie, distributie en consumptie lijkt het beleidswetenschappelijk perspectief echter weinig vruchtbaar.
In de sociologische netwerkanalyse wordt uitgegaan van een driedeling in dyades (tweetallen), een stabiele hiërarchische situatie en een situatie met wisselende machtsrelaties. Deels loopt dit parallel aan de hierboven geschetste tweedeling tussen correspondentie (dyade) en netwerk (statisch of dynamisch).Ga naar voetnoot26 Dit roept direct de vraag op wat de aard is van het achttiende-eeuwse boekennetwerk: is er sprake van een hiërarchische structuur, of van een dynamische interactie? Dit is niet een vraag die vooraf beantwoord moet worden, maar één die moet worden meegenomen in het onderzoek naar het functioneren van een netwerk. Het onderscheid tussen statisch en dynamisch is zelf namelijk niet per definitie onveranderlijk, maar afhankelijk van de processen binnen dat netwerk. In de beschrijvende netwerkanalyse is binnen een netwerk met name de functie van intermediair - in de sociologie: lijnendrager - van belang. De positie van de intermediair wordt, zoals die van alle actoren in het netwerk, bepaald door diens positie in het netwerk en de waarde die aan die positie en de actor op zich wordt toegekend. Een ‘significant other’ is een intermediair wiens oordeel zwaarder weegt dan dat van anderen. Wanneer in het netwerk de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nadruk wordt gelegd op communicatie, weegt verder de intensiteit van de één-op-één communicatie (een briefwisseling, of de auteur-uitgeversrelatie) mee in de mate waarin invloed kan worden uitgeoefend.Ga naar voetnoot27 Met andere woorden: een intermediair in een netwerk heeft een sterkere positie naar mate zijn relaties met anderen intensiever zijn. In de zogeheten ‘Graph theory’ in de sociale wetenschappen wordt gepoogd om onderzoeksdata uit de netwerkanalyse grafisch weer te geven. Hierbij wordt het netwerk gereduceerd tot lijnen en punten. Graph theory is eerder een wijze van lezen van grafieken dan een bijzondere wijze van het maken ervan. Deze manier van lezen biedt een aantal interessante aanknopingspunten voor de cultuurgeschiedenis. In de analyse van de grafieken wordt gekeken naar drie resultaten: de nabijheid van punten, met andere woorden: welke punten staan met welke andere punten in contact? Ten tweede is de omgeving (neighbourhood) van een punt van belang: wat is zijn bereik? Dit laatste wordt gewaardeerd in termen van de ‘mate van connectie’: het aantal punten dat zich binnen de omgeving bevindt. Hierbij wordt verder rekening gehouden met de richting van de verbinding: zo komt men tot een indegree (aandeel van de verbindingen naar het punt toe) en een outdegree (aandeel van de verbindingen die van het punt uitgaan). Voor de analyse van de verbinding tussen punten in een grafiek wordt, als derde punt, gesproken in termen van ‘wandeling’ (via welke lijnen en punten de twee verbonden kunnen worden) en ‘pad’ (een wandeling waarvan alle punten en lijnen daadwerkelijk in de grafiek voorkomen). Hierbij is de lengte van de wandeling en het pad van groot belang voor de waardering van de verbinding; deze is echter niet per definitie gelijk aan de afstand tussen de punten!
Wanneer naar het netwerk als geheel wordt gekeken, komt het begrip dichtheid aan de orde. Deze is maximaal wanneer alle punten een directe lijn hebben met (nabij zijn aan) alle andere punten. Dit laatste is natuurlijk nooit het geval; sterker nog: er komen vaak ook geïsoleer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de punten voor. De mate van voorkomen van niet-geïsoleerde punten wordt uitgedrukt in de ‘omvattendheid’ (inclusiveness) van een grafiek. De dichtheid van een netwerk is afhankelijk van de aard van de relaties: hoe exclusiever deze zijn, hoe lager de dichtheid, hoe oppervlakkiger, hoe hoger deze kan worden: een netwerk van minnaars is minder dicht dan één van buurtgenoten. Ook tussen de punten in een grafiek bestaan verschillen. Punten die centraal staan worden, vanwege de grafische weergave hiervan, ‘sterren’ genoemd. Het aantal directe connecties met andere punten wordt aangeduid als ‘lokale centraliteit’. Wanneer ook de verder verwijderde punten bij de analyse worden betrokken, spreekt men van de ‘algemene centraliteit’ (global centrality): de mate van ‘nabijheid’ van een punt ten opzichte van alle punten in het netwerk. Soms wordt ook gekeken naar de betweenness van punten: de mate waarin een punt een brugfunctie vervult in een netwerk, onafhankelijk van de nabijheid van dat punt: het staat niet centraal in het netwerk, maar zonder dit punt zou het netwerk in delen uiteen vallen. In aansluiting op de mate van centraliteit van punten kan ook worden gekeken naar de mate van centraliteit van de grafiek als geheel en naar verschillen tussen het reële en het berekende centrum van het netwerk.Ga naar voetnoot28
De sociologische netwerkanalyse biedt enkele ‘breekijzers’ om processen in de wereld van het boek zichtbaar te maken. Deze kunnen het beste in de vorm van vragen worden omschreven. Ten eerste is dat de aard van het netwerk: in hoeverre is er sprake van een stabiele, hiërarchische situatie (hoe ‘dik’ is het netwerk)? In welke positie bevinden de actoren zich ten opzichte van elkaar? Hoe groot is de dichtheid van een netwerk? Hoe direct zijn de ‘paden’ tussen de actoren (wat is het verschil tussen de wandeling, het pad en de afstand)? Waar ligt het centrum van het netwerk? Geheel los van de hiërarchische positie is er verder sprake van lijnendragers. Welke groepen of individuen dit zijn is af te leiden uit de ‘sterkte’ van de relaties die zij hebben. Voor een netwerkanalytisch onderzoek van de wereld van het boek is het dan de vraag wie er spilfuncties bekleden: wie zijn deze intermediairs? En tot slot doemt de vraag op in hoeverre lijnendragers hogere posities in de hiërarchie bekleden (of andersom: in hoeverre betekent een hogere positie dat ook een spilfunctie wordt bekleed)? Bij deze laatste vraag moet niet alleen worden gedacht aan een formele hiërarchie: de censor heeft een hogere rangorde dan de uitgever, maar ook aan een informele hiërarchie: wie bepaalde de status van een persoon in de Republiek der Letteren? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wereld van het boek in schemaDe bespreking van Darntons communicatiecircuit, Bourdieus veldbegrip en de sociologische netwerkanalyse heeft een aantal aanwijzingen opgeleverd waaraan recht moet worden gedaan in een netwerkbenadering. De eerste vraag die daarbij moet worden gesteld, is welk basisschema zich het beste leent voor de processen die moeten worden bestudeerd. Adriaan van der Weel heeft enkele suggesties gedaan om het model van Darnton toepasbaar te maken op de processen in onze digitale tijd.Ga naar voetnoot29 Van der Weel kiest daarbij voor een procesmatig schema, met trekken van een netwerk, in plaats van de oorspronkelijke levenscyclus. Het belangrijkste bezwaar tegen een dergelijke insteek is, dat (evenals in het oorspronkelijke communicatiecircuit) het ‘eeuwige leven’ van het boek in recensie, vertaling, plagiaat en herdruk uit het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zicht verdwijnt. Wat hij wel duidelijk weet te maken, is dat er bepaalde processen binnen de productie, distributie en consumptie van informatie zijn, die een universeel karakter hebben. Zoals gezegd heeft het model van Darnton twee functies. Ten eerste is het een handreiking aan de onderzoeker, een middel om het grote geheel niet uit het oog te verliezen. Daarnaast fungeert het communicatiecircuit als abstracte weergave van de complexe werkelijkheid. Deze dubbele functionaliteit moet ook worden weergegeven in het hier voorgestelde alternatief. Verder dient een nieuw model tegemoet te komen aan de belangrijkste bezwaren die naar voren zijn gebracht: de centrale plaats van de functie in plaats van de persoon, en de bruikbaarheid van het model wanneer het perspectief van het netwerk wordt gekozen. Als basis voor een alternatief model wordt de gedachte die achter het communicatiecircuit ligt overgenomen: een boek wordt achtereenvolgens geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd (model 1). De drie fasen worden echter niet als personen of functies weergegeven, maar als velden of sferen, die bovendien een overlap vertonen, waarmee de mogelijkheid wordt opengehouden dat functies in meerdere sferen worden uitgeoefend. Om dit basale schema enigszins de werkelijkheid te laten benaderen, moet het echter concreter worden ingevuld (model 2). In eerste instantie neem ik de belangrijkste functies uit Darntons model over. Het schrijven, samenstellen of vertalen van het boek hoort in principe thuis in de sfeer van de productie. Het leven van een boek is echter, zoals opgemerkt, geen lineaire kwestie, maar een voortdurende discussie met andere teksten. Het schrijven van een tekst is altijd ook het verwerken van eerdere geschriften, en heeft daardoor te maken met de consumptie. Een voorbeeld van ‘de lange arm van de schrijver’ is de uitgave van een bundel traktaten en brieven door Henri Du Sauzet in 1720. In dit Recueil de diverses pièces waren door redacteur Pierre Des Maizeaux teksten opgenomen over een discussie tussen de Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz en de Brit Anthony Collins over de menselijke vrijheid en het dispuut tussen Leibniz en Isaac Newton over de ontdekking van de differentiaalrekening. Bij het samenstellen van de tweedelige bundel had Des Maizeaux ten eerste te maken met de leveranciers van de teksten, zoals Collins, die zijn werk graag op het continent verspreid zag. Door de uitgever werd tegelijkertijd druk uitgeoefend met het oog op de latere verkoopbaarheid van het boek. Daarnaast bleken praktische beperkingen in het druk- en zetproces gevolgen te hebben voor de samenstelling van de uitgave. Toen deze obstakels, evenals vele andere rond de vormgeving, vertalingen correctie, waren overwonnen, kreeg ook Newton lucht van het project. Toen het druk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken al in volle gang was, probeerde hij de inhoud van het boek nog in zijn voordeel te beïnvloeden en liet hij het drukproces stopzetten. Dat Newton in staat was om de inhoud van een Hollandse heruitgave te beïnvloeden (de samensteller was immers eerder Des Maizeaux), was alleen mogelijk vanwege de grote staat van dienst van de wiskundige, zijn invloedrijke netwerk en zijn financiële positie.Ga naar voetnoot30 Het voorbeeld zou door vele andere kunnen worden aangevuld; en dan is het ‘postume’ leven van het boek nog niet eens aan de orde geweest. Recensies, plagiaat, herdrukken en vertalingen gingen zeker niet onopgemerkt aan de oorspronkelijke samensteller voorbij. Het punt is, dat de ‘echte’ positie van de auteur, wanneer diens netwerk in acht wordt genomen, niet te rijmen is met die in Darntons schema. Wanneer onderzoek wordt gedaan volgens de biografie van het boek, zou de aandacht voor de auteur verslappen, wat ten onrechte is. In het model is ‘schrijven’ gebruikt als pars pro toto. Het doen uitgeven van een tekst staat in verband met vrijwel iedere levensfase van het gedrukte woord, zo bleek. Dit kan daarom het best in het centrum van het model worden weergegeven. De derde stap van Darnton, het technische proces, zetten en drukken, is het meest zuiver in één van de drie fasen te plaatsen: die van de productie (met uitzondering van de receptie die in papier- en bandkeuze te vinden is). Op dezelfde wijze is het distribueren van het boek per definitie in de gelijknamige cirkel onder te brengen. De verkoper is echter, in tegenstelling tot de drukker, al deels bezig de tekst te consumeren, in de keuze voor zijn winkel-, magazijn- of straataanbod, en in de dagelijkse praktijk van het verkopen, doorverkopen of uitlenen. De gang van de drukpersen naar de leestafel kon via grote omwegen verlopen. Sommige kopers richtten zich rechtstreeks tot wildvreemde uitgevers om het boek van hun keuze bemachtigen, terwijl andere boeken door de handen van vele wederverkopers gingen voordat zij bij een lezer terechtkwamen. Zo werd bijvoorbeeld in 1742 een wiskundeboek in commissie verkocht door Henri Du Sauzet voor de Haagse uitgever Jean Neaulme. Hij deed een exemplaar over aan een collega in Luik, die het op zijn beurt verkocht aan een correspondent in Grave. Om de portokosten niet te zeer op te laten lopen, verzocht de Luikse boekverkoper Du Sauzet vanuit Amsterdam een ander exemplaar van het werk naar Grave te sturen. Toen een deel van het werk tijdens het vervoer beschadigd was geraakt, achtte noch Du Sauzet, noch de man uit Luik, noch uitgever (en eigenaar!) Neaulme zich verantwoordelijk. Uiteindelijk hield Du Sauzet de eer aan zichzelf en kocht een vervangend exemplaar.Ga naar voetnoot31 De meest ingewikkelde functie is die van het lezen. Afhankelijk van de aard van de lezer en van het gelezene, maakt de consumptie van een gedrukte tekst in meer of mindere mate deel uit van de voortgaande levenscycli van boeken. Aan de ene zijde van het spectrum staat de journalist die een stuk leest, om het later in een tijdschrift te bespreken, of de politicus die in het koffiehuis zijn mening over een pamflet zal gaan verkondigen. Aan de andere zijde staat de eigenaar van een eenvoudige emblematabundel, die met zijn boekje in een hoekje zit. De ‘levensloop’-pijl is uit dit model verdwenen. Hoe de interactie tussen de verschillende functies plaatsvindt, is namelijk afhankelijk van de omstandigheden waarin een bepaald boek wordt geproduceerd, verspreid en ontvangen. Een cirkel suggereert een eenduidige, onomkeerbare beweging, die juist in een netwerk niet vanzelfsprekend is. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat een tekst kan worden gerecipieerd zonder dat daarbij van de productie van een boek, pamflet of artikel sprake is.Ga naar voetnoot32 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens zijn er factoren die het gedrag beïnvloeden van de personen die bovenstaande functies uitoefenen (model 3). Een constante factor daarbij zijn de financiële mogelijkheden van de betrokkenen, en het algehele economische klimaat. Verder speelt in de wereld van het boek de politiek-juridische constellatie een zeer grote rol. Wat mag er gedrukt worden, en wat kan er gelezen worden? Welke vorm neemt de repressie van verboden lectuur aan? Hoe is de eigendom van de kopij beschermd? Hoe gesloten is de organisatie van de boekverkopers en uitgevers? In feite moeten alle factoren van de middellange en lange termijn in ogenschouw worden genomen, van conjunctuur tot en met de geografie. In het derde model zijn deze omgevingsfactoren teruggebracht tot enkele algemene essentiële termen die voor die fase van belang zijn. Deze opsomming is uiteraard niet volledig. Wanneer dit model wordt toegepast, is de eerste vraag die men moet stellen: ‘Wie doet wat?’ Vervolgens moet worden gekeken binnen welke sferen de verschillende functies worden uitgeoefend. In welke mate is er sprake van ‘consumerend’ schrijven? Speelt de uitgever een rol in alle fasen van het proces, of houdt hij zich meer met de technische kant van de zaak bezig? Is de lezer actief of passief? De laatste stap is het aangeven van de relaties tussen de actoren: welke dyades bestaan er, hoe sterk zijn de relaties, welke hiërarchie is er te onderscheiden? Waar bevinden zich de lijnendragers van het netwerk? Hierbij moet worden opgemerkt dat de brieven veelal in de beleving van de schrijvers ervan, een gemankeerde vorm van communicatie zijn. Regelmatig is in correspondenties de klacht te lezen dat de briefschrijvers niet mondeling in dialoog kunnen komen. Zodra zich deze mogelijkheid voordeed, werd er dan ook niet meer gecorrespondeerd. Over de rol van de boekwinkel in de uitwisseling van ideeën is dan ook al veel geschreven. Bij het fenomeen ‘lijnendrager’ denke men dan ook niet alleen aan personen, maar ook aan instituties als librairies, salons en leeskringen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot slotDe vragen die voortkwamen uit de netwerkanalyse (in hoeverre is er sprake van een stabiele, hiërarchische situatie? In welke positie bevinden de actoren zich ten opzichte van elkaar? Hoe groot is de dichtheid van een netwerk? Hoe direct zijn de ‘paden’ tussen de actoren? Waar ligt het centrum van het netwerk? Wie zijn de lijnendragers? In hoeverre bekleden intermediairs hogere posities in de hiërarchie?) geven het schema reliëf. Het netwerk dat zich ontvouwt bij de bestudering van de ‘levenscyclus’ van de Histoire du siècle de Louis XIV is er een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met een relatief stabiele hiërarchische structuur: Voltaire is degene van wie anderen telkens afhankelijk zijn. Op zijn beurt is hij echter de speelbal van krachten die zich aan zijn invloed onttrekken: de Franse censuur en de Hollandse nadrukkers. Geheel stabiel is het netwerk niet: met name uitgevers kennen enige mobiliteit binnen het systeem. Is het toeval dat zij ook een spilfunctie bekleden in het netwerk? Er is haast geen lijn te bedenken, of hij loopt via een uitgever. Dankzij deze centrale positie (het gewicht van de lijnen die zij dragen; hun betweenness) zijn zij in staat te bewegen binnen het veld. Dit in tegenstelling tot actoren als drukkers of overheden, die een veel nauwer gedefinieerde functie bekleden. De ‘algemene centraliteit’ van uitgevers is dan ook veel groter dan die van overheden, maar ook dan die van auteurs. Het meest duidelijk wordt dit geïllustreerd aan de hand van Jean Neaulme, die zich in 1751 weet op te werken van boekverkoper aan de zijlijn tot uitgever. Voor de uitgever is deze positie echter problematisch, omdat zijn centrale rol niet noodzakelijkerwijs een hiërarchisch
hogere positie tot gevolg heeft: hij vervult eerder een brugfunctie dan dat hij een hoge ‘lokale centraliteit’ bezit. Tot slot blijkt dat met de netwerkbenadering de tegenstelling tussen externe krachten (economisch, juridisch) en het centrale proces wegvalt: zodra externe zaken invloed uitoefenen, betreden ze in de vorm van actoren (het koperspubliek, censuur) het toneel, en gaan ze onderdeel uitmaken van het krachtenspel. Zolang ze dat niet doen, is hun rol marginaal genoeg om buiten beschouwing te worden gelaten. Met andere woorden: waar er door Bourdieu en Darnton een onderscheid werd gemaakt tussen handelingen en krachten, vormen de handelingen op zich al een krachtenspel, waar geen sprake meer is van iets externs: alles wat invloed uitoefent is per definitie onderdeel van het systeem. Wel kan een onderscheid gemaakt worden tussen meet centrale en meer perifere actoren in het netwerk. De laatsten zijn in mindere mate verbonden met de rest. Om niet te wijdlopig te zijn, is de uitgavegeschiedenis van de Histoire du siècle de Louis XIV hierboven beperkt tot de formele bemoeienis die personen met de uitgave hadden. Bij nader onderzoek zouden verder nog de eerder genoemde ‘significant others’ moeten worden meegenomen. De meeste informatie die we hebben over de uitgavegeschiedenis, komt uit de correspondentie van Du Sauzet met zijn goede vriend Justinus de Beyer, die geen actor lijkt, maar wel met zijn adviezen invloed uitoefende. Datzelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geldt voor Elisabeth Du Sauzet, Émilie Du Châtelet en Frederik van Pruisen. Hopelijk ten overvloede: het grafisch weergeven van een historische werkelijkheid, zoals dat hiervoor is gedaan, mag geen doel zijn van een netwerk-georiënteerde studie. Het gaat om de vragen die worden opgeroepen door het gebruik van een nieuw perspectief. De figuren dienen slechts ter illustratie hiervan. Dit model poogt een handreiking te bieden aan onderzoekers van de (met name achttiende-eeuwse) boekgeschiedenis. In plaats van een object te volgen in een ‘biografisch’ kader, dient het vanuit de processen van productie, distributie en consumptie te worden bekeken aan de hand van de vragen die zijn aangedragen door de sociologische netwerkanalyse. Als model heeft het in eerste instantie alleen een methodische functie. Het resultaat van deze methode is een samenhangend beeld van het krachtenveld waarin een boek, of een ander cultuurproduct, vorm en betekenis heeft gekregen. |
|