Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1983
(1983)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[Nr. 57/58]Prijspenningen van Nederlandse geleerde genootschappen in de achttiende eeuwIn de tweede helft van de 18e eeuw werden, naar buitenlands voorbeeld, vele geleerde genootschappen in Nederland opgericht. R.P.W. Visser heeft hiervan in 1970 in dit blad een inventarisatie gepubliceerd.Ga naar eind1Ga naar voetnoot* Een belangrijke activiteit van een deel van deze genootschappen was het uitschrijven van prijsvragen over duidelijk omschreven onderwerpen. Daarvoor in aanmerking komende antwoorden werden beloond met gouden of zilveren prijspenningen.Ga naar eind2 Enkele genootschappen hebben die traditie tot in onze tijd voortgezet, b.v. Teyler's Godgeleerd en Teyler's Tweede Genootschap. Hun prijspenningen worden nog steeds van de oorspronkelijke 18e eeuwse stempels geslagen. Er zijn ook genootschappen die maar enkele jaren prijsvragen hebben uitgeschreven, zodat hun penningen uiterst zeldzaam zijn. Het doel van de prijsvragen was het stimuleren van onderzoek in de verschillende disciplines die de genootschappen beoefenden. Deze kunnen globaal onderverdeeld worden in exacte wetenschappen (natuur-schei-wiskunde, en medische wetenschap), economie (handel, nijverheid, landbouw en visserij) cultuur (taal- dicht- en letterkunde, schone kunsten, geschiedenis en oudheidkunde), godsdienst (theologisch onderzoek, Bijbelstudie, apologetiek of evangelisatie) en educatief werk (nuttige geschriften ter bevordering van kennis, deugd en goede zeden, vooral bij minvermogenden). Vaak werd een aantal van deze vakken in een en hetzelfde genootschap gecombineerd.Ga naar eind3 Bij alle genootschapppen was verbetering van de maatschappij het hoofddoel. Enkele voorbeelden van bekroonde onderwerpen van prijsvragen zijn: Electrostatica; Kropkliergezwellen; onderdelen van wiskunde die een ervaren bouwmeester moet kennen; de grond van Hollands koophandel, de oorzaken van het verval daarvan en middelen tot verbetering; inenting van kalveren; gedichten over ‘de ware liefde tot het Vaderland’ of ‘de lof der naarstigheid’; de vereisten van het hekeldicht; de waarheid van de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Christelijke godsdienst en deszelfs vrijheid in de burgerstaat; Wilhelmina, een handboek voor het vrouwelijk geslacht, etc. Soms werden de prijspenningen ook nog voor andere verdiensten gegeven, zoals bestuurs- of erelidmaatschap (b.v. door het Amsteldamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap en Felix Meritis) of edelmoedige daden (door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen). De bekroonde kon, als deze dat wilde, het equivalent van de waarde van de prijspenning ook in gouden munten uitgekeerd krijgen. De laagste waarde had de prijspenning van het Gezelschap ‘tot vermeerdering van kunde op Godsdienst gegrond’ (8 dukaten), de hoogste die van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (100 dukaten). Daartussenin varieerden de waarden, nl. 10, 20, 30, 50, 60 en 80 dukaten (1 dukaat = ca. 5¼ gulden). Verdienstelijk werk van mindere kwaliteit kon met een zilveren prijspenning bekroond worden. Bijna altijd werd direct na de oprichting van de hier behandelde genootschappen besloten om aan een medailleur opdracht te geven tot het maken van stempels voor een penning. Verreweg de meeste opdrachten kreeg Johan George Holtzhey te Amsterdam die, wat kwaliteit en produktie betreft, de belangrijkste Nederlandse medailleur was in de tweede helft van de 18e eeuw. Zelf was hij lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, iets waarop hij niet weinig trots was. Zijn stadgenoten vader en zoon J.M. en H. Lageman en H. de Heus, kwamen maar een enkele maal aan bod, evenals de Hagenaar G. van Moelingen en de Rotterdammer Th. van Berckel. De in Zeist wonende medailleur B.V. van Calker en J.H. Schepp in Den Haag kregen ieder een drietal opdrachten. De medailleurs bewaarden de stempels meestal zelf, en leverden gouden of zilveren afslagen in respectievelijk ivoren of palmhouten doosjes telkens wanneer een verhandeling bekroond was, waarbij zij ook zorgden voor het graveren van de naam van de winnaar en de datum in de penning. Zij konden ervoor zorgen dat de stempels niet gingen roesten, en deze hoefden bovendien niet telkens opgestuurd te worden.Ga naar eind4 Uit een aantekenboek dat Holtzhey bijhield tussen 1777 en 1784 wordt duidelijk, dat hij ook enkele door anderen gemaakte stempels in bewaring had en dat hij hiervan afslagen leverde (zie nr. 4, 13 en 16). Na zijn overlijden in 1808 gaf de notaris in de boedelbeschrijvingGa naar eind5 een opsomming van stempels van genootschappen die nog in de nalatenschap aanwezig waren. Alle door hem gemaakte stempels blijken aanwezig te zijn geweest. B.C. van Calker kreeg die van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen en de Oeconomische Tak tegen betaling van ƒ 80,-, waarschijnlijk om de verdere afslagen te verzorgen. De stempels van Teyler's Genootschap werden voor ƒ 100,- teruggegeven.Ga naar eind6 Waar de overige gebleven zijn is niet bekend. Waarschijnlijk zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zij ook teruggegaan, want zij werden daarna nog wel gebruikt. Een aantal ervan wordt nu bij 's Rijks Munt bewaard. Van enkele prijspenningen zijn de makers niet bekend. Dit zijn penningen die niet van stempels zijn geslagen, maar uit gietvormen gegoten (nr. 9 en 19) of waarop alleen een tekst en een lauwerkrans gegraveerd zijn (nr. 8). De symboliek op de penningen is tamelijk stereotiep, ook al zijn de verschillende personificaties en attributen in telkens weer andere composities gerangschikt. De eraan ten grondslag liggende gedachte is, op enkele uitzonderingen na, steeds dezelfde: symbolische uitbeelding van de activiteiten van het genootschap. Òf het genootschap wordt gepersonifieerd door een vrouw, meestal met een krans in de hand, met attributen om zich heen die de doelstelling symboliseren, soms gehanteerd door putti of jonge mensen, òf de activiteiten zelf worden gepersonifieerd, ook weer met behulp van verklarende attributen. Enkele keren dienen goden als Minerva, Mercurius of Apollo voor dit doel. Deze figuren staan of zitten vaak bij een altaar, zuil, berg, boom etc. Bijna steeds staat het wapen van de plaats waar het genootschap is gevestigd op de penning, of dat van de provincie, of het Generaliteitswapen. De plaats van vestiging wordt ook wel aangegeven door een gezicht op de stad in kwestie op de achtergrond. De enige voorstellingen die eruit springen komen voor op de penningen van het Geneeskundig Genootschap ‘Servandis Civibus’ te Amsterdam (nr. 6), waar het mythologische verhaal van Memnon de doelstelling van het genootschap uitbeeldt, en op de penning van het Bijbelgenootschap te Amsterdam (nr. 9). Hier vormde het onderwerp van de eerste twee (en enige?) prijsvragen (het boek Spreuken) de aanleiding tot het afbeelden van koning Salomo met de koningin van Seba. Al deze symboliek komt bijna alleen op de voorzijden voor. Op de keerzijden wordt in de meeste gevallen volstaan met een lauwerkrans, minder vaak een eike- of mirtekrans (in een enkel geval nog een andere soort), waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde en het jaartal van de prijsvraag. Bij Teyler's Tweede Genootschap (nr. 18) staat de naam van de stichter in de lauwerkrans en die van de bekroonde in de afsnede op de voorzijde. Een drietal letterkundige genootschappen heeft op de keerzijde een kroonlijst of een console met daarop dichterlijke symbolen en een ervan afhangend kleed, waarop de gegevens gegraveerd konden worden. Alleen het Bataviaasch Genootschap (nr. 11), de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (nr. 15) en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (nr. 26) hebben een, wat de symboliek betreft, aan de voorzijde gelijkwaardige compositie op de keerzijde.Ga naar eind7 De gegraveerde naam en datum werden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bij deze penningen respectievelijk in de afsnede en op de kant aangebracht. In de omschriften of in de afsnede wordt steeds de naam van het genootschap vermeld, soms op de voor-, soms op de keerzijde. Een devies, of een spreuk die het streven van het genootschap verwoordt, komt ook vaak voor.
Bij de hierachter volgende beschrijving van de prijspenningen is dezelfde volgorde en tijdsbegrenzing (vóór 1808) in acht genomen als bij de inventarisatie van de genootschappen door Visser. Een aantal kwam bij hem niet voor, omdat hij niet naar volledigheid streefde met betrekking tot de meer ‘humanistische’. Genootschappen die na enige tijd met andere fuseerden, en die hij daarom alleen zijdelings noemde, zijn hier wel opgenomen, voorzover zij oorspronkelijk ieder een aparte prijspenning hadden. Vele door hem genoemde genootschappen ontbreken hier daarentegen, omdat zij nooit prijsvragen met daaraan verbonden penningen uitschreven. Het Stolpiaansch Legaat te Leiden en het Legaat van Johannes Monninkhoff te Amsterdam loofden ook prijspenningen uit voor verhandelingen op het gebied van resp. de godgeleerdheid of de zedekunde en de ontleed- of heelkunde. Aan deze legaten waren echter geen genootschappen verbonden, zoals b.v. bij Pieter Teyler van der Hulst's legaat. Deze prijspenningen vallen dan ook buiten het kader van dit artikel. In de beschrijving wordt alleen uitleg gegeven van de symboliek, als de betekenis niet onmiddellijk duidelijk is. In Beschrijving van Nederlandsche Historie-penningen ten vervolge op het werk van Mr. Gerard van Loon (tussen 1822 en 1865 in 10 delen samengesteld door een groep auteurs die hun resp. bijdragen niet signeerden), zijn bijzonderheden te vinden over de oprichtingsgeschiedenis, de doelstelling en de prijsvragen van alle genootschappen. De auteurs vonden deze gegevens in de Verhandelingen en in contemporaine bladen, zoals de Nederlandsche Jaarboeken of de Algemeene Konst- en Letterbode.
G. van der Meer | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
AfkortingenVz. = voorzijde Kz. = keerzijde | |||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam1 Amsteldamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap (1783) 55 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. Een dichter, zittend bij een altaar met daarop het wapen van Amsterdam, een dichtrol in de hand, wordt bekroond met een lauwerkrans door een putto die boven hem zweeft; Aan de andere kant van het altaar tokkelt een putto op een lier, een tweede heeft een boek onder de arm en licht met een olielampje een derde putto bij, die in een boek schrijft. Uit een wolk boven hem komt een hand met een passer, geplaatst op het middelpunt van een cirkel. Op de grond een boek en een rol papier. Om de rand het devies van het genootschap: Wij streeven naar de volmaaktheid. Signatuur: I.G. H(oltzhey). Het antieke olielampje symboliseert de voorlichting die de studie der klassieken geeft. De passer in de cirkel is een symbool van de volmaaktheid. Kz. Een gedrapeerde doek, bevestigd aan de kroonlijst van een monument, waarop, tegen een achtergrond van stralend licht, een lier, takjes, een boek, papierrol, lauwerkrans en bekranste klaroen. Aan de zijkanten bloemfestoenen. Op de doek ruimte voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Eromheen de naam van het genootschap. Lit.: VVL 606; Dirks PR IV, 1968; vgl. Cat. KPK 3437 (verguld kartonnen afslag met iets andere kz.); Erlanger p. 133; vgl. Visser 3. In 1800 fuseerde dit genootschap met ‘Kunst wordt door Arbeid verkreegen’ te Leiden (nr. 21) en Het Rotterdamsch Dicht- en Letterlievend Genootschap ‘Studium scientiarum genitrix’ (nr. 24) tot de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde (zie nr. 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
2 Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde (1800) 56 mm, door H. Lageman.Vz. Een jongeman biedt een rol papier aan een vrouw aan, die bij een altaar staat waarop een boek ligt met de naam Ten Kate op de rug | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(= Lambert ten Kate). Zij wijst hem op een tempel in de verte met de Faam op het dak en het woord ‘Roem’ op de daklijst. Tegen het altaar leunen een bekranste lier en een klaroen. Onderaan het wapen van de Republiek. Signatuur: Lageman. De vrouw is een personificatie van de Taal- en Dichtkunde. Kz. De naam van de maatschappij om een mirtekrans, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Lit.: VVL 858-859; Nahuys II, p. 10-12; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 117 en 119; Erlanger p. 133; Visser 3. Nadat de naam van de Maatschappij in 1806 was veranderd in ‘Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen’ werd de kz. dienovereenkomstig veranderd. In 1818 fuseerde het Genootschap ‘Kunstliefde spaart geen Vlijt’ te Den Haag (nr. 13) met de Maatschappij. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3 Genootschap tot Bevordering der Heelkunde (1790), 56 mm, door J.H.Schepp.Vz. Een vrouw met een schild waarop enkele medische instrumenten afgebeeld staan, strekt haar arm, waaromheen zich een slang kronkelt, uit naar een brandend altaar, versierd met een lauwerfestoen. Zij wordt bestraald door licht uit de hemel. Achter haar een met een lauwerkrans versierde zuil, en een afgeknotte zuil. Onderaan het wapen van Amsterdam. Signatuur: H.S. Volgens de notulen van het Genootschap van 11 mei 1790 is het altaar aan Hygieia gewijd. Waarschijnlijk zag men de vrouw als personificatie van het Genootschap. In het eerste deel van de Verhandelingen (1791) wordt de vrouw echter Hygieia genoemd en is het altaar gewijd aan Apollo en Aesculapius. De omkranste zuil staat voor de prestaties van vroegere eeuwen, de afgeknotte moet door de ijver van de leden van het Genootschap nog mooier oprijzen dan deze oude zuil. Kz. De naam van het Genootschap in het Latijn en de stichtingsdatum om een mirtekrans, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Lit.: VVL 791; Oud Holland LXIV (1949), p. 97; Erlanger p. 136-137; Visser 6. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4 Maatschappij tot Bevordering van den Landbouw (1776), 63 mm, door J.H. Schepp.Vz. Een vrouw met attributen schaap, liggende koe en korenschoof, houdt in de uitgestrekte rechterhand een eikekrans. Op de achtergrond een opgaande zon. In de afsnede de naam van de Maatschappij in het Latijn, en de datum van oprichting. Signatuur: I.H. Schepp. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De vrouw personifieert waarschijnlijk de Maatschappij, die een prijs uitreikt. Volgens VVL 506 is zij de Landbouw. Kz. Een krans van korenaren en eikeloof, samengehouden door een lint, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. De stempels werden bewaard door J.G. Holtzhey te Amsterdam. Hij maakte ook de afslagen. Lit.: VVL 506; Cat. Stempels 's RijksMunt nr. 109; JMP 1919, p. 75 en 97; Erlanger p. 173 en 174; Visser 7. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5 Maatschappij ‘Felix Meritis’ (1777), 46 mm, door J.M. Lageman.Vz. Een vrouw, zittend in een halfronde zetel, houdt in de rechterhand een lauwerkrans omhoog, terwijl haar linkerhand, waarmee zij een rol perkament vasthoudt, rust op een schild met het wapen en de naam van de Maatschappij. Bovenaan ‘Meritis’. Signatuur: Lageman F. De vrouw is een personificatie van Felix Meritis. Kz. Een stralenkrans, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Bovenaan een lauwerkrans. In 1839 zijn nieuwe stempels gemaakt door L.J. Hart, met ongeveer dezelfde voorstelling. Lit.: VVL 520; Erlanger p. 135; Visser 11. | |||||||||||||||||||||||||||||||
6 Geneeskundig Genootschap onder de zinspreuk ‘Servandis Civibus’ (1774), 43 mm, waarschijnlijk door J.G. Holtzhey.Vz. Op een zeestrand staat een standbeeld van een jonge man. In de zee een rots en een antiek schip. Daarboven vliegt een vogel met een ster in de snavel. Op de achtergrond een opgaande zon. Daaromheen een slangerond en de vermaning: Memnoni quod mater servandis civibus esto MDCCLXXV. De jonge man is Memnon die door de stralen van zijn moeder Eos telkens tot leven gewekt werd (Ovidius, Metamorfosen Lib. XIII, Fab. VIII), wat de genootschapsleden ook ten opzichte van hun medeburgers moesten doen. De vogel is ook Memnon, uit wiens as vogels opstegen. Kz. Een mirtekrans, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. De penning is niet gesigneerd, maar kan aan J.G. Holtzhey worden toegeschreven, omdat de stempels zich in zijn boedel bevonden (inventaris van de nalatenschap van J.G. Holtzhey 6 sept. 1808, akte 391 bij notaris E.C. Bondt, p. 8). Het is echter mogelijk dat hij deze alleen in bewaring had en afslagen van door een ander gemaakte stempels leverde (zie nrs. 4, 13 en 16). Na 1794 zijn geen prijsvragen meer uitgeschreven. De penning is zeer zeldzaam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Lit.: VVL 497; Dirks IV 1719; JMP 1919, p. 77 en 80, Brettauer 2493; Erlanger p. 136; Visser 14.
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (zie onder Edam) | |||||||||||||||||||||||||||||||
7 Kunst en wetenschap bevorderende maatschappij onder de zinspreuk ‘Vooruitgang door Wetenschap’, V.W. (1806), 30 mm, door H. de Heus.Vz. Monogram van de letters V.W. Eén versie met eikekrans eromheen, één zonder. Kz. Eén versie glad, één versie met lauwerkrans, waarbinnen ruimte is voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Lit.: Nahuys I, p. 34-39, Pl. II, 9-10 en Nahuys II, p. 8, Pl. I, 10-11; Dirks IV, 2635-2642; Visser 18. | |||||||||||||||||||||||||||||||
8 Letteroefenend Genootschap tot Nut en Beschaving (1807), 45 mm, gegraveerd door een onbekende zilversmid.Vz. Binnen een lauwerkrans de naam van de bekroonde en de datum van bekroning. Kz. De reden van bekroning, binnen een omschrift met de naam van het Genootschap. Lit.: Nahuys II, p. 15-18, pl. II, 14-16; Dirks IV, 2685-2688; Polak nr. 17-18; Visser... | |||||||||||||||||||||||||||||||
9 Bijbelgenootschap onder de zinspreuk ‘Een ieder zal gepreesen worden nadat zyne verstandigheid is’ (1776), 65 mm, gegoten met gegraveerde inscripties, door onbekende medailleurVz. Koning Salomo op zijn troon, naast hem een soldaat en twee hovelingen, ontvangt de koningin van Seba en haar gevolg. Omschrift: Welgelukzalig zyn alle die Uwe wysheit hooren. De eerste prijsvragen hadden het Bijbelboek Spreuken van Salomo tot onderwerp. Kz. Binnen een lauwerkrans: Eerprys, en daaronder datum van oprichting en naam van het genootschap, en naam van de bekroonde. Lit.: Boekzaal der geleerde waereld 130, juni 1779, p. 577-580; VVL Bijblad p. VI en VII, 901; Visser... | |||||||||||||||||||||||||||||||
10 Gezelschap onder de zinspreuk ‘Tot vermeerdering van kunde op Godsdienst gegrond’ (1802), afmeting en maker onbekend.Vz. onbekend. Kz. onbekend. Lit.: Algemene Konst- en Letterbode 1805, II, p. 149; 1806, I, p. 323-324; 1810, I, p. 338; Dirks IV, 2603; Visser... | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Batavia11 Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1778), 50 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. Tegen de achtergrond van een Oosters landschap staat een kokospalm, waarop het wapen van Batavia met een lint bevestigd is. Omschrift: Batavia's Genootschap. In de afsnede de datum van oprichting. Signatuur: J.G. Holtzhey. Kz. Mercurius, met attributen caduceus en gevleugelde helm, staat op een strand. Naast hem goederen die door de V.O.C. verhandeld werden. Op de achtergrond een zee met schepen. Omschrift: Ten nutte van het gemeen. In de afsnede ruimte voor het graveren van de naam van de bekroonde. De stempels zijn in 1780 gemaakt. Van stempels gemaakt door J.H. Schepp die waarschijnlijk zijn afgekeurd, zijn alleen lakafdrukken bekend. Lit.: VVL 524 en Bijblad p. VIII, noot 54; JMP 1919, p. 87; De Beeldenaar, okt. 1977, p. 4-5; Erlanger p. 167; Snelders p. 62-90; Visser 28. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Edam12 Het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen onder de zinspreuk: Tot Nut van 't Algemeen (1784), 39 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. Minerva met helm, lans en Medusaschild, zit onder een boom, waarin een uil zit. Om haar heen een kist, vat, ploeg, spade en boeken. Zij geeft een boek aan een voor haar knielende schamel geklede jongeman. Onderaan wapenschild. Omschrift: Tot Nut van 't Algemeen. Met deze voorstelling wordt de doelstelling uitgebeeld: het bevorderen van het welzijn der lagere volksklasse door het uitgeven van nuttige geschriften. Kz. Een eikekrans, waarbinnen ruimte voor het graveren van de naam van de bekroonde, waaromheen: Eerprys van - of der - en dan de verschillende malen veranderde naam van het genootschap. Op de oudste prijspenningen wordt het Genootschap genoemd: Edamsch Genootschap tot Nut van 't Algemeen. Onderaan staat het wapen van Edam. In 1787 werd de naam op de penning veranderd in: Nederlandsche Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, en verscheen het Generaliteitswapen op de penning. Het genootschap werd toen verplaatst naar Amsterdam. In 1798 werd de naam: Bataafsche Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, met hetzelfde wapen. In 1806 tenslotte kreeg het genootschap de nog steeds bestaande naam: Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De penningstempels werden vernieuwd in | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1788 (alleen de kz.), 1806, 1839, 1870 en in het begin van de 20e eeuw. Tot 1839 werden stempels, gemaakt door J.G. Holtzhey, gebruikt, de latere, met andere voorstellingen, waren van resp. D. van der Kellen, J. Elion, en een onbekende medailleur. Behalve voor verhandelingen, werd de penning ook wel gegeven voor edelmoedige daden. Dit werd op de kant van de penning gegraveerd. Lit.: VVL 617 A en B; Nahuys I, p. 171-173, pl. XI, 79; Dirks PR IV, 1982; RBN 1882, p. 300-302; Cat. Stempels 's Rijks Munt 121 (zie ook 226 en Zwierzina 516); Erlanger p. 166; Visser 30. | |||||||||||||||||||||||||||||||
's-Gravenhage13 Genootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ (1772), 54 mm, door Th. van Berckel.Vz. De Dichtkunst in een met sterren bezaaid gewaad, zit bij de berg Helikon, beschenen door de stralen van een Alziend Oog. In de verte stampt Pegasus met zijn hoef de bron Hippokrene uit de berg. De Dichtkunst leunt op een lier en houdt een krans vast. Haar andere hand strekt zij uit naar een putto die een geopende foliant aan haar toont. Op de achtergrond declameert of zingt een andere putto uit een boek. Omschrift: de naam van het genootschap. In de afsnede de datum van oprichting en de signatuur: T. van Berckel. Kz. Van een console, waarop een lier, een bekranste klaroen en een vel perkament liggen, hangt een guirlande af, en een doek, waarop de naam van de bekroonde gegraveerd kon worden. De stempels werden bewaard door J.G. Holtzhey, die ook de afslagen verzorgde. Lit.: VVL 460; JMP 1919, p. 75 en 90; Erlanger p. 133-134; vgl. Visser 3. In het Haags Gemeentearchief bevindt zich een personenregister op de notulen van het genootschap (Documentatieblad 21, sept. 1973, p. 41). In 1818 fuseerde het genootschap met de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen (zie nr. 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
14 Haagsch Genootschap tot Verdediging van den Christelijken Godsdienst (1785), 62 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. De Waarheid, met het schild des geloofs en het anker der hoop, leunt tegen een altaar, versierd met een kruis, waarop een Bijbel staat. Zij wordt bedreigd door pijlen en hellevuur, maar een stralend Alziend Oog waakt over haar. Zij wijst op de Rots der Eeuwen, waarin een toepasselijke Bijbeltekst is uitgehouwen. Onderaan het wapen van de provincie Holland. Signatuur: J.G. Holtzhey. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De Staten van Holland hadden bij oktrooi hun speciale bescherming verleend aan het genootschap. Kz. Een eikekrans, waarbinnen ruimte is voor de naam van de bekroonde. Daaromheen de naam van het genootschap in het Latijn. Lit.: VVL 633; Cat. Stempels 's Rijks Munt, 115; Erlanger p. 187; Toebes p. 185-198; Visser 34. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Haarlem15 Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1752), 53 en 55 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. De naakte Waarheid, met de zon van klaarheid op het hoofd, houdt in de linkerhand een palmtak en in de uitgestrekte rechterhand een olijfkrans. Op de achtergrond gezicht op Haarlem aan het Spaarne. Omschrift: Optime Meritis. In de afsnede het wapen van Haarlem en Societ. Scient. Holl. Praem. Signatuur: J.G. Holtzhey. Kz. Bij een altaar zitten twee vrouwen die de doelstelling van de Maatschappij symboliseren, nl. het bevorderen van de eer van God en van de algemene welvaart van de Nederlanden. De ene heeft een vlam op het hoofd en leunt op een Bijbel, de andere draagt een helm en heeft een speer met Phrygische muts in de hand. Naast haar staat een schild met het wapen van de Staten-Generaal. Omschrift: Deo et Patriae. De namen van de bekroonden werden op de kant gegraveerd. De uitleg van de symboliek is ontleend aan een beschrijving door de medailleur zelf. Van deze penningen bestaan twee in kleine onderdelen verschillende versies. Waarschijnlijk zijn de stempels een keer gebroken, of waren zij versleten en moesten vervangen worden. Bij een van de versies is de naam van de Maatschappij herhaaldelijk in de stempel veranderd: één maal van Societ. Scient. Haarl. in Societ. Scient. Holl., en één maal in Societ. Scient. Reg. Deze laatste verandering werd aangebracht in 1806, onder Lodewijk Napoleon. Daarvoor was de naam een tijdlang Bataafsche Maatschappij geweest, maar hiervan is geen voorbeeld op een penning bekend. In 1810 werd de naam weer Hollandsche Maatschappij. Misschien waren toen nieuwe stempels nodig. In 1979 zijn van de oorspronkelijke, nu beschadigde, stempels gietmodellen gemaakt, waarvan nog steeds prijspenningen afgegoten worden (van de kz. stempel alleen het omschrift). Prijsvragen worden echter niet meer uitgeschreven. Lit.: Cat. Holtzhey 1755, nr. 73; VVL 328; Nahuys I, p. 31-32; JMP 1919, p. 76; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 98 en 120; Erlanger p. 131; Visser 38. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
16 Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1777), 50 en 33 mm, door J.G. Holtzhey en J.H. Schepp.Vz. De Vaderlandsliefde in krijgsuitrusting, met een lauwerkrans in de rechterhand, zet een eikekrans op het hoofd van de Nijverheid, die leunt tegen een bijenkorf en die een hoorn van overvloed vasthoudt. Op de achtergrond een opgaande zon. Omschrift: Eer en voordeel. Signatuur: J.G. Holtzhey. Kz. Binnen een lauwerkrans ruimte voor de te graveren naam van de bekroonde. Omschrift: Eerprys des Oeconom: Taks. De prijspenning in het kleinere formaat is gesigneerd S. (J.H. Schepp) en heeft op de kz.: Eerenprys des Oeconom: Taks. Holtzhey bewaarde de stempels van Schepp en maakte de afslagen. De kz. stempels zijn herhaaldelijk vervangen, naarmate de naam van de Oeconomische Tak veranderde in Nationale, Nederlandsche-, daarna Hollandsche Maatschappij, daarna Nederlandsche Huishoudelijke Mij., Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, en tenslotte Ned. Maatschappij voor Nijverheid en Handel. In 1877 werden nieuwe vz. en kz. stempels gemaakt met geheel gewijzigde voorstelling. Lit.: VVL 532, 533, 841 en 886; Nahuys I, p. 67-69; JMP 1919, p. 81, 84 en 85; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 113, 199, 481-2, 611a en b; Erlanger p. 167; Visser 41. | |||||||||||||||||||||||||||||||
17 Teyler's Godgeleerd Genootschap (1778), 73 mm, door J.G. HoltzheyVz. De Vrijheid, met als attribuut een Phrygische muts op een speer, leidt de naakte Waarheid, met palmtak en schriftrol in de ene, en een stralende bol in de andere hand, naar de Godsdienst, bestraald door licht uit de hemel. Zij wijst uitnodigend op een opengeslagen Bijbel. Op de grond liggen een gebroken juk en geslaakte boeien, symbolen van vooroordeel en gewetensdwang. Op de achtergrond gezicht op Haarlem. Omschrift: Waare godsdienst-kennis bloeyt door vryheid. In de afsnede het wapen en devies van Haarlem en de stichtingsdatum van het genootschap. Kz. De naam van het genootschap, met daaronder ruimte voor het graveren van de naam van de bekroonde, binnen een versierde lauwerkrans. Bovenaan het wapen van Teyler. Lit.: VVL 522; JMP 1919, p. 85; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 111; De Geuzenpenning 1965, p. 69-76; Inventaris Archieven Teyler, p. 21; Erlanger p. 134; Visser 43.1. | |||||||||||||||||||||||||||||||
18 Teyler's Tweede Genootschap (1778), 73 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. Een groep van vijf vrouwen, die de in het genootschap verenigde takken van kunst en wetenschap voorstellen: in het midden de Natuurkunde met wereldbol en passer, links van haar de Dichtkunst met | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lier, de Geschiedenis met folianten, rechts de Tekenkunst met palet, penseel en masker en de Penningkunde met een tableau op schoot en een penning in de hand. Boven hen een Alziend Oog in een driehoek, dat licht uitstraalt. Omschrift: Omnes artes quae ad humanitatem pertinent. Dit omschrift wordt voortgezet op de kz. In de afsnede ruimte voor de gegraveerde naam van de bekroonde. Signatuur: J.G. Holtzhey. Kz. Omschrift: Habent quondam commune vinculum (voortzetting van de vz.). Binnen een lauwerkrans naam en geboorte- en sterfdata van Pieter Teyler van der Hulst, die in zijn testament deze prijs instelde. Lit.: VVL 523; JMP 1919, p. 91; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 112; De Geuzenpenning 1965, p. 69-76; Inventaris Archieven Teyler p. 23; Erlangerp. 134-136; Visser 43.2. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Leiden19 Genootschap ‘Mathesis Scientiarum Genitrix’ (1785), 48 mm, gegoten, medailleur onbekend.Vz. Minerva, met helm, lans en Medusaschild, zit bij een afgeknotte zuil. Zij wijst op boeken, instrumenten, rollen papier en een buste. Naast haar 3 jongens, een knielend, een andere met een passer bezig. Op de achtergrond een kasteel en een schip op zee. Omschrift: de naam van het genootschap en de datum van oprichting. De zuil symboliseert de bouwkunde, de instrumenten etc. stellen de meet-, teken-, aardrijks- en sterrekunde voor, het kasteel en het schip de vestingbouw en de scheepvaart, alle vakken waarin jongens door de bemoeienis van het genootschap werden onderwezen. Het was de bedoeling dat zij voor de zee- of krijgsdienst zouden worden opgeleid. Kz. glad. Hierop werd de naam van de bekroonde gegraveerd. Na 1794 hield het uitschrijven van prijsvragen op. Lit.: VVL 632; Dirks PR IV, 2013; Erlanger p. 104-105; Visser 48. | |||||||||||||||||||||||||||||||
20 Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (1766), 59 mm, door B.C. van Calker.Vz. De Maatschappij, gepersonifieerd door een vrouw, leunt, een boek lezend, tegen een kolom, waarop dokumenten liggen voorzien van zegels met het wapen van Holland. Met haar rechterhand biedt zij een lauwerkrans aan. Op de kolom is het wapen van Leiden aangebracht. Naast haar de Nederlandse leeuw met pijlenbundel, naast de kolom een bijenkorf en een lier. Omschrift: de naam en plaats van vestiging van de Maatschappij. Signatuur: B.C. van Calker. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Deze voorstelling geeft symbolisch de werkzaamheden van de Maatschappij weer op het gebied van Dichtkunst, Taal- en Oudheidkunde, Welsprekendheid en Geschiedenis. De bijenkorf symboliseert ijver. Het gezegelde document met het wapen van Holland is het octrooi dat de Maatschappij in 1775 kreeg. Kz. Binnen een lauwerkrans ruimte voor het graveren van de naam van de bekroonde. Lit.: VVL 395; Dirks PR III, 1491; Cat. Stempels 's Rijks Munt 101; Erlanger p. 132; Visser 49. | |||||||||||||||||||||||||||||||
21 Genootschap ‘Kunst wordt door Arbeid verkreegen’ (1766), 48 mm, door J.G. Holtzhey.Vz. Apollo, met lauwerkrans op het hoofd en lier in de hand, leunt tegen een afgeknotte zuil, waarop het wapen van Leiden is aangebracht. Met een lauwerkrans bekroont hij een jongeman die voor hem knielt en die hem een beschreven blad aanbiedt. Omschrift: Praemium poësios laurus. Signatuur: de naam van de ontwerper van de voorstelling N. Reyers. Kz. Een lauwerkrans waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde. Omschrift: de zinspreuk van het Genootschap. De toeschrijving aan de medailleur J.G. Holtzhey berust op enkele posten in zijn Aantekenboek waaruit blijkt dat hij geregeld afslagen van de stempels aan het Genootschap leverde. Het is echter mogelijk dat hij door een ander gemaakte stempels in bewaring had (zie nrs. 4, 13 en 16). Lit.: VVL 396; JMP 1919, p. 74, 76 en 105; Leidsch Jaarboekje 1912, p. 118; 1956, p. 156, Erlanger p. 132-133; vgl. Visser 3. In 1800 fuseerde dit genootschap met het Amsteldamsch Dichten Letteroefenend Genootschap (nr. 1) en het Rotterdamsch Dicht- en Letterlievend Genootschap ‘Studium Scientiarum Genitrix’ (nr. 24) tot de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde (nr. 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
MiddelburgZeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (zie onder Vlissingen) | |||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam22 Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte (1769), 54 mm, door J.G. Holtzhey (1e versie). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vz. Een vrouw, met op de zoom van haar gewaad de woorden Rerum Magistr(a), die de Ondervinding personifieert, houdt in haar ene hand een magneet, waaraan een anker hangt, en in de andere een weegtoestel. Om haar heen een distilleertoestel, een paslood, een windas met een kaapstander, een globe, passer en boek. Omschrift: Certos feret experientia fructus. In de afsnede de wapens van Holland en Rotterdam en de naam van het genootschap (met daarvoor het woord Sig(illum), maar het zegel ziet er in werkelijkheid anders uit). Signatuur: J.G. Holtzhey. Kz. Een lauwerkrans waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde, met daaromheen het omschrift: Artibus acquisita gloria. Dat de vrouw op de vz. de Ondervinding personifieert, blijkt uit ‘Plan en Grondwetten van het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam’ (gedrukt 1788). Hierin staat een beschrijving van de prijspenning (Havinga p. 114-5), maar deze komt, althans wat de vz. betreft, meer overeen met de voorstelling op de versie van Van Moelingen (nr. 23). De oudst bekende afslag hiervan draagt de datum 1779. De penning werd voor het eerst uitgereikt in 1772. Misschien zijn de stempels van Holzthey nooit gebruikt. Er zijn geen exemplaren met inscriptie bekend. Na het overlijden van Holtzhey in 1808 bevonden de stempels zich in zijn boedel. In 1866 zijn nieuwe stempels gemaakt door J.P. Menger. Lit.: VVL 452; Havinga p. 105-106 en 115-116; Erlanger p. 134-135; Visser 59. | |||||||||||||||||||||||||||||||
23 Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte (1769), 54 mm, door G. van Moelingen (2e versie).Vz. De Ondervinding houdt in haar ene hand een magneet, waaraan een anker hangt en in de andere een staf waaromheen zich een wimpel slingert met de woorden Rerum Magistra erop. Aan weerszijden een apothekers-kooktoestel met een smeltkroes erin en het wapen van Holland op de zijkant, en een weegtoestel met het wapen van Rotterdam. Omschrift: Certos feret experientia fructus. In de afsnede hetzelfde opschrift als op Holtzhey's penning. Signatuur: G.v. Moelingen. Kz. Een krans van rozebladeren, waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde, en hetzelfde omschrift als op Holtzhey's penning. Lit.: VVL 451; Havinga p. 105-106 en 115-116; Erlanger p. 134-135; Visser 59. | |||||||||||||||||||||||||||||||
24 Genootschap Studium Scientiarum Genitrix (1776), 54 mm, door J.H. Schepp. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vz. Een oude man met hark en zeef legt zijn arm om de schouders van een vrouw die naast hem zit. In haar ene hand heeft zij een rol papier, in de andere een krans, waaraan een keten met penning hangt. Naast haar een weegschaal. Omschrift: de naam van het genootschap. Onderaan het jaar waarin de prijspenning werd ingesteld, 1780, en het wapen van Rotterdam. Signatuur: J. Hend. Schepp. Volgens een versje door P.L. (waarschijnlijk Pieter Leuter) is de oude man het Toezicht, die het werk schift, en de vrouw de Kunstbeloning. Zij beoordeelt de ingediende dichtwerken, die de wetenschap moeten bevorderen, rechtvaardig. Kz. Van een kast, versierd met lauwertakken, hangt een kleed af, waarop ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde. Op de kast een lier, boek, papierrol en een bekranste gevleugelde staf. Lit.: VVL 552; Dirks PR IV, 2302; Erlanger p. 133; vgl. Visser 3. In 1800 fuseerde dit genootschap met het Amsteldamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap (nr. 1) en ‘Kunst wordt door Arbeid verkreegen’ te Leiden (nr. 21) tot de Bataafsche Maatschappij van Taalen Dichtkunde (zie nr. 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht25 Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1773), 56 mm, door B.C. van Calker.Vz. Minerva, zittend onder een oranjeboom, houdt met de ene hand het wapenschild van de provincie Utrecht vast en reikt met de andere een krans uit. Tegen haar arm rust een speer, naast haar zit een uiltje. Om haar heen op de grond, een baal koopwaren, een globe, klossen en garen, een kompas, een slangestaf, een zwaard en weegschaal, en een ploeg. Op de achtergrond het silhouet van Utrecht, een molen, boom en grazend vee. Signatuur: B.C.v. Calker. De onderwerpen op de grond zijn symbolen van de wetenschappen die het genootschap beoefent. Kz. Een lauwerkrans, waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde. Daaromheen de naam van het genootschap. Volgens Dirks zijn de stempels tot 1879 in gebruik gebleven. Lit.: VVL 480 en Bijblad p. V, noot 35; Dirks PR IV 1670; JMP 1917, p. 96-106; Cat. Centraal Museum Utrecht, 1928, nr. 3805-3807; Erlanger p. 135; Visser 65. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vlissingen26 Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1769), 59 mm, door B.C. van Calker.Vz. Op een rots in zee zitten zeven vrouwen die, met hun attributen, de zeven vrije kunsten personifiëren (de Toon-, Zang-, Dicht-, Beeldhouw- en Schilderkunst en de Meet- en Sterrekunde. Omschrift: Non sordent in undis. Onderaan het wapen van Zeeland en Societ. Scient. Batavo-Fless. Praemium. In het begin van de 19e eeuw is de stempel veranderd in: Societ. Scient. Zelandicae. Kz. Minerva met helm, speer, uil en Medusaschild leunt op een zuil, terwijl zij een krans uitreikt. Op de achtergrond gezicht op Vlissingen, met een schip in de haven. Omschrift: Calcar honos. In de afsnede ruimte voor het graveren van de naam van de bekroonde. Signatuur: de naam van de ontwerper van de penning, C. Ploos van Amstel, en van de medailleur: B.C. van Calker. In het begin van de 19e eeuw is de kz. stempel veranderd. Er zijn twee versies, beide met een lauwerkrans, waarbinnen ruimte is voor het graveren van de naam van de bekroonde, de ene met Calcar en Honos aan weerszijden van de krans, en met de signatuur van Van Calker, de andere met Calcar honos bovenaan, en zonder signatuur. De tweede versie is misschien na de dood van Van Calker in 1813 ontstaan. Lit.: VVL 431 en 432, A. en B., en Bijblad p. IV, noot 17; JMP 1917, p. 84-94; Cat. Stempels 's Rijks Munt nr. 107; Laurentius e.a. p. 138-141 en 167; Erlanger p. 131-132; Visser 69. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Summary
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|