Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1979
(1979)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[Nr. 43]Pieter Le Clercq's Tom Jones-vertaling,
| |
[pagina 4]
| |
nomen toen hij besloot, Fielding's lijvige, ingewikkeld geconstrueerde, en in uitgesproken moeilijk Engels geschreven meesterwerk om te zetten in het Nederduits. Niet alleen vereist zo'n onderneming een zeer grondige kennis van de Engelse taal, maar ook - gezien Fielding's brede eruditie en veelvuldig gebruik van stijlparodie - een grote belezenheid en, niet in de laatste plaats, grote linguistische inventiviteit. Pieter le Clercq had zijn sporen verdiend met het vertalen van Steele's The Tatler (‘De Snapper, of de britsche tuchtmeester’, 1733-52) en Swift's A Tale of a Tub (‘Vertelsel van de ton’, 1735; een tweede deel, waarin onder meer Pope's Peri Bathous en Swift's Art of Political Lying, kwam uit in 1743). Steele zal Le Clercq veel inzicht hebben verschaft in het dagelijkse leven in Engeland in de eerste helft van de 18e eeuw, Swift en Pope, beide alles behalve eenvoudige auteurs om te vertalen, zullen een goede leerschool zijn geweest voor het aanpakken van ‘De Historie van den Vondeling Thomas Jones. Door Hendrik Fielding, Schildk.’ Een tweede druk van de vertaling verscheen in 1763, eveneens bij Gerrit de Groot. Het werk moet een zekere populariteit hebben gehad; hierop wijst de tweede druk, en het uitkomen, vanaf 1767, van een aantal uit het Frans vertaalde ‘comédies lyriques’ naar de roman. Fielding was ook verder in Nederland geen onbekende: in het Naamregister van... Nederduitsche Boeken vindt men onder de ingang ‘Fielding’ vertalingen van Joseph Andrews (1744), Amelia (1758), Jonathan Wild (1757), Examples etc. (God Wreeker van moord, 1764), en, ten onrechte, Smollett's Roderick Random (1762). Vergelijking van de tekstvarianten van de verschillende drukken van Tom Jones met de vertaling van Le Clercq maakt het mogelijk, te bepalen, welke druk hij gebruikt moet hebben.Ga naar eindnoot2 Teneinde de lezer de gortdroge tabellen die bij collaties komen kijken, te besparen, zal ik mij beperken tot het noemen van enkele hoofdpunten. De vierde, definitieve druk bevat tekstvarianten die niet zijn overgenomen door Le Clercq; de opvallende toevoeging ‘a most kind Brother’ in het grafschrift voor Captain Blifil (boek 2, hfdst. 9), die niet in de andere drukken voorkomt, ontbreekt ook in de Nederlandse vertaling. Afgezien daarvan, de vierde druk kwam te laat uit om werkelijk in aanmerking te komen. De derde druk valt ook af, omdat de daarvoor kenmerkende wijzigingen door Fielding aangebracht, waaronder enige uitvoerige digressies, geen van alle in de vertaling voorkomen. Hoewel het onwaarschijnlijk zou zijn dat Le Clercq kon beschikken over de zo snel in Londen uitverkochte eerste druk, moest toch worden nagegaan, of hij tekstvarianten die uitsluitend in de tweede druk voorkomen heeft overgenomen. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Waar bijvoorbeeld alleen de tweede druk ‘incapable’ heeft staan voor ‘capable’ (boek 1, hfdst. 12, blz. 72) vertaalt Le Clercq ‘niet in staat zijn’ (I, blz. 74); de drukfout ‘lovely’ voor waar in de andere drukken ‘lively’ staat (boek 5, hfdst. 10, blz. 256) toont aan hoezeer Le Clercq zich in bochten heeft gewrongen om zo dicht mogelijk bij de tekst te blijven: ‘his lovely Imagination’ wordt ‘zyne verliefde inbeelding’! (1, blz. 408). Alles wijst erop, dat de Neder- | |
[pagina 5]
| |
1e druk
2e druk
| |
[pagina 6]
| |
landse vertaling van Tom Jones met welhaast hedendaagse spoed was ondernomen. Opvallend is, dat Le Clercq's vertaling zo volledig is. De opdracht aan Lyttelton, alle inleidende hoofdstukken, Fielding's veelvuldig auctoriaal commentaar, ja zelfs zijn voetnoten zijn vertaald. Zoals al blijkt uit de titelpagina houdt LeClercq ervan, Engelse namen om te zetten in Nederlandse. Zo wordt Squire Allworthy Schildknaap Alwaardy, zijn zuster Bridget wordt Brecht, Jenny Jones Johanna, Black George Zwarte Joris, Molly Seagrim (zijn dochter) Mietje, en Nancy Miller Antje. Wel is merkwaardig dat Black George, als hij na enige honderden bladzijden weer opduikt in de roman, plotseling Joris Zwart wordt genoemd, waardoor bij de lezer enige verwarring ontstaat (III, blz. 306v). Zo is er wel meer mis gegaan in de vertaling. Het is Le Clercq duidelijk ontgaan dat Fielding, in zijn beschrijving in Boek 1, hoofdst. 11, van de hofmakerij tussen Bridget en Captain Blifil, op subtiele wijze aangeeft, dat de wederzijdse attractie een zuiver lichamelijke is. Bridget, schrijft Fielding, verschaft zichzelf (‘procure’, zegt het Engels, een sexueel geladen woord) ‘solid satisfaction’ tijdens ‘some minutes’ van Blifil's ‘conversation’ (een woord dat, naast ‘gesprek’ in de 18e eeuw kon betekenen: sexueel verkeer). Geen wonder dat Blifil bang is dat Bridget's broer achter die ‘conversations’ zal komen. Le Clercq heeft de ‘double entendre’ geheel gemist, en maakt dan ook braaf van die enkele minuten ‘aangenaame uuren’, hetgeen immers veel logischer is als de charme van hun samenzijn een kwestie is van fijne gesprekken (I, blz. 62). Er is meer weggelaten. Drie van de zes in de roman voorkomende verwijzingen naar Othello, en wel juist die drie waar Fielding zijn bron noemt, zijn niet vertaald, en wanneer Fielding schrijft dat ‘the Character of Iago’ niet rijmt met ‘the honest Face of Mr. William Mills’ (boek 7, hfdst. 1, blz. 329), vertaalt Le Clercq geheel onjuist dat ‘de kluchtige rol van Scapin’ niet overeenkomt met ‘de stemmige tronie van Mr. Willem Mills’ (II, blz. 8). Het lijkt erop, dat Le Clercq de tragedie niet kende. Anderzijds blijkt keer op keer, dat hij er vanuit gaat, dat de talrijke kleine details uit de Engelse letterkunde die Fielding in zijn roman strooit, de Nederlandse lezer toch niets zouden zeggen. Zo wordt Herrick ‘eenen Dichter’, hoewel in dezelfde alinea de beter bekende Donne wel bij naam wordt genoemd, en over het algemeen worden verwijzingen naar Ben Jonson, Etheredge en andere toneelschrijvers vervangen door gegeneraliseerde opmerkingen over de toneelkunst. Een verwijzing naar Pope's ‘period of a Mile’ (boek 5, hfdst. 11, blz. 259) valt geheel weg; begrijpelijk is dat wel aangezien men wel een groot kenner van Pope moet zijn om zonder concordantie de 73e versregel uit de Fourth Satire te kunnen plaatsen. Wonderlijker is het, dat Le Clercq de waanzinnige spelfouten in de brief van Mrs. Honour niet ‘vertaalt’, terwijl hij toch wel het boerse Somerset dialect van Squire Western een aardig equivalent geeft. Ook is er de merkwaardige vergissing dat Fielding's ‘O Shakespear, had I thy Pen! O, Hogarth, had I they Pencil’ (boek 10, hfdst. 8, blz. 555) | |
[pagina 7]
| |
Tom Jones, boek VIII, hoofdstuk 10 (1e druk ned. vert.)
| |
[pagina 8]
| |
wordt ‘O Shakespear, had ik nu uwe pen! O Homerus had ik uwen geest!’ (II, blz. 439). Het is de enige van Fielding's complimenten aan Hogarth die Le Clercq niet heeft vertaald, en waar Homerus nu ineens vandaan komt is raadselachtig. Wellicht komt het doordat in de volgende passage een aantal versregels, zonder bronvermelding overigens, uit het tweede deel van Henry IV worden geciteerd, regels waarin Priamus en Troje worden genoemd. In ieder geval heeft Le Clercq niet door, dat Fielding de pen van Shakespeare inderdaad heeft geleend (en het penseel van Hogarth ook, want wat beschreven is kan men waarnemen op het laatste doek van Hogarth's Marriage à la Mode!). Deze tekortkomingen - overigens opmerkelijk weinig in een vertaling van maar liefst 1803 bladzijden - worden ruimschoots goed gemaakt. Le Clercq voegt zo hier en daar een verhelderende voetnoot toe (zo wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder ‘Grub Street’, ‘the Temple’ en het bargoens ‘gold-finders’). Voor die lezers die Hamlet niet goed kennen, beschrijft hij uitvoerig de scene met de grafdelvers waar Fielding, uiteraard, volstaat met het noemen van de scene. Soms worden Engelse begrippen op vernuftige wijze verdietst: Fielding's tegenstelling ‘St. James’ en ‘Drury Lane’ wordt ‘het Hof’ en ‘het Fransche Pad’, en ‘political Journals’ wordt gespecificeerd met titels van Nederlandse bladen: ‘de Naaukeurigen Correspondent’ en ‘de Postryder’. Ook op ander terrein vult Le Clercq Fielding's tekst aan, soms op bijna pedante wijze: Horatius, Vergilius en Ovidius (waar hij veel beter van op de hoogte is dan van Shakespeare) worden vaak vollediger vertaald dan Fielding dat doet, of uitvoerig ingeleid en voor de minder klassiek geschoolde lezer verklaard door Le Clercq, een enkele maal met verwijzing naar Nederlandse vertalers als Pels en Van Hoogstraaten. Naarmate het boek vordert, krijgt men de indruk dat Le Clercq vrijer wordt, meer durft toe te voegen aan de oorspronkelijke tekst. Zoals de lezer de auteur van Tom Jones steeds beter leert kennen, totdat Fielding in de inleiding tot het laatste boek inderdaad afscheid van hem kan nemen als waren zij vrienden geworden, zo ook krijgt men een steeds beter beeld van de vertaler. Een moraliserend trekje is hem niet vreemd: Fielding's voetnoot waarin hij, nogal onnodig overigens, het begrip ‘rutting’, d.w.z. de bronst, uitvoerig uitlegt, is verdwenen; de lafheid van Partridge wordt door toegevoegd auctoriaal commentaar nog eens extra onderstreept; en Tom's niet goed te praten gedrag met Lady Bellaston wordt expliciet genoemd waar Fielding indirect hint. Het is grappig te zien, hoe Le Clercq zijn eigen vertaling van Swift en Pope subtiel aanprijst in een toegevoegde voetnoot (II, blz. 154). Interessant is, dat hij de liefdesverklaring van Torn en Sophia Western, die Fielding toch wel enigszins ironiserend begeleidt, sterk versentimentaliseert. Men vergelijke: The Lovers now stood both silent and trembling, Sophia being unable to with-draw her Hand from Jones, and he almost as unable to hold | |
[pagina 9]
| |
it; when the Scene, which I believe some of my Readers will think had lasted long enough,... (boek 6, hfdst. 8, blz. 299)De vertaling in zijn geheel overziend (het zou helaas te ver voeren om uitvoerig fragmenten naast elkaar te plaatsen) kom ik tot de slotsom, dat Le Clercq er uitmuntend in is geslaagd, Fielding's meesterwerk de eer te bewijzen die het toekomt. Waar hij afwijkt van het origineel is het doorgaans omwille van de duidelijkheid, waar hij wel eens al te letterlijk vertaalt is het wellicht uit ontzag voor de meester die hij aandurfde toegankelijk te maken voor een Nederlands publiek. De vertaling van De la Place, die er zich wel van af gemaakt had, stond model voor de Duitse en de Italiaanse vertalingen: het was immers eenvoudiger uit het Frans te vertalen, en dankzij De la Place's mutilaties was het aanzienlijk minder werk ook. Het was pas in 1796 dat de Franse Tom Jones werd ‘hersteld’ door een zekere ‘Citoyen Davaux’; in Duitsland had J.J. Bode zoiets een decade eerder gedaan voor de Duitse versie.Ga naar eindnoot3 Maar noch Davaux, noch Bode namen de moeite, Fielding's integrale tekst te vertalen. Voor de literaire reputatie van Fielding op het Continent (en wellicht ook in Engeland zelf) is het dan ook jammer dat de eerste, en in de 18e eeuw enige, vrijwel volledige én voortreffelijke vertaling van Tom Jones in een zo klein en weinig invloedrijk taalgebied als het onze verscheen.
P.J. de Voogd
|
|