| |
| |
| |
II. Welke Hendrik Smeeks is de auteur van ‘Krinke Kesmes’?
In 1708 verscheen bij Nicolaas ten Hoorn, boekverkoper ‘over 't Oude Heeren Logement’ te Amsterdam, een uiterst merkwaardig boek dat al veel reakties heeft uitgelokt. De titel luidt: Beschryvinge / Van het magtig Koningryk / KRINKE KESMES./ Zynde een groot, en veele kleindere / Eilanden daar aan horende; / Makende te zamen een gedeelte van het / onbekende / ZUIDLAND. / Gelegen onder den Tropicus Capricornus. / Ontdekt door den Heer / JUAN de POSOS, / En uit deszelfs Schriften te zamen gestelt / Door H. SMEEKS. (XVI), 286 pp., kl. 8o.
De tekst vormt een wonderlijk mengsel van avonturenverhaal, (semi-) wetenschappelijke en -filosofische beschouwing en utopie. Als imaginair reisverhaal mag Krinke Kesmes in menig opzicht uniek heten: het is oorspronkelijk nederlands, we kennen de naam van de auteur en beschikken zelfs over diens eigen handexemplaar met talrijke aanvullingen en correcties (KB Den Haag, handschriftenkabinet nr. 393 H 8). Het boekje kreeg, althans in vakkringen, internationale bekendheid als zogenaamde bron voor Defoe's Robinson Crusoe. Het werd in 1721 in het duits bewerkt en beleefde ook zo nog diverse herdrukken gedurende de 18e eeuw. Maar wat toch de hoofdzaak blijft: in Krinke Kesmes hebben we te maken met een typisch geschrift van de nederlandse Verlichting. Het weerspiegelt het vroeg-18e-eeuwse denken over godsdienst, bijgeloof en tolerantie. De speculatieve metafysica van Descartes c.s. wordt hier met de nieuwe empirische natuurwetenschap geconfronteerd. Kortom: als intellectueel tijdsdocument verdient het boek ruimschoots aandacht, nog afgezien van zijn literaire betekenis. Wat dat laatste betreft denken we dan vooral aan de ingevoegde robinsonade avant-la-lettre, het verhaal van de hollandse schipbreukeling E-Ho.
Het spreekt vanzelf dat bij de vele raadsels die de tekst ons stelt van meet af aan ook de vraag naar het auteurschap een rol heeft gespeeld. Het verhaal wordt in de mond gelegd van Juan de Posos maar dat is, voor zover valt na te gaan, geen authentieke figuur. Wèl echt is H. Smeeks, die zich in zijn voorrede ‘Chirurgyn te Zwolle’ noemt. Maar daarmee houdt ook alle binnentekstuele informatie over de auteur-samensteller op. Weliswaar werpt het Handexemplaar van Krinke Kesmes enig licht op de drukgeschiedenis van onze tekst (uitgever Nicolaas ten Hoorn blijkt eigenmachtig aan de kopij gesleuteld te hebben, zulks tot groot ongenoegen van Smeeks), maar voor de biografie van de auteur worden we er niet veel wijzer van. Portretten of brieven die ons houvast zouden kunnen geven, ontbreken.
Dit opvallend gebrek aan feitelijke gegevens heeft ruimschoots aanleiding gegeven tot allerlei speculaties. Krinke Kesmes mag dan een zon- | |
| |
derling verhaal zijn, de geschiedenis van het onderzoek ter zake heeft veel weg van een comedy of errors. Het ligt niet in mijn bedoeling om hier al die vergissingen te signaleren. Sommige zijn domweg een gevolg geweest van slordig lezen van Smeeks' tekst; andere van het zonder meer autobiografisch interpreteren van fictionele data. Men heeft de auteur nu eens geidentificeerd met de verteller (Juan de Posos), dan weer met de hollandse schipbreukeling El-Ho of met een scheepschirurgijn die alleen als ‘de Meester’ wordt aangeduid.
Wat de geesten vooral bezighield was natuurlijk de vraag wat die Zwolse chirurgijn Hendrik Smeeks zoal gedaan had vóór hij in 1708 met Krinke Kesmes voor de dag kwam. Over de gebeurtenissen nà publikatie van zijn boek had J.C. van Slee in het Tijdschrift voor Geschiedenis, 44 (1929), p.40-56, belangwekkende informatie verschaft. Op grond van kerkelijke archieven toonde hij daar aan, dat Smeeks in Overijssel jarenlang door de gereformeerde kerkeraad en classis was lastig gevallen. De Sionswachters verdachten hem, niet ten onrechte, van heterodoxe gevoelens en ontzegden hem de deelname aan het H. Avondmaal. Smeeks' reactie op alle beschuldigingen was, voor wie zijn boek kent, karakteristiek: hij hield zich van de domme, geen moment erover piekerend om de martelaar uit te hangen. Niettemin werd hij pas in 1717 na herhaald verzoek van censuur ontslagen. Van het verdere succes van zijn boek is hij geen getuige meer kunnen zijn. In 1721 overleed hij te Zwolle waar hij in alle eenvoud begraven werd.
Het leek a priori wel zeer onwaarschijnlijk dat de schrijver van een zo stoutmoedig boek als Krinke Kesmes, waarin bovendien met grote kennis van zaken over het zeemansleven verteld wordt, zijn hele leven in een onopvallende provinciestad gesleten had. Trouwens, geen mens wist waar die Smeeks uit Zwolle vandaan kwam, wie zijn ouders waren, welke opleiding hij had gekregen, in welke kringen hij had verkeerd. In 1680 duikt zijn naam plotseling op in de Zwolse retroacta. Van Slee bevond reeds dat onze man op St. Michiel 1680 op belijdenis tot lidmaat der gereformeerde gemeente werd aangenomen. Er is in de loop van de tijd nog wel een en ander over Hendrik Smeeks, chirurgijn te Zwolle, te voorschijn gekomen:
- | 19 juni 1680: inschrijving van de ondertrouw van Henrick Smeeks, jonge man, en Sara Moerkercken, jonge dochter, met daarop volgend huwelijk d.d. 13 juli van datzelfde jaar (het eerst vermeld door C.L. Thijssen-Schoute, Nederlands cartesianisme, 1954, p.625). |
| |
| |
- | 29 april 1682: aankoop door Smeeks van een huis in de Kamperstraat te Zwolle (eerst vermeld door F.L. Mulert, in Het Boek, jrg. 1919, p.298). Bij die gelegenheid blijkt uit de transportakte dat Smeeks' vader Berent heette. |
- | 13 sept. 1703: testament van Hendrik Smeeks en Sara Moerkercken (Thijssen-Schoute, p. 626). |
- | De al vermelde sterfdatum werd voor het eerst bekend gemaakt door W.H. Staverman in zijn dissertatie over Robinson Crusoe in Nederland, Groningen 1907, p. 54. |
De in Zwolle woonachtige chirurgijn Hendrik Smeeks heeft dus stellig zijn sporen nagelaten in de archieven van die stad. Maar het is of de duivel er mee speelt: nergens vernemen we iets omtrent geboortejaar en - plaats, afkomst en verdere lotgevallen vóór 1680. Zelfs zijn beroep wordt pas in de begraafakte aangeduid. Uit alles blijkt dat deze Smeeks te Zwolle een rustig onopvallend bestaan heeft geleid, de kerkelijke inquisitatoren ten spijt. Maar diezelfde brave burger moest een interessant verleden hebben!
Degene die hem dit verleden gegeven heeft is G.J. Hoogewerff geweest. Deze scherpzinnige maar soms al te vernuftige historicus is in de loop van diverse, zeer uitvoerige publikaties over Krinke Kesmes om zo te zeggen van kwaad tot erger vervallen, telkens meer het slachtoffer van eigen hypothesen. Het begon ermee dat hij Krinke Kesmes als bron en model voor Defoe's Robinson Crusoe beschouwde zonder spoor van bewijs dat de engelsman de hollandse tekst had gelezen. Ons hoeft op dit moment echter alleen bezig te houden wat Hoogewerff over de persoon van Smeeks meende te weten. Welnu, dat was heel wat en het werd bovendien op een apodiktische manier geponeerd, zonder dat het voor de lezer aanstonds duidelijk kon zijn wat nu nog waarheid en wat fantasie was. Ter illustratie één citaat: ‘Hendrik Smeeks werd in het jaat 1643 of 1645 geboren en wel in de buurtschap Broeckhuyzen, niet ver van Zwolle. Zijn ouders waren onbemiddelde boerenarbeiders.’ Deze informatie (nota bene: ik zeg niet dat ze helemaal bezijden de waarheid is) berust van A tot Z op een toch altijd gevaarlijke identificatie van de auteur Smeeks met een van zijn romanfiguren, nl. de hollandse Robinson El-Ho. Smeeks zou, volgens Hoogewerff, eigen ervaringen als scheepsjongen bij de V.O.C. verwerkt hebben in de geschiedenis van de op een eenzaam eiland achtergebleven knaap.
Ik ontleen mijn citaat aan een opstel van Hoogewerff uit het Tijdschrift voor Geschiedenis, 45 (1930), p. 225-235. Dat opstel draagt de veelzeggende titel: Hendrik Smeeks, geschiedschrijver der boekaniers. De zojuist gereleveerde pseudo-biografische stelling: de El-Ho uit Krinke Kesmes is een alter ego van H. Smeeks - vormt enkel maar een aan- | |
| |
loopje voor een veel gedurfder thesis: Smeeks zou jarenlang verkeerd hebben onder de beruchte boekaniers van Amerika. Daar zou hij het vak van scheepschirurgijn hebben geleerd. Naderhand zou hij onder het pseudoniem Exquemelin zijn eigen belevenissen binnen dit millieu beschreven hebben in het befaamde, veel vertaalde boek: De Americaensche Zee-Roovers (Amsterdam, Jan ten Hoorn, 1678). Hoogewerff wees in dit en in een ander opstel, getiteld: De persoonsgelijkheid van Hendrik Smeeks en Exquemelin (Tijdschrift voor Geschiedenis, 47, 1932, p.113-124), o.a. op de stijlverwantschap van Krinke Kesmes en Americaensche Zee-Roovers. Maar zijn voornaamste troef was toch de ingenieuze vondst, dat de zonderlinge naam Exquemelin kon worden opgevat als een anagram van ‘Enrique Smeex’, analoog aan de wijze waarop de naam Hendrik Smeeks ligt opgesloten in Krinke Kesmes. De romantische voorgeschiedenis van de Zwolse chirurgijn Hendrik Smeeks leek nu zonneklaar: het was te mooi om niet waar te zijn.
Toen iedereen min of meer verbluft was door Hoogewerff's briljante hypothese, toonde evenwel L.C. Vrijman (in hetzelfde tijdschriftnummer) uit de papieren van het Amsterdamse chirurgijnsgilde aan, dat er heus een franse chirurgijn Alexander Olivier Exquemelin als zodanig stond ingeschreven en ook nog, in genoemd gildeboek, een Hendrick Smeekens van Oldenzeel. Deze laatste werd op 10 juni 1666 na gedane proef opgenomen in het Amsterdamse glide. Van Hoogewerff's mooie theorie bleef niets over eind. Voortaan konden het Exquemelin-onderzoek en de Krinke Kesmes-studie weer gescheiden wegen gaan. Eventuele stijlovereenkomsten waren uitsluitend het gevolg van de omstandigheid dat Smeeks zowel als Exquemelin een uitgever-ghostwriter gehad hadden, resp. vader en zoon Ten Hoorn).
Toen Vrijman in 1932 met zijn sensationele vondst een einde maakte aan de mythe: Smeeks = Exquemelin, zal hij niet vermoed hebben dat hij op zijn beurt een nieuwe mythe creëerde, nl. die van de persoonsgelijkheid van Hendrick Smeeke(n)s van Oldenzeel, chirurgijn te Amsterdam, en Hendrik Smeeks uit Zwolle. Alle latere onderzoekers hebben, voortbouwend op Vrijman's archiefvondst, die twee geidentificeerd. Ik denk nu vooral aan Mevr. Thijssen-Schoute, die in haar onvolprezen Nederlands cartesianisme (1954) uitvoerig over Smeeks en zijn Krinke Kesmes handelt. Zij komt daar ook voor de dag met, zoals zij het zelf uitdrukt, een aantal spiksplinternieuwe gegevens over de Amsterdamse periode van Hendrik Smeeks. Maar zij baseerde zich hierbij op informatie, haar verstrekt door H.F. Wijnman, dezelfde die ook in de zesde druk van de Winkler Prins Encyclopaedie (dl. 16, Amsterdam-Brussel 1953, p.710)
| |
| |
een artikel aan Smeeks had gewijd. De nieuwe gegevens van Wijnman en Thijssen-Schoute betroffen de poorterinschrijving en het huwelijk van de door Vrijman in 1932 ontdekte Hendrick Smeeke(n)s van Oldenzeel.
Het wordt tijd om de ter zake dienende archiefstukken aan de lezer voor te leggen. Zien we even af van alle voor die tijd normale spellingvarianten in de naamgeving, dan blijft staan dat in 1666 driemaal kort achter elkaar een op dat moment 27 jaar oude, uit Oldenzeel afkomstige chirurgijn Hendrik Smeeckes in de Amsterdamse archieven compareert:
-- | 21 mei 1666: ondertrouw van ‘Hendric Smeeckes van Oldenzeel Chirurgijnsknecht oud 27 jare ouders doot geass(isteerd) met Lechum Smeeckes sijn broeder opd(e) loijergracht & Geertruijd Jans van A(msterdam) oud 31 jare wedvan mr laurens van Zanten woont etc.’ (GA Amsterdam, ondertrouwregister DTB 686, p.350). De huwelijksvoltrekking vond plaats op 6 juni van dat jaar in het stadhuis, hetgeen er - evenals trouwens de inschrijving in het puiregister - op wijst dat minstens een van beide echtgenoten niet tot de gereformeerde kerk behoorde. |
-- | 26 mei 1666: ‘Hendrick Smekes van oldenzeel chirurgijn’ verwerft het Amsterdamse poorterrecht ‘als getrouwt hebbende geertruijt jans wed van Mr. Laurens van Zanten in sijn leven mede chirurgijn en poorter deser stad’ (GA Amsterdam, Poorterboek 1659-1666, p.252). |
-- | 10 juni 1666: na gedane proef inschrijving in het gildeboek van de chirurgijns: ‘Mr. Hendrick Smeekens van Oldenzeel heeft sijn prouff gedaen als praelector Deeken proufmeester en Overmannen waeren als vooren en het gilt sijn gerechtigheijt betaelt Actum 10 junij 1666.’ (GA Amsterdam, PA 366, archief gilden nr. 245, fo. 127). |
Welke konklusies zijn uit het bovenstaande te trekken? Deze Hendrik Smeeckes is in elk geval afkomstig uit Overijssel. Hij moet geboren zijn in 1638 of 1639 in het stadje Oldenzaal. Een kerspel Oldenzeel onder Zwolle, door Thijssen-Schoute, p. 626, eveneens als mogelijkheid genoemd, bestaat niet. Wèl ligt er bij Zwolle een buurtschap Oldeneel maar daarop kan in de Amsterdamse retroacta niet gedoeld zijn. Helaas ontbreken in Oldenzaal juist voor de jaren 1638-1639 doopboeken om de doop van Hendrik te verifiëren.
De eigenaardige voornaam van broer (P)lechum verwijst ook naar de stad Oldenzaal, waar St. Plechelmus als stadsheilige een aan hem gewijde kapittelkerk bezat. Maar er is meer: deze typisch roomse voornaam, gevoegd bij het al genoemde gegeven van een huwelijkssluiting ten stadhuize, wettigt tevens het vermoeden dat Mr. Hendrik Smeeckes van Oldenzaal van katholieke origine was. De Zwolse Smeeks echter was gereformeerd, zij het dan van een bijzonder slag!
| |
| |
Toen ik, bij het voorbereiden van een teksteditie van Krinke Kesmes, het gevoel kreeg dat er iets niet klopte, ben ik in het GA Amsterdam verder gaan speuren, daarbij alle hulp ontvangend van Dr. S. Hart, de huidige gemeentearchivaris. Mijn vermoeden werd al spoedig zekerheid.
Verrassend was de ontdekking van twee katholiek gedoopte kinderen uit het huwelijk van Hendrik Smeeckes met Geertruijd Jans. Op 29 november 1668 werd in de rooms-katholieke kerk de Krijtberg een dochter Joanna Hendrick gedoopt (getuigen: Jan Lubbersen en Emerentia Jans) en op 18 juli 1670 een zoon Lambertus (getuige: Plekelmus Smekers). Dit nieuwe gegeven, hoe welkom ook, betekende toch niet meer dan een aanvulling op het door Wijnman en Thijssen-Schoute geschetste beeld. Werkelijk onthutsend was pas de vaststelling dat Hendrick Smeeckes uit Oldenzeel al in 1676 gestorven was! Op 2 maart van dat jaar liet hij, ‘zieckelijk te bedde leggende’ door notaris Jacob de Vlieger zijn testament opmaken (not. archief 3629 A, p.173, minuut). Geertruijd Jans moet toen al dood zijn geweest, want ze wordt hierin niet meer vermeld. De testateur wijst Lambert Smeekes, ‘sijn eenighe zoon’, aan als universeel erfgenaam en bij diens overlijden Geesie Smeeckes, weduwe van Lambert Smeeckes, ‘sijn moeder, wonende tot Oldenzeel, endie die mede comende te overlijden, als dan (...) des testateurs susters ende broeders kinderen’. Het testament kwam net op tijd, want reeds op 5 maart 1676 werd Hendrik Smeekens van de Lauriergracht begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam.
Het lijdt geen twijfel of de testateur van 2 maart 1676 is identiek met degene die 21 mei 1666 in ondertrouw ging, immers: 1) beiden dragen dezelfde naam; 2) komen uit Oldenzeel; 3) hebben een broer Lechum of Plechum; 4) zijn chirurgijn(sknecht); 5) hebben dezelfde handtekening. Alleen de vermelding van Geesie lijkt in strijd met de notitie ‘ouders doot’ op de ondertrouwakte. Men kan dat alleen verklaren door aan te nemen dat zij de stiefmoeder was van Hendrik (en Plechum) Smeeckes (ik dank deze suggestie aan mijn collega dr. Hans Bots te Nijmegen die mij ook hielp bij het ontcijferen van het testament).
Onze konklusie moet nu zijn: de in 1676 overleden Mr. Hendrik Smeeckes valt weg als kandidaat voor het auteurschap van Krinke Kesmes. Evenmin komt als zodanig in aanmerking zijn neef en naamgenoot, de Amsterdamse, (eveneens rooms-katholieke) chirurgijn Hendrik Smekes, zoon van eerder genoemde Plechum S., die op 21 november 1688, 25 jaar oud, in het stadhuis met de 21 - jarige Maria Arents Bergh trouwt.
| |
| |
Ik herinner er nog even aan dat de ‘echte’ Smeeks in 1680 te Zwolle in het huwelijk treedt. Bij die gelegenheid blijkt niets van een vorig Amsterdams huwelijks, merkt Mevr. Thijssen-Schoute met enige verwondering op.
Allicht niet, zeggen wij thans, want de Zwolse Smeeks en de Amsterdamse Smeeckes hebben niets met elkaar te maken, zijn althans verschillende personen.
Mijn verhaal draagt een negatief karakter. Met één klap is bijna alles wat we dachten waar te zijn met betrekking tot Smeeks' afkomst, opleiding, verblijf in Amsterdam en (eerste) huwelijk van tafel geveegd. En het vervelende is: ik zie vooralsnog geen kans die leemte op te vullen. Het onderzoek zal zich opnieuw moeten concentreren op Zwolle.
Ik troost mijzelf met de gedachte dat een negatief gegeven - Smeeckes non fecit - ook een gegeven is.
P.J. Buijnsters
Nijmegen, 10 januari 1975
|
|