den in geen geur van heiligheid staan. En men mag er zich dan ook aan verwachten dat in dien tijd, toen schendblad en schotschrift en spotblad kwistig gebruikt werden, de figuur van Sonnius niet zeer gespaard zou blijven.
Dr Goossens heeft dan ook al de pamfletten, die eenigszins met Sonnius in betrekking staan, opgespoord, om daaruit het figuur van dien grooten contra-reformist des te beter te leeren kennen; niet dat aan al wat pamfletten inhouden geloof moet worden geschonken maar het zijn toch stukken die voor het vorschend oog van een historicus niet van alle belang ontbloot zijn. ‘... De pamfletten, zegt schrijver, kunnen ons een beeld geven van het wrijven en drijven waardoor getracht werd den tegenstander te verlammen, zij kunnen ons een weerklank zijn van wat in 't geheim gefluisterd werd... zoo kunnen zij vaak ons medehelpen oplossen het raadsel waarom het leven van sommige personen niet die vruchten heeft opgeleverd welke men er billijker wijze van zou verwachten.’
Dr Goossens onderzocht de verschillende pamfletten volgens chronologische orde. Zoo in hoofdstuk I gaat het in 't bizonder over twee pamfletten: Apotheosis Ruardi Tapper (1559) en Colloquia obscurorum virorum (1560) waarin Tapper, de Hoofdinquisiteur, de bizonderste persoon is, en Sonnius terloops op 't tooneel wordt geschoven; Sonnius verschijnt hier ook als inquiisteur doch, in tegenstelling met Tapper, als een tamelijk zachtmoedige kerel, wat lui van aard en zeer belust op een bisschopszetel. Kapittel II laat ons kennis maken met een nieuw pamflet dat Dr Goossens als bij toeval onder de handen kreeg en zeer zeldzaam blijkt te zijn (slechts enkele exemplaren er van zijn in Duitsche bilbiotheken bewaard); hij heeft dan ook de goede gedachte gehad het stuk: Francisci Sonnii adversus vovos Episcopos Querela, Eorundem defensio, (1567) - zoo luidt de verkorte titel van het pamflet - in zijn geheel onder de bijlagen over te drukken.
Hier is Sonnius zelf de hoofpersonnage, hij heeft de zaak der nieuwe bisschoppen bewerkt; hij is dan ook de hoofdschuldige van de ellende, welke, volgens de ketters en kettersgezinden, met en door de nieuwe bsischoppen over 't land is gekomen. - De pamflettist schetst ons Sonnius af, naar Leuven gevlucht voor de beeldstormers, en aldaar voor de Leuvensche theologen eene aanklacht uitbrengend tegen zijne medebisschoppen. De pamflettist heeft dus de gelegenheid klaar om de bisschoppen eens duchtig over den hekel te halen en te beschimpen. Edoch de bisschoppen dienen Sonnius van antwoord, en Nicolaas de Castro zet het hem dan terdege betaald; zoo heeft dus de pamflettist de kans om al zijn gal tegen Sonnius uit te spuwen: grenzelooze heerschzucht, onuitstaanbare trots, onverzadigbare gouddorst, met die drie trekken staat Sonnius karakter gelijnd.
In het volgende hoofdstuk heeft Dr Goossens een en ander mede te deelen over Marnix en zijn Bienkorf, daar bij de eerste uitgave er van eene opdracht aan Sonnius toegevoegd werd, al komt in 't werk zelf Sonnius' persoon niet ter sprake. Waarschijnlijk heeft Marnix, toen zijn Biënkorf