| |
| |
| |
De Denker.
No. 595. Den 23 May 1774.
[De Profeetsien nuttig voor de Kerk. Dwaas uitstrooisel in Friesland, dat de Waereld op den 8 May vergaan zal.]
Gens superstitioni obnoxia, religionibus adversa.
Tacitus.
Quid crastina volverit aetas,
Stat.
Hoe menig arme mensch, door zucht om al te weeten
Het geen hem niet en raakt, en niet is af te meten,
De Brune.
Moet ik, buiten de Profeetsien, in het heilig woord van God vervat, nog anderen gaan opzoeken om de toekomende Gebeurtenissen der Waereld vooraf te weeten? Heeft de wyze Ingeever der Schrift niet geweeten, wat ik al noodwendig kennen moest? Zyn 'er geene Voorspellingen genoeg om my te doen beeven of te vertroosten? Heb ik 'er meer noodig? Neen! Hy, die ons kende, Hy die ten hoogsten wys en goed is, heeft ons al gezegd, wat voor ons best en genoegzaam was. Wat ik derhalven buiten dit geopenbaarde Woord wil opzoeken om de aan. staande lotgevallen der Waereld te weeten, moet dwaasheid gerekend worden. - Hoe ongelukkig is de mensch, dat hy zo zelden te vreden is met het geen de God des Hemels hem uit loutere goedheid heeft geschonken, of wil doen kennen!
De Profeetsien zyn van eene oneindige nuttigheid voor de Kerk. Zy voorspellen het toekomende aan aan allerlei soort van menschen. De rampen of zegeningen, in gevolge haaren inhoud, kunnen dan niet onverwagt my overvallen. Behoedzaam dezelven behandeld hebbende, weet ik, wat 'er al of niet gebeuren moet. - De bedreigingen van oordeelen, of van den ondergang der waereld zelve, zyn tydige en
| |
| |
nuttige waarschouwingen, op dat zy, die dan leeven zullen, hunne gangen zo leeren bestieren, dat zy, als dan, het begin van hunne eeuwige gelukzaligheid mogen vinden. Maar moet ik voor die Profeetsien meer beeven, dan voor de nadrukkelyke uitspraak of de gedugte Proseetsie des Heilands die den Zoone ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, want de toorn Gods blyft op hem? Zyn de eerste Voorspellingen gedugter dan deeze laatste? De eersten raaken voornaamelyk die op het einde der waereld leeven zullen; maar deeze betreft byzonder my, en alle menschen van alle Eeuwen, en verdient derhalven dezelfde oplettendheid. - Dan, de Profeetsien van voordeelige omwentelingen voor de Waereld en de Kerk dienen, myns agtens, ten grootsten deele, om my, in allen tegenwoordigen zondigen en verwarden slaat van zaaken, te vertroosten, dat eenmaal die droevige gedaante zal worden weggenomen, en God alle dingen, ook voor my, zal schoon maaken op zynen tyd. - En heb ik dan aan deeze twee soorten van Profeetsien niet genoeg? De eerste waarschouwt, de andere troost my. Beiden werken derhalven tot myn geluk. Wat zal ik dan, billyk, meer eisschen van dien God, die my zo gaarne leeren en behouden wil? - Worden eenigen derzelven in myn leven vervuld: gelukkig, zo ik, door de waarschouwenden tot mynen pligt gebragt, niets te vreezen heb van die oordeelen, die de Kerk of Waereld treffen, al wierdt ik 'er zelfs ten deele ingemengd: nog eens gelukkig, zo ik door de vertroostenden lang vertroost, eindelyk derzelver gelukkige uitkomst beleeve moge! In beide gevallen werken de Profeetsien ten minsten met zo veel gezag, als een Wonderwerk; want dit laatste werkt maar ééns, in één geval, wordt maar van weinigen gezien, en is van korten duur: maar de vervulde Profeetsie werkt altoos, het is een eeuwigduurend Wonderwerk; zy wordt van alle menschen gezien, kan altyd onderzogt worden, en blyft de voorspelde zaak voor my, en alle volgende Geslagten op het nadrukkelykste verzegelen. - Dus ben ik wonder wel te vreden met alle Profeetsien, en dank derzelver Ingeever voor het nut, dat zy my doen, 't zy ze in myn leven al of niet vervuld worden.
| |
| |
Dan hoe maake ik het, wanneer ze nog onvervuld zyn? Moet ik ze niet onderzoeken, op dat ik weete, wanneer ze vervuld worden? zekerlyk! Maar hoe behoedzaam en voorzigtig moet dat niet geschieden? Wy hebben duizend voorbeelden van losse verstanden vóór ons, die de ydelheid hunner verkeerde uitleggingen beleefd hebben, en met bespotting overlaaden zyn geworden. Ik wil derhalven de vervulling niet voorzeggen; maar liever haar afwagten, en intusschen al het bovengemelde nut, dat zy my geeven kunnen, daar uit trekken, verzekerd zynde, dat de netheid haarer vervulling my de vervulling zelve leeren zal. - 't Is onnoodig de waarheid van dit gezegde met duizend voorbeelden te bevestigen; elk weet ze.
Dan moet en mag ik op geene andere dingen agt geeven om de uitkomsten van waereldsche Gebeurtenissen te kennen? Het bygeloof, de dwaaze nieuwsgierigheid, en de verkeerdheid der menschen wil hier zeer wél aan; doch haar moeten paalen gezet worden. Over al vindt men oude Wyven, (want die zyn noch de regte Toverheksen) die de jonge meisjes uit den drab van Koffy, uit de lynen der Handpalmen, en meer andere beuzelingen toekomende dingen voorspellen. Zy bedienen zich ook van Kaarten, en my heugt, dat ik eens, in myne jeugd, by zulk een Wyf geweest ben met sommige medemakkers om te zien, hoe zy met deeze dingen omsprong: doch haare geheele behandeling was zo onnosel, en haare voorzeggingen zo ydel, dat wy haar uitlagten. Dat slag van volk doet zeer veel kwaads in de zamenleving; nadien zy op weeke gemoederen grooten invloed hebben, en nadeelige indrukken kunnen nalaaten. Hierom ging voorheen een Predikant in eene onzer voornaamste Steden, gehoord hebbende, dat in zyne wyk zulk een Toverkol zich ophieldt, des avonds verkleed naar haar toe, verzoekende, dat zy hem een verstorven Vriend toonen, of het geen hy begeerde te weeten, zeggen zou. Het Wyf, voor een stuk gelds ras daar toe gereed, zette hem in een ronden kring, naar gewoonte op den grond met kryt getrokken, en liep prevelende rondom denzelven, al vry lang, roepende, of hy niets zag of niet bang werdt! Hy zeide neen. Zy telkens dit herhaalende:
| |
| |
wordje nog niet bang, grauwde hy haar eindelyk op zyne beurt toe: wordt gy niet bang, ik ben die en die! Het Wyf den naam hoorende, wierp al haar tovertuig op den grond, liep de deur uit, pakte binnen vierentwintig uuren haare biezen, en verliet de Stad op dat haar niet wat anders geleerd werde. 'Er zyn meer andere dergelyke bedriegende kunsten in de waereld, die, op gelyke wyze, om winst, aan de hand gehouden worden; by voorbeeld, uit het getal der letteren van iemands naam te zeggen, of de man dan wel de vrouw eerst zal sterven, en dergelyken, die by my van het zelfde alloy zyn. Hiertoe behoort ook, dat men uit den naam en het geboorteuur, de Profeetsie van de horoscoop, of geboorte voorspelling maake, waar mede duizend menschen zeer veel op hebben. Ik verklaar, dat ik die kunst niet verstaa, nog heb willen leeren, hoe gunstige gelegenheid ik dikwils daartoe gehad hebbe. Ik wil over haare zekerheid of onzekerheid niet eens oordeelen; maar het komt my voor, dat die Weetenschap, zo zy al mogte rusten op vaste gronden, het geen ik ontkenne, volkomen onnut is. De woorden van den beroemden Gotsched zyn my altoos zo fraai, en in deezen zo beslissende voorgekomen, dat ik daarom de gezegde kunst niet heb willen leeren, en anderen altoos geraaden, hun geboorte-voorspelling of horoscoop nooit te laaten opmaaken, en vooral niet in gevallen van krankheid. Om dat die voorspellingen, zegt die groote Man, nu en dan bewaarheid worden, zyn ze onnut. Zy waren meer te gebruiken, als ze nooit vervuld werden. Wy mogen, dunkt my, deeze verklaring aan 's Mans woorden wel geeven: ‘indien de voorspellingen altoos bewaarheid werden, kon de mensch al het toekomende zeker weeten; maar dan was hy waarlyk ongelukkig; want het is voor ons noodzaaklyk, en zelfs een byzondere zegen, dat het toekomende voor ons verborgen is. Doch, wanneer ze, nu en dan maar, bewaarheid worden, zyn ze onnut, om dat, als ik dwaas genoeg ben om de toekomende lotgevallen volstrekt te willen weeten, ik my niet volkomen zeker op derzelver voorspelling verlaaten kan, en dus in het onzekere blyve en blyve ik daarin, wat heb ik aan zulk eene ongewisse Voorzegging? Zy wa- | |
| |
ren dan meer te gebruiken, als ze nooit vervuld werden; want dan zou men ze, op zyn best, als enkel kinderspel houden, en 'er de jeugd zich van laaten bedienen om eens te laggen. - Met deeze gevoelens van den wysen Gotsched ben ik het volkomen eens, en worde, door veele ongelukkige gevolgen op het onzeker weeten van het toekomende, meer en meer bevestigd in myn oud gevoelen, dat het een zegen zy, geen middel in de waereld te hebben, waar door men het toekomende ongetwyfeld weeten kan.
Deeze zyn dan ook de waare redenen, waarom men moet afzien van alle dingen, die de oudheid waande eenige zaaken te kunnen voorspellen. Dienvolgens is men heden ook te rug gekomen van de Astrologie, of voorzegging uit de Sterren, en de laatere verstandige Wysgeeren, overtuigd, dat de zekere loop der hemelsche lighaamen onmooglyk konde voorzeggen de onzekere uit komsten der wisselvallige aardsche zaaken, hebben zich, verstandiglyk, alleen toegelegd om den loop der Sterren te weeten, daar uit de vaste Natuur-wetten te leeren, en nooit om 'er iets uit te voorzeggen. Newton heeft met Halley en anderen verbaasde voortgangen daarin gemaakt. Hy vondt dus de Wetten der Natuur uit, berekende den loop der Planeeten, leerde de Historieschryvers, Tydrekenaars, Aardryksbeschryvers, en Zeelieden het nut van zyn' arbeid, meende te regt het daar door vry verre gebragt te hebben, was 'er mede te vreden, en ging niet verder, gelyk hy ook niet moest gaan. Dus heeft men de Astrologie verbannen, en de Astronomie behouden.
Ondertusschen hebben sommigen, hoewel aan deeze laatste zich alleen houdende, niet kunnen nalaaten, by het opmaaken hunner berekeningen aangaande den loop der Planeeten, iets van de eerste 'er tevens in te vlegten, dat is te zeggen, zy hebben uit den loop der Planeeten willen bepaalen den invloed, welken deeze of geene stand dier Bollen hebben kon of hebben zou op onze Waereld. Dit spelletje heeft men lang met de onschuldige Komeeten gespeeld, en het gemeen wys gemaakt, dat 'er altyd iets kwaads volgde op zulke tekenen. Myns Vaders dienstmeid bragt my, in myne jeugd, al mede tot dat denkbeeld, en ik begon van toen af al mede te beven, als ik maar
| |
| |
van Komeeten hoorde reppen: gelukkkig dat myn Vader dit tegen ging, zo dra hy het bemerkte. Hy leerde my door veele voorbeelden: dat 'er ook, op de verschyning van Komeeten, veel goeds gevolgd was; dat men ook zonder die aan den Hemel te verneemen, veel kwaads in de waereld hadt zien gebeuren; dat geene Komeeten maar de Zonden van een Natie kwaade voortekens waren, waarop men niets goeds hadde te wagten, enz. Op deeze eenvoudige wyze wist hy het reeds grond gevat hebbende bygeloof, by tyds, uit myn hart met den geheelen wortel te rukken, en sedert was het gezigt eener schoone Komeet voor my het verrukkelykste, dat men 's avonds aan den Hemel hebben kon.
Maar nu de Komeeten niet langer voor zo boos, of laat ik zeggen, voor voorspellend gehouden worden, wie zou hebben kunnen denken, dat men in deeze dagen een balletje met de onnoosele Planeeten zou hebben gaan opwerpen? - Een Advertissement in de Friessche Courant, gelyk men ons verhaalt, heeft onlangs een zeker Werkje, dat binnen korten stond uit te komen, aangekondigd, waarin, uit den stand der Planeeten met de Zon en onze Waereld, betoogd zou worden, dat dezelve op den 8 May deezes jaars geheel of ten deele kon of zou vergaan. Voor de eigenlyke uitdrukkingen des Advertissements staan wy niet in, alzo wy het zelve niet gezien hebben; doch het komt op ons gezegde byna of geheel uit, waar aan niet veel geleegen is, alzo wy alleen de gebeurtenis zelve in het oog willen houden. Deeze bekendmaking bragt aanstonds eenige bekommering en vrees voort by het onkundige gemeen: ze werdt met by voegsels ten platten lande onder de Boeren verspreid: de Straat-Liedjes zangers, gedreeven door heiligen yver, om, zo wel als de Drukker, een stuivertje te winnen uit zo gunstige gelegenheid, die alle dagen niet voorvalt, vonden zich wel haast door eenen edelen dichtgeest aangeblaazen tot het opstellen van eenige Liederen, die den Volke tot boete aanspoorden, om den geweldigen ondergang der Waereld op den agsten May vroomelyk af te wagten. Deezen, gezongen langs velden en wegen, bragten de bygeloovige Vrouwen en vreesagtige Kinders schielyk in rep en roere De Chirurgyns moesten, in den eersten schrik, eenige duizenden ader- | |
| |
laaten, en voeren 'er alleen het best by. Na het vergieten van veel menschenbloed, dat de ontruste gemoederen weinig kalmte by bragt, dagt men wyser Lieden te moet raad vraagen. De Boeren vloogen dan naar de Steden, waar de verstandige Vraagbakens hen uitlagten, terwyl de Predikanten op de Kansels de goede Gemeenten zogten ter neer te zetten: maar alles was vrugteloos Men hieldt de Stedelingen voor slaapenden in het gevaar, de Leeraars voor onverlichten. Het verstandigst vermaan uit het Godlyk Woord gehaald, betoogende, dat het einde der waereld, wegens de on vervulde Profeetsien, noch niet kon daar zyn, hadt geen vat op de ontzette en verbysterde gemoederen. De Staaten des Lands, gelyk men my verzekerd heeft, de geweldige gisting verneemende, hebben 'er de hand aan moeten slaan, en, na dat zy door twee kundige Mannen in de Godgeleerdheid en Sterrekunde het Boekje, dat stondt uit te komen, hadden laaten onderzoeken, het Gemeen berigten door eene Contra-Advertentie, dat de rekening kwalyk was opgemaakt, en men niets te dugten hadt. De uitgaaf van het Boekje werdt ook geschorst, en de Liedjeszangers tot den 16 May vastgezet, om, op hun gemak, het eind der waereld in de gevangenis af te wagten. - Intusschen is de agste dag deezer Maand, in weerwil van alle wyse voorzorg, door veele beklemde harten met stillen angst te gemoet gezien, en wat is 'er gebeurd?
Wy hebben den schoonsten en allerheerlyksten dag, eenen dag van de stilste rust beleefd, en men heest nog aan de Zon iets vreemds gezien, nog de minste schok aan de Waereld vernomen. Alles is geweest en gebleeven gelyk te vooren, ten zy de voorspellers, eene agterdeur willende openhouden, ons wilden diets maaken, dat aan de Zuider-of Noorder-Poolen een ondergang zou kunnen voorgevallen zyn. Wy zullen, om dit zeker te beslissen, moeten wagten, tot dat 'er van daar tydingen inkomen, en willen zy, hen intusschen daar mede laaten vermaaken.
Wy zien uit dit onaangenaam geval, dat zo veele nadeelige gevolgen voor de gezondheid van eenvoudige bygeloovige menschen door den gezetten schrik kan nalaaten, wat nut de Voorzeggingen uit den loop en stand der Planeeten doen.
| |
| |
Noch niet magtig hebbende kunnen worden het bovengemelde Boekje, kunnen wy niet oordeelen van alle gronden, waarop zulk eene voorspelling gebouwd is. Wy weeten alleen, dat, volgens de Sterrekundige Tafels, eenige Planeeten met de Zon en de Aarde, op dien dag, in een regten lyn zouden staan, of gelyk men gewoon is te zeggen, in Conjunctie of zamenstand zyn, waar door men schynt gevreesd of berekend te hebben, dat het evenwigt, laat ik het eens zo noemen, tusschen deeze hemelsche lighaamen verlooren zou gaan, en de Aarde gerukt worden uit haaren vasten loop, naar de Zon, in welk geval wy, al te naby dat groot vuur komende, levendig verbrand zouden zyn geworden. Hoe wel gegrond deeze berekening zy, heeft de agste May thans by de uitkomste getoond.
Wy leeren uit dit nieuw geval, hoe voorzigtig men behoore te zyn in zyne uitrekeningen, indien men oordeelt, dat 'er eenig heil in steekt. Dan, heeft de Schryver van dat Werkje zich, of den Drukker, door de uitgaave, zo veel gelds in den zak willen jaagen, dat hy 'er eenige tonnen Friesche May-boter voor kon koopen? Was hy verzekerd, dat het zo zou afloopen met de Waereld, heeft hy zich dan wél voorbereid tot die gedugte gebeurtenis? Waarom maakte hy ze aan het eenvoudig gemeen bekend? Dreef hem daartoe de zugt voor de behoudenis der zielen zyner Friesen? Waarom deelde hy dan ook zyne uitvinding niet mede aan andere Sterrekundigen van Europa, om ook dat geheele waerelddeel te waarschouwen van het naderende geval, op dat het door tydige bekering zich daartoe mogt bereiden? - Terwyl wy de ontknooping deezer Vraagen aan hun beiden overlaaten, herhaalen wy noch eens, dat wy met alles, dat ons iets buiten den Bybel voorspelt, niets te doen hebben, dat wy Gode moeten danken, dat hy geen zeker middel om het toekomende te weeten, ons gegeeven hebbe; en dat de kragtigste aandrang tot levensverbetering gevonden wordt in Jesus gedugte Profeetsie: die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien; maar de toorn Gods blyft op hem De Waereld zal zekerlyk, in ons leven, niet ondergaan; doch laat ons zorgen, dat de gemelde Voorspelling aan ons niet vervuld werde. Eene verstandige bekommering omtrent dit stuk zal ons meer nut doen, dan eene zinnelooze angst omtrent eene zaak, die wy niet zullen beleeven.
|
|