De Brakke Hond. Jaargang 12(1995)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Dirk Vekemans Gedichten Poscimur (Hor. C.I.32) Bezocht. Ter staving spaart mijn hand het wit op dit vergelende blad: het kruit & maakt zijn klank tot wet bij het kraken van een vingerbot. Een golem tokkelt nu zijn lust om steels een knop tot moes te knijpen: klink & kerf dan mij, o lier, de zwartst versteende bloei van rozen op het hoofd & klik dit zonneleven alsnog ondertonig vast. [pagina 122] [p. 122] Vidus (Hor. C.1.9) Kijk nu: onafwendbaar stuikt dit licht de top af, verheldert van de schreeuw een sluier schijn gevat in het nog doorzichtige ijs. Zie nu: het kraakt zich uit in het zwichtende bos. & voor het klatert, breekt, plakt de beek al haar tong aan je roestend verweer. Vlug nu, toe maar, Thaliarchus: neem haar waar die lillend voor je ligt, drink je aders open, stook vuriger de goden het goud uit. Hou je vingers in de gaten van je stralende masker, braak haaks op het ijle, jij, jongeling, een streep hitsig hikkende hitte. [pagina 123] [p. 123] Phoebe (Hor. C.S.) Zonneklaar is deze eeuw het al niet meer te krijgen dan toen de maan hierin nog leider was. Je gebaar, gewiekste kramer, lijkt slechts belangeloos voor hen die 's nachts de markt bepraten. Openbaar gist het geraamde tal lijken tot hun aangezicht dit heden niet meer binnenkan. Sluit haar maar binnenskamers, ransel van geen kansel je ratels. bid maar niemand aan je kralen. Vorige Volgende