tering de stilte voor de taal (de literatuur) en de handen (de arbeid) het zwijgen opleggen.
Ik stel voor om Poll premier van Nederland te maken en hem zijn geloof waar te laten maken. Hij zal prioriteiten moeten kiezen, die moeten verantwoorden, voor zichzelf en voor anderen, liberaal óf socialist moeten zijn, dictator of democraat, en hij zal ondervinden dat elke tolerantie tegenover één groep een intolerantie tegenover een andere groep is. Betekent waardering voor het verleden ook dat je de privileges van vroeger bewaart? Betekent eerbied voor bomen, dat je alles uit plastic moet maken? Betekent geloof in stilte dat je de mensen de mond moet snoeren? Betekent kiezen voor een gescheiden en verscheiden Europa dat je onze economie plat moet laten walsen door Amerika en Japan? Betekent willekeur van het recht zuiver conventie of het resultaat van een voortdurende strijd naar meer rechtvaardigheid? Betekent geloof in handen ongeloof in hersens? Betekent verwerpen van bewijzen toejuichen van obscurantisme? Ik hoop dat Poll op deze vragen in een volgend boek zal antwoorden. Tot zolang blijkt dat zelfs de verdraagzaamste burger op de een of andere manier onverdraagzaam is. Zelfs de gematigdste van alle Nederlandse essayisten roept op tot weerwerk. Zelfs Poll is ondanks zichzelf een polemist.
P.S. Weet u waar ik niet van houd?
Neen? Ik houd van drie dingen niet.
Ik houd, primo, niet van boeken die uit losse krantestukjes zijn samengesteld en toch de schijn willen wekken kloek geconstrueerde werkstukken te zijn. Wat hebben artikelen over het nut van de geschiedenis, Burckhardt, burgerlijkheid, Hillenius, Reichenfeld, Boucher, Busken Huet, onderwijs, universiteit, literatuur met elkaar te maken? Geen zier, zelfs niet als ze onder drie plechtstatige hoofdingen (Wat blijft - Wat verandert - Wat past) worden geplaatst en van een even pompeuze proloog worden voorzien.
Ik houd, secundo, niet van boeken waarin W.F. Hermans,