De Boekenwereld. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
De drukgeschiedenis van Klikspaans Studenten-typen: aanpak en resultaten
| |
[pagina 199]
| |
in het algemeen: ook bij machinaal gedrukte boeken wordt - net als bij boeken uit de handpersperiode - tijdens het produktieproces ingegrepen, met alle gevolgen van dien. Daar komt bij dat A.W. Sijthoff, de Leidse uitgever-drukker bij wie de herdrukken verschenen, een zeer ondernemend en commercieel denkend man was,
Omslag Klikspaan, Studenten-typen, aflevering 1, achterzijde, sgn. 28 l 35 (collectie en foto kb, Den Haag).
van wie men weet dat hij zijn zetsels creatief benutte teneinde zoveel mogelijk exemplaren te verkopen. Ten slotte zijn er enkele specifieke aanwijzingen in de facsimile-uitgave van Typen door Marijke Stapert-Eggen.Ga naar eind3. De conclusie moet wel zijn dat de drukgeschiedenis van de Schetsen een nader onderzoek verdient. Om zo'n geschiedenis te kunnen schrijven, moet meestal een vracht aan gegevens worden bijeengezocht uit zulke uiteenlopende bronnen als uitgeversarchieven, correspondenties en dagbladen, verspreid over diverse bewaarplaatsen. Vaak zijn het detailgegevens, die pas in het grotere geheel hun betekenis krijgen; een terloopse opmerking in een brief kan de doorslag geven over het al dan niet geautoriseerd zijn van een druk, een advertentie in de krant kan de onderzoeker op het spoor zetten van een titeluitgave. Bij het verzamelen van zijn materiaal beweegt de editeur zich onder andere op het terrein van de bibliograaf en de boekhistoricus, specialismen met hun eigen doelstellingen en methoden. En met hun eigen eisen. De bibliograaf Greg heeft zich bijvoorbeeld op het standpunt gesteld dat driekwart van het werk van een editeur bestaat uit bibliografisch onderzoek.Ga naar eind4. Maar wat dan te doen met de commentaar, die voor een goed begrip van de Studentenschetsen van essentieel belang is? De beschikbare tijd is beperkt; er moeten dus keuzes worden gemaakt. De enige uitweg uit het dilemma is een pragmatische en dus eclectische werkwijze, waarbij de editeur zich bij voortduring afvraagt of en in hoeverre zijn bezigheden relevant zijn voor zijn doel, in dit geval de studie-uitgave van de Studentenschetsen, in eerste instantie bestemd voor vakgenoten, maar zeker ook voor (gevorderde) studenten en geïnteresseerde leken. In het volgende wil ik de voorlopige resultaten van het onderzoek naar de drukgeschiedenis van de Schetsen presenteren, toegespitst op de Studenten-typen en enkele opmerkingen maken over de wegen die bij het onderzoek zijn bewandeld. | |
Eerste druk Studenten-typen (1841)De eerste druk van de Studenten-typen verscheen in afleveringen. Tussen december 1839 en mei 1841 kwamen met onregelmatige tussenpozen twaalf afleveringen (waarvan twee dubbele, dus feitelijk veertien) met karakteristieken van Leidse studenten en vier afleveringen met plaatwerk van O. Veralby (=overal bij; pseudoniem van Alexander Ver Huell) op de markt. De afleveringen ‘Inleiding’ en ‘Besluit’, met onderdelen als een titelpagina, een opdracht en een lijst met drukfouten, maakten het werk compleet. Aan de eveneens geleverde ‘Inhoudsopgave’ kon men zien hoe de losse afleveringen desgewenst tot een geheel konden worden samengebonden. Op het omslag van de eerste aflevering (gedateerd 10 december 1839) schreef Klikspaan: ‘Wanneer, door een genoegzaam debiet, deze onderneming blijken van belangstelling vindt bij het algemeen, zal dit werkje, op onbepaalde tijden en bij afleveringen van ongelijken omvang worden vervolgd.’ Het debiet viel aanvankelijk tegen; in januari 1840 waren er in Leiden slechts 50 exemplaren verkocht. Als de belangstelling zo matig bleef, zou de onderneming na de vierde aflevering worden stopgezet.Ga naar eind5. De onderneming groeide echter uit tot een succes: een jaar later waren er meer dan | |
[pagina 200]
| |
300 afnemers.Ga naar eind6. Hoe hoog de oplagen van de verschillende afleveringen zijn geweest, is niet bekend. Het ligt voor de hand dat uitgever Hazenberg voorzichtig begonnen is en de oplagecijfers met de belangstelling liet meegroeien. Dat zou betekenen dat hij exemplaren van eerder verschenen afleveringen moest laten bijdrukken voor kopers die pas later geïnteresseerd waren geraakt en de gemiste afleveringen alsnog wilden aanschaffen. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er van de eerste zes afleveringen dubbeldrukken (een verschijnsel dat later nog ter sprake zal komen) zijn gevonden. Merkwaardig blijft echter het feit dat er ook van de ‘Handleiding ter veraangenamende lezing van den Studenten-Almanak voor 1841’, toegevoegd aan aflevering x, en van aflevering xi (maar niet van xi bis) een dubbeldruk blijkt te bestaan en het is dus niet uitgesloten dat de bovengegeven ‘verklaring’ onvolledig of onjuist is. | |
Interne collatieDubbeldrukken komen aan het licht door interne collatie - het vergelijken van verschillende exemplaren van een en dezelfde druk. Volledige interne collatie is een onuitvoerbaar ideaal, vandaar dat er verschillende vormen van partiële interne collatie zijn voorgesteld. Bij de Klikspaan-editie is de volgende werkwijze gehanteerd: per druk is een werkexemplaar genomen, meestal afkomstig uit de collectie van de kb. Van die exemplaren is een aantal pagina's gekopieerd op transparant papier. De keuze van de pagina's was niet willekeurig. De vier drukken van Typen verschenen alle in octavo-formaat, een boekformaat waarbij men telkens beide zijden van een vel papier bedrukte en dat vervolgens driemaal vouwde, hetgeen een katern van zestien pagina's opleverde. Deze werkwijze ligt ten grondslag aan de selectie van de transparanten; per katern werden vier bladzijden gekopieerd, twee van de ene zijde van het vel (de buitenvorm, bestaande uit de pagina's 1, 4, 5, 8, 9, 12, 13 en 16) en twee van de andere zijde (de binnenvorm, de pagina's 2, 3, 6, 7, 10, 11, 14 en 15). In die gevallen waarin niet direct duidelijk was welke bladzijden tot de binnen-, respectievelijk buitenvorm behoorden (bijvoorbeeld bij afleveringen van de eerste druk die zijn samengesteld uit een of meer katernen met meer of minder dan zestien pagina's), is het volledige katern gekopieerd. De transparanten zijn gelegd op de overeenkomstige pagina's in een aantal andere exemplaren van dezelfde druk. Afwijkend zetsel valt onmiddellijk op, zeker bij een dubbeldruk, aangezien de verschillen in spaties tussen de woorden het volstrekt onmogelijk maken de transparant te laten sporen met het onderliggende zetsel. De mogelijkheid bestaat uiteraard dat er ook van afleveringen tussen hoofdstuk vi en de bijlage bij hoofdstuk x en van afleveringen na hoofdstuk xi dubbeldrukken zijn vervaardigd. Hoewel er tot dusverre al 30 exemplaren van de eerste druk van Typen zijn onderzocht - dat wil zeggen alle exemplaren uit openbaar bezit, aangevuld met enkele exemplaren van antiquariaten en verzamelaars -, zal dit aantal zoveel mogelijk worden uitgebreid, teneinde eventuele verdere dubbeldrukken op het spoor te komen. | |
Dubbeldrukken afleveringen TypenDubbeldrukken zijn per definitie opnieuw gezet en zijn dus nooit, hoewel dat wel wordt nagestreefd, 100% gelijk aan het origineel. De vraag is nu welke versie de originele druk vertegenwoordigt en welke de kopie. In dit geval klemt die vraag des te meer omdat de eerste druk de basistekst voor de editie levert en er dus vastgesteld moet worden welk van beide versies zal worden afgedrukt. Directe gegevens over de wijze waarop de eerste druk tot stand is gekomen, ontbreken. Woord-voor-woordvergelijking van de onderling afwijkende exemplaren kb 28 l 35 en uba 263 d 39 leverde voor aflevering i negentien verschillen op en voor aflevering ii zeventien. Het Amsterdamse exemplaar is opmerkelijk corrupt: ten minste negen evidente zetfouten in de eerste aflevering en twaalf in de tweede. Het is denkbaar dat uitgever en auteur onder grote tijdsdruk moesten werken en de afleveringen ongecorrigeerd lieten verschijnen. Het Amsterdamse exemplaar zou dan de originele druk zijn, in de Haagse dubbeldruk zouden de fouten alsnog zijn verbeterd. De omgekeerde gang van zaken strookt echter meer met Kneppelhouts werkwijze. Als gevestigd schrijver was hij zeer betrokken bij de totstandkoming van zijn publikaties. In december 1871, toen er plannen waren voor een nieuwe druk van de Schetsen, schreef hij aan Sijthoff: ‘Ik zou ongaarne zien, dat er een nieuwen druk van eenig werk van my het licht zag, zonder dat my gelegenheid ware gegeven er verbeteringen in aan te brengen. Liefst zelfs zag ik zelf de proeven na.’ Omdat een langdurige buitenlandse | |
[pagina 201]
| |
Studenten-typen 1841, met in r. 7 ‘Sociteit-Amicitia’ en in r. 21-22 ‘klokslag’, sgn. 28 l 35 (collectie kb, Den Haag).
Studenten-typen 1841, met in r. 7 ‘Socieit-Amicitia’ en in r. 21-22 ‘kloksal’, sgn. 263 d 39 (collectie uba, Amsterdam).
reis hem dit deze keer onmogelijk maakte, liet hij de correctie met tegenzin over aan de uitgeverij: ‘Is nu maar de corrector accuraat! Drukfouten in het algemeen staan slordig, maar zinstorende en belagchelyke doen my sidderen.’Ga naar eind7. De eerste druk van Leven heeft Kneppelhout in elk geval ook zelf gecorrigeerd; in een noot is sprake van ‘het nazien der drukproeven’.Ga naar eind8. Directe aanwijzingen voor Typen ontbreken. De errata op de omslagen van latere afleveringen en de lijst met drukfouten in de aflevering ‘Besluit’ even echter wel een indicatie. Voor aflevering i worden twee correcties gegeven, voor aflevering ii drie; geen van deze verbeteringen heeft betrekking op de genoemde corrupties in het Amsterdamse exemplaar. De errata moeten gemaakt zijn op basis van de originele eerste druk; dit sluit het Amsterdamse exemplaar uit, want waarom zou Kneppelhout slechts een klein aantal correcties hebben aangegeven en veel meer overduidelijke zetfouten onverbeterd hebben gelaten? Het ziet er naar uit dat de werkwijze van de ‘student-autheur’ die centraal staat in de vijfde aflevering van Typen - bedenken, schrijven, polijsten, overschrijven, ten minste twee keer drukproeven corrigeren - Kneppelhout niet vreemd zal zijn geweest.Ga naar eind9. Het is dan ook het meest waarschijnlijk dat Hazenberg achteraf, toen sommige afleveringen uitverkocht dreigden te raken of al uitverkocht waren, die afleveringen opnieuw liet zetten en afdrukken zonder de auteur daarbij in te schakelen. Het feit dat het niet-corrupte exemplaar als legger heeft gediend voor de (geautoriseerde) tweede druk, sluit hier bij aan. De conclusie luidt dan ook dat de corrupte versie (voor (de drukvormen van) de eerste twee afleveringen: exemplaar uba 263 d 39) de dubbeldruk vertegenwoordigt en het kb-exemplaar het origineel en daarmee de basistekst. Voor de overige afleveringen (of preciezer: de overige drukvormen waaruit de afleveringen zijn samengesteld) zal een nauwgezette analyse moeten uitmaken | |
[pagina 202]
| |
Brief van Jac. Hazenberg Cornz. aan A.W. Sijthoff, ongedateerd (collectie en foto Sijthoff-archief, ub Leiden).
welke versie de basistekst levert. Het is heel goed mogelijk dat dit zal leiden tot een basistekst die niet overeenkomt met een van de bekende exemplaren van de eerste druk van Typen, maar tot een gereconstrueerd exemplaar, samengesteld uit onderdelen van het Haagse en het Amsterdamse exemplaar. | |
Tweede druk Studenten-typen (1860)Begin 1860 kocht A.W. Sijthoff de rechten en alle overgebleven exemplaren van de werken van Kneppelhout, die bij H.W. Hazenberg verschenen waren, voor f 1400,-. Van Typen resteerde nog één compleet exemplaar, van Leven negen (plus 37 defecte exemplaren of 483 verschillende afleveringen) en van Bijloop eveneens negen (plus 58 defecte exemplaren of 757 verschillende afleveringen).Ga naar eind10. Dezelfde zomer nog verscheen Typen als het eerste deel in de reeks ‘Geschriften van J. Kneppelhout’ (1860-1875). Leven volgde in het voorjaar van 1861 als deel ii en iii. Typen verscheen zonder illustraties in een oplage van 1600 exemplaren en kostte f2,50.Ga naar eind11. De delen werden ook tezamen te koop aangeboden voor f7,50; gebonden in geheel linnen banden kostten ze f8,80.Ga naar eind12. De auteur had, aldus een prospectus van de uitgeverij, zijn werk herzien en verbeterd.Ga naar eind13. Dit leidde, zo blijkt uit een woord-voor-woordvergelijking van de eerste en tweede druk (externe collatie) tot een groot aantal verschillen, vaak de spelling en interpunctie betreffende, maar in veel gevallen ook van stilistische en/of inhoudelijke aard. In 1863 is er sprake van een nieuwe uitgave van Typen, zo blijkt uit een brief van Kneppelhout aan Sijthoff. De laatste wilde kennelijk de illustraties van Ver Huell uit de eerste druk daarin opnemen, maar de auteur had zijn bedenkingen: ‘Wat de plaatjes betreft, we hebben er vroeger reeds over gesproken; ik vind ze niet mooi en ze zyn niet compleet. Is het uw wensch, dat ze by de nieuwe uitgave weder ter koop zullen aangeboden worden op de wyze zoo als uw plan is, ik mag er my niet tegen verzetten, maar ik vrees, dat de teekenaar er tegen zal zyn, en buiten dezen om zou ik niet gelooven, dat het beleefd zou zyn te handelen.’Ga naar eind14. Ver Huell voelde inderdaad weinig voor het plan: ‘Hoogst dankbaar zoude ik er voor wezen, indien deze verouderde prentjes in de vergetelheid waarin de regtvaardige Tijd ze gedompeld heeft, konden blijven berusten. Het is echter maar een pium votum, een beleefd verzoek - meer niet - ik weet dit te goed.’Ga naar eind15. Sijthoff stelde Kneppelhout van Ver Huells reactie op de hoogte; deze kwam met een tussenvoorstel: ‘Uit het briefje van den Hr Ver Huell blykt genoeg, dat hem de nieuwe uitgave der prentjes niet aangenaam zou zyn, hoewel, gelyk hy 't ook schryft, hy 't niet verbieden kan. Uit uw schryven aan my, waaruit blykt, dat u desniettegenstaande verlangt voort te gaan, moet ik besluiten, dat u Zyn W. Gestr. deze vraag eenvoudig als eene formaliteit heeft gedaan. Ik zou den Hr Ver Huell nu liever als eene beleefdheid permissie vragen de prentjes door Bos, die uit nevensgaand staal bewyst het allerliefst te zullen doen, te laten moderniseren en voor zoover het Studenten-leven betreft completeren. Ofschoon dit natuurlyk geld zal kosten, stel ik my van die speculatie wel | |
[pagina 203]
| |
Titelpagina van de titeluitgave (1863) van de tweede druk van Studenten-typen (privé-exemplaar).
iets goeds voor. Maar laat er ons eerst nog eens over praten. U zou immers na de groote vacantie de 3 dln. Stud. werken afzonderlyk verkrygbaar stellen?’Ga naar eind16.
Leidsch Dagblad 15 april 1868 (foto ub Leiden).
Leidsch Dagblad 24 november 1868 (foto ub Leiden).
De uitgave van Typen en Leven ging wel door, maar bevatte geen illustraties, noch van Ver Huell, noch van de genoemde Bos, die verderop nog ter sprake zal komen. Volgens plan verscheen er een titeluitgave van Typen en van Leven, gemaakt van het zetsel van de Geschriften (1860-1861), maar met nieuwe titelpagina's, voorzien van het jaartal ‘1863’.Ga naar eind17. Vijf jaar later bevatte het Leidsch Dagblad enkele opvallende advertenties voor een ‘nieuwe geïllustreerde uitgave’ van de Studenten-typen, ‘in Engelschen prachtband’, èn voor een uitgave van Typen en Leven samen, ‘met platen’ en ‘gebonden in linnen prachtband’.Ga naar eind18. De verzamelband kostte f 7,30, de prijs van Typen afzonderlijk is niet bekend. Het blijkt te gaan om een nieuwe titeluitgave van de druk uit 1860-1861, dus met identiek binnenwerk, met net als in 1863 alleen een nieuwe titelpagina, ditmaal met de vermelding ‘1868’.Ga naar eind19. De nieuwe uitgave van Typen bevatte twaalf afbeeldingen, bij elk hoofdstuk één, alle ongesigneerd. Wie ze gemaakt heeft, is niet geheel duidelijk. Een houvast biedt het feit dat een aantal van de afbeeldingen opmerkelijke overeenkomsten vertoont met de afbeeldingen in de vierde druk (1884), volgens Sijthoffs biograaf Van der Meulen | |
[pagina 204]
| |
‘geheel nieuwe lithografische prenten, door G.J. Bos geteekend’.Ga naar eind20. Ook in de hiervoor aangehaalde brief van Kneppelhout van 16 juli 1863 wordt de naam Bos genoemd, evenwel zonder initialen. Er waren namelijk twee broers, Gerardus Johannes (1825-1898) en Christiaan (1835-1918) Bos, beiden tekenaar en lithograaf te Leiden.
Illustratie O. Veralby bij ‘De liefhebbers’, eerste druk 1841; sgn. 28 l 35 (collectie en foto kb, Den Haag).
Illustratie G.J./Chr. Bos bij ‘De liefhebbers’, titeluitgave tweede druk 1868; sgn. 866 c 38 (collectie en foto kb, Den Haag).
Of ook Christiaan, zoals wel meer gebeurde, een aandeel heeft gehad in de illustraties bij de Schetsen en waaruit zijn aandeel precies heeft bestaan, valt waarschijnlijk niet meer vast te stellen. Duidelijk is wel dat de tekenaar, hoewel hij zich een enkele maal had laten inspireren door de prenten van Ver Huell, in de meeste gevallen zijn eigen weg volgde door andere scènes en/of locaties uit te beelden. Ver Huell tekende de student-auteur bijvoorbeeld op zijn kamer, voorlezend aan een inmiddels in slaap gevallen medestudent. Bos sloot direct aan bij de tekst en tekende de student-auteur, verdiept in zijn lectuur, op de studentensociëteit Minerva. Vertoonde de scène wel overeenkomsten, zoals bij ‘De liefhebbers’, dan was er een duidelijk verschil in uitvoering. Met de uitgave-1868 bracht Sijthoff een kostbare en prestigieuze editie op de markt, naast de eenvoudiger uitgaven uit 1860 en 1863. Hij stelde het boek ook in twee uitvoeringen beschikbaar: Typen alleen, voor lezers die Leven al bezaten of niet wilden hebben en Typen en Leven in één band voor kopers die de Studentenschetsen in één keer wilden aanschaffen. Deze diversificatie in uitvoering is een fraai staaltje van negentiende-eeuwse uitgeverspolitiek, gericht op het verkopen van zoveel mogelijk exemplaren, aan meer en aan minder draagkrachtige lezers. De laatste groep kon de werken van Klikspaan nog voordeliger bij de second-handhandelaars Gebr. E. en M. Cohen kopen; blijkens een exemplaar van het tweede deel van de tweede druk van Leven met het imprint ‘Arnhem - Nijmegen. Gebr. E. & M. Cohen’ heeft Sijthoff een deel van de oplage verramsjt.Ga naar eind21. | |
Derde druk Studenten-typen (1872)Eind 1871 waren er, zoals hiervoor al bleek, plannen voor een nieuwe druk van de Studentenschetsen. Sijthoff had Kneppelhout gevraagd zijn werk te herzien; deze voldeed graag aan dat verzoek en vroeg Sijthoff hem een exemplaar met wit papier doorschoten toe te sturen, waarop hij zijn wijzigingen zou kunnen aanbrengen. Over de aard van die wijzigingen schreef hij het volgende: ‘Zullen mogelyk hier en daar enkele byvoegingen geschieden, zal ik mogelyk verzoeken [proberen] een nieuw voorbericht te schryven, aan den anderen kant wil ik gaarne aan uw verzoek voldoen en bekortingen maken. Die bekortingen stel ik my voor, dat nog al aanzienlyk kunnen zyn. Als ik alles doe wegvallen, dat van pamphletairen aard en dus voorbygaande was, zal, geloof ik, het werk als afgerond kunstproduct er niet anders dan by kunnen winnen. Gelief my dus het exemplaar spoedig toe te zenden. [...] Tot eene onveranderde editie, aan de 1e gelyk zou ik niet kunnen besluiten.’Ga naar eind22. In het najaar van 1872 kwam de nieuwe druk van Typen uit. Deze vertoont een groot aantal verschillen ten opzichte van de tweede, maar anders dan het citaat hierboven doet verwachten, betreft het voornamelijk wijzigingen in de spelling en interpunctie, aangevuld met slechts enkele | |
[pagina 205]
| |
stilistische varianten. Ook in de herdruk van Leven, waarin veel meer kritische en vaak tijdgebonden beschouwingen over de Leidse universiteit voorkomen dan in Typen, beperken de ingrepen zich in het algemeen tot stilistica, spelling en interpunctie. Een nieuw voorbericht kwam er evenmin van; het uitvoerige voorwerk (‘Voorbericht’, ‘Inleiding’ en ‘Voorspel’) werd nagenoeg ongewijzigd overgenomen uit de tweede druk. Wellicht is Kneppelhout aan ingrijpende veranderingen niet toegekomen wegens zijn reis naar Italië in de maanden februari-juni 1872, waarvan in dezelfde brief sprake is. Ook is het niet uitgesloten dat hij, vanwege diezelfde reis, de modernisering van de spelling - de eerste en tweede druk zijn overwegend in de spelling-Siegenbeek geschreven, de derde vertoont een duidelijk streven naar de spelling van De Vries en Te Winkel - heeft toevertrouwd aan Sijthoffs vaste corrector.Ga naar eind23. De derde druk van Typen verscheen in drie uitvoeringen. De ‘goedkoope uitgaaf’ kostte f 1,40 (ingenaaid) of f 1,90 (gebonden).Ga naar eind24. Daarnaast was er een geïllustreerde uitgave, ‘in Engelschen prachtband’; de prijs hiervan is niet bekend.Ga naar eind25. Ten slotte waren Typen en Leven samen in één band te koop voor f 4,90.Ga naar eind26. De oplage van de derde druk bedroeg 4000 exemplaren.Ga naar eind27. Het aantal illustraties was teruggebracht van twaalf naar acht; ook ditmaal waren ze ongesigneerd. Twee prenten laten, met kleine verschillen in uitvoering, dezelfde scène zien als de editie-1868. Drie
A.W. Sijthoff. Heliogravure, ongedateerd, sgn. graf 50 (collectie bkvb, Amsterdam).
tekeningen visualiseren dezelfde scène, maar wijken qua uitbeelding sterk af. De resterende drie afbeeldingen vertonen geen enkele overeenkomst met de uitgave 1868, niet in de keuze van de scène en dus ook niet in de uitvoering. Ze zijn alle acht ongewijzigd overgenomen in de vierde druk (1884) en moeten dus, wanneer de informatie
Illustratie G.J./Chr. Bos bij ‘De liefhebbers’, derde druk 1872; sgn. b 6031 (collectie en foto pb Friesland).
van Van der Meulen correct is, worden toegeschreven aan G.J. Bos. Sijthoff was een innovatief uitgever, die de ontwikkelingen op het gebied van zetten en drukken scherp in de gaten hield. Mede door zijn toedoen werd de snelpers in Nederland in korte tijd een succes. In 1868 stonden er in zijn eigen drukkerij vijf snelpersen, die een veel hogere produktie haalden dan de oude houten of ijzeren handpers.Ga naar eind28. Het wekt dan ook verwondering dat er in de derde druk, die ongetwijfeld op zo'n snelpers is gedrukt, twee persvarianten voorkomen, te meer daar ze inhoudelijk niet zeer ingrijpend zijn. Tijdens het drukken heeft men de pers stilgelegd om op p. 31 twee keer (r. 7 en r. 16) het woord ‘nooit’ te vervangen door het synoniem ‘nimmer’.Ga naar eind29. Het zetsel is verder volkomen identiek. Dat er eerst ‘nooit’ gestaan moet hebben, is wel zeker; Kneppelhout heeft tussen de tweede en de derde druk ‘nooit’ steeds vervangen door het in onze ogen plechtstatiger ‘nimmer’. Gezien de gang van zaken bij de tweede druk is het niet uitgesloten dat Sijthoff ook bij de derde druk een of meer titeluitgaven heeft laten verschijnen. Bewijsexemplaren zijn er onder de twintig onderzochte exemplaren van de derde druk van Typen niet gevonden, aanwijzingen zijn er wel. Zo bestaat er een exemplaar van het eerste deel | |
[pagina 206]
| |
Studenten-typen 1872, met in r. 7 en r. 16 ‘nooit’, sgn. 3175 c 67 (collectie kb, Den Haag).
van Leven, gemaakt van het zetsel van de derde druk (1873), maar met het jaartal ‘1874’ op de titelpagina.Ga naar eind30. Extrapolerend kan men veronderstellen dat er in ieder geval van het tweede deel van Leven, maar mogelijk ook van Typen een dergelijke uitgave moet hebben bestaan. Raadselachtig is ook het volgende geval. Zowel in de fondscatalogus 1850-1885 van Sijthoff, als in Brinkman's Catalogus, als in de Bouwstoffen van Kruseman is er sprake van een nieuwe, geïllustreerde uitgave van Typen uit 1876, voor de prijs van f 1,90.Ga naar eind31. Mogelijk gaat het om een repeterende fout, voortkomend uit bijvoorbeeld onjuiste informatie van de uitgeverij. Het volgende brieffragment, afkomstig uit een brief van 10 maart 1932 van de uitgever aan de directeur van het Rijksprentenkabinet, wijst echter in een andere richting: ‘In verband met het opzoeken der oude uitgaven is de beantwoording van Uw briefkaart [...] een paar dagen vertraagd. Wij deelen U dan hierdoor mede, dat de 3e druk, van Klikspaan, Studententypen in 1872 zònder platen en in 1876 mèt platen uitgekomen is.’Ga naar eind32. Geheel juist is deze informatie niet; er zijn, zoals hierboven bleek, in 1872 ook geïllustreerde exemplaren van de Typen verschenen. De formulering ‘het opzoeken der oude uitgaven’ maakt het echter aannemelijk dat de briefschrijver daadwerkelijk een geïllustreerd exemplaar uit 1876 onder ogen heeft gehad. Ook de facsimile-uitgave van Typen uit 1971, volgens het colofon ‘vervaardigd naar de “derde druk” die in het jaar 1876 bij A.W. Sijthoff te Leiden verscheen’, wijst in die richting.Ga naar eind33. Het zetsel van het gefotografeerde exemplaar is identiek aan dat van de derde druk uit 1872. Helaas is de titelpagina verknipt, waardoor het oorspronkelijke impressum (met daarin mogelijk de aanduiding ‘1876’) is weggevallen. Alleen door nog meer exemplaren van de derde druk te onderzoeken kan worden vastgesteld of de uitgaven-1874 en -1876 werkelijk bestaan of dat het spookuitgaven betreft. De uitbreiding zal moeten komen van exemplaren van antiquariaten en van verzamelaars. De kans dat daar zo'n exemplaar bij is, is niet denkbeeldig. Bibliotheken kopen in het algemeen eerste drukken en eventueel officiële herdrukken. De minder opvallende dubbeldrukken en titeluitgaven, die vaak ook niet via de officiële kanalen bekend gemaakt worden, zullen daarom vooral in het particuliere circuit voorkomen. | |
Vierde druk Studenten-typen (1884)Najaar 1884 verscheen er een nieuwe druk: Typen en Leven in één band, met illustraties, voor de prijs van f 2,90.Ga naar eind34. Kneppelhout had ditmaal wegens zijn slechte gezondheid niet zelf de proeven gecorrigeerd, zo blijkt uit het volgende brieffragment: ‘Ik bedank u zeer voor de toezending van de studententijpen, die ik zeer netjes vind. Vooral de band. Ook vind ik de druk niet zoo klein, als ik verwachtte dat zij zijn zou en naar ik vernomen had. Ik hoop, als ik te Leiden kom, er U nader dank voor te zeggen, maar hiervoor bestaat voor eerst weinig kans, want ik ben sedert eenigen tijd erg in de lappenmand. Vooral in de laatste dagen heb ik veel last van duizeligheid, die ik voor beroerte houd.’Ga naar eind35. Toch is het niet ondenkbaar dat hij ook dit keer betrokken is geweest bij de herziening van zijn werk. De wijzigingen tussen de derde | |
[pagina 207]
| |
en de vierde druk zijn weliswaar gering in aantal en betreffen vrijwel uitsluitend spelling en interpunctie, maar er zijn ook enkele inhoudelijke varianten. Zo veranderde in het derde hoofdstuk ‘De klaplooper’ ‘bureau’ twee maal in ‘bureel’, ‘nooit’ twee maal in ‘nimmer’, werd ‘hun’ tot ‘hem’ en ‘dan’ tot ‘dus’. Na een jaar kwam Typen los op de markt. De uitgave, die werd aangekondigd in het Nieuwsblad voor den Boekhandel van 15 september 1885, was vervaardigd van het zetsel van de vierde druk en had ook de illustraties daaruit overgenomen. De titelpagina - zonder jaartal - was opnieuw gemaakt; de prijs was een gulden.Ga naar eind36. Mogelijk heeft Kneppelhout het boek nog onder ogen gehad; op 8 november 1885 zou hij overlijden. | |
Ten slotteZoals zo vaak vormt ook de drukgeschiedenis van Klikspaans Studenten-typen een kaart met vele witte plekken. Het vermoeden dat die geschiedenis gecompliceerder is dan op het eerste gezicht lijkt, bleek juist. Binnen het stramien van de vier drukken uit 1841, 1860, 1872 en 1884 komen dubbeldrukken, titeluitgaven en zelfs persvarianten voor. Bovendien zijn de drukken en uitgaven in verschillende uitvoeringen aangeboden: ingenaaid en gebonden, met en zonder illustraties, los en in combinatie met Studentenleven. Niet alles kon worden onderzocht. Een duidelijke grens was bijvoorbeeld de dood van Kneppelhout; postume drukken zijn niet in het onderzoek betrokken. Ook is er geen volledige subjectieve en objectieve bibliografie van Kneppelhouts oeuvre vervaardigd en evenmin zijn de verschillende banden van de Schetsen beschreven of zijn Sijthoffs distributie-strategieën via de tweedehandshandel nader onderzocht. Witte plekken waar vasthoudendheid geboden is, zijn er uiteraard ook. Hoewel er van de eerste druk van Typen relatief veel exemplaren zijn gecollationeerd - 30, tegenover zestien van de eerste druk van Leven - zal het aantal worden uitgebreid, omdat de kans groot is dat er van meer afleveringen een dubbeldruk bestaat dan we nu weten. Ook het onderzoek naar de derde druk is nog niet afgesloten zolang de veronderstelde titeluitgaven uit 1874 en 1876 niet zijn gevonden.Ga naar eind37. Kortom: een editeur moet, geleid door de specifieke overleveringssituatie van een tekst, zoeken naar wegen om een zo compleet mogelijk beeld te geven van die overlevering.
Studenten-typen 1872, met in r. 7 en r. 16 ‘nimmer’, sgn b 6031 (collectie pb Friesland).
Daarbij zal hij ook het terrein van andere specialismen als de bibliografie en de boekwetenschap betreden - vakgebieden waarvan iedere editeur op de hoogte dient te zijn om vervolgens op goede gronden via zijn eigen weg zijn eigen doel te bereiken. Omgekeerd zullen bibliograaf en boekhistoricus voor hun onderzoek weer kunnen putten uit de gegevens die in edities liggen opgeslagen. | |
[pagina 208]
| |
J. Kneppelhout/Klikspaan als student. Foto van A. Dingjan naar een schilderij van J.L. Cornet (collectie en foto nlmd, Den Haag).
|
|