De Bloemendaler minnezangster
(ca. 1875)–Anoniem Bloemendaler minnezangster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
Dit is een loffelijk gebruik
Bij 't treden in de huw'lijksfuik.
Men zou slechts daarom trouwen? b.
Maar heeft men 't eeten in zijn lijf,
En zit men als een stok zoo stijf
Dan is 't geen Bruiloft houëen b.
Het is om te eten niet alleen,
Dat vriend en maagschap komt bijeen,
Als jonge lieden trouwen; b.
Neen, niet genoeg is 't dat men schranst
Er dient gezongen en gedanst,
Dat is eerst Bruiloft houën. b.
Men zing' dus lustig in het rond,
En ligd de beenen van den grond,
Wanneer er lieden trouwen; b.
Hij heeft, die, onder dit gewoel,
Stil zitten blijft op zijnen stoel,
Het pootje of is verkouwën b.
Wel, bruidegom! al zegt zij niets,
Wij weten, 't is ook uw advies,
Het zingen voegt bij 't trouwen; b
Wij weten gij verlangt naar bed,
Dan hebt gij zaam een grooter pret,
Dan wij, die bruiloft houën.
't Staat zeker ook de Bruid wel aan,
Dat ze ons verheugd ten rei ziet gaan,
Bij 't vieren van haar trouwen; b.
Doch 't wordt misschien een weinig laat,
Voor die graag vroeg naar bed toe gaat
Dat komt van 't Bruiloft houën. b.
Maar, vrienden, inderdaad ik vrees,
Wij zingen onze keelen heesch,
En dat zou ons berouwen, bis.
| |
[pagina 10]
| |
Men breng' de glazen aan den mond,
En drink' ze leeg tot op den grond,
Dat hoort bij 't Bruiloft houën. bis.
Uw Welzijn, Bruidegom en Bruid!
Ons liedje is met ons glaasje uit,
Vivat uw beider trouwen!
Ligt dat we ook nog als deze keer,
Na vijf-en twintig jaren weer
Hier Zilv'ren Bruiloft houën. bis.
|
|